Brief regering : Appreciatie REPowerEU
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3438
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2022
De inval in Oekraïne door de Russische Federatie maakt duidelijk dat de EU haar afhankelijkheid
                  van fossiele brandstoffen uit Rusland zo snel mogelijk moet afbouwen. Het is niet
                  acceptabel dat Rusland onze afhankelijkheid van EU energie-importen kan inzetten als
                  pressiemiddel tegen de EU, en dat zij de opbrengsten uit energie-importen kan inzetten
                  om de oorlog in Oekraïne te financieren. Bovendien draagt de oorlog, en de daarbij
                  horende onzekerheid, bij aan het voortduren van de hoge energieprijzen. Om deze redenen
                  heeft de Europese Raad op 25 maart de Europese Commissie (hierna: Commissie) gevraagd
                  een uitgebreid REPowerEU plan te ontwikkelen.
               
Op 18 mei heeft de Commissie het REPowerEU plan gepubliceerd, met als doel de afhankelijkheid
                  van Russische fossiele energiebronnen zo snel mogelijk af te bouwen door de transitie
                  naar schone energie te versnellen en de krachten te bundelen om een veerkrachtiger
                  energiesysteem tot stand te brengen. Meer hernieuwbare energie en energie besparing
                  kunnen bovendien bijdragen aan het sneller behalen van de bestaande klimaatdoelen.
               
De mededeling vanuit de Commissie bevat langs vijf actielijnen maatregelen, om:
1) energie te besparen;
2) het aanbod te diversifiëren;
3) fossiele brandstoffen op korte termijn te vervangen door de transitie naar schone
                           energie in Europa te versnellen;
                        
4) investeringen en hervormingen slim te combineren;
5) paraatheid te versterken in geval van verstoring van de energievoorziening.
Deze actielijnen worden in de mededeling op hoofdlijnen beschreven en zijn daarnaast
                  verder uitgewerkt in een aantal onderliggende documenten en in voorstellen voor aanpassing
                  van EU-verordeningen, richtlijnen en besluiten1. Naast de documenten die formeel onderdeel zijn van het REPowerEU plan, legt de Commissie
                  ook twee gedelegeerde handelingen over waterstof ter consultatie aan de lidstaten
                  voor. Daarnaast heeft ze de mededeling «Short-Term Energy Market Interventions and Long Term Improvements to the Electricity
                     Market Design – a course for action» uitgebracht, waarin enerzijds korte termijn acties om in te grijpen in de energiemarkten
                  en de markt voor CO2 emissierechten worden voorgesteld en anderzijds lange termijn aanpassingen aan de
                  elektriciteitsmarkt.
               
In deze brief reageert het Kabinet op het REpowerEU-pakket en de mededeling over marktinterventies.
                  De beoordeling gaat vanwege de snelle besluitvorming in Brussel via deze kamerbrief
                  in plaats van via het BNC-traject. Over de EU Solar Strategy en de EU External Energy Relations Strategy, die tevens behoren tot het REPowerEU Plan, ontvangt u een regulier BNC fiche waarin
                  beschrijvingen en beoordelingen te vinden zijn.
               
Deze brief bestaat uit drie onderdelen: 1) een beschrijving en beoordeling van de
                  REPowerEU mededeling en onderliggende plannen; 2) een beschrijving en beoordeling
                  van de mededeling over energiemarktinterventies en 3) een beschrijving en beoordeling
                  van de REPowerEU mededeling aan de hand van de BNC-criteria, zoals proportionaliteit
                  en subsidiariteit2.
               
Deel 1: het REPowerEU plan
De ambitie onafhankelijk te worden van Russische fossiele energiebronnen in het REPowerEU
                  plan kan op veel steun van dit kabinet rekenen. Nederland hoort bij een ambitieuze
                  kopgroep die wil inzetten op vergrote inzet van energiebesparing en hernieuwbare energie.
                  Het kabinet vindt dat dit plan daar goede handvatten voor biedt. In de nadere uitwerking
                  van het REPowerEU plan zal het kabinet goed kijken naar de uitvoerbaarheid en haalbaarheid
                  van de verhoogde doelen en de manier waarop de plannen gefinancierd worden. Het kabinet
                  is geen voorstander van het instellen van nieuwe fondsen, als het gefinancierd kan
                  worden met inzet van bestaande middelen.
               
Actielijn 1: Energiebesparing
Beschrijving voorstel
Volgens de Commissie is energiebesparing de snelste en goedkoopste manier om de huidige
                  energiecrisis aan te pakken. Het leidt zowel tot lagere energierekeningen als tot
                  vermindering van de noodzaak tot invoer van Russische fossiele brandstoffen. Energiebesparing
                  zorgt er daarnaast voor dat de Europese energievoorraden langer meegaan, terwijl investeringen
                  kunnen worden uitgerold die bijdragen aan het verder terugdringen van de afhankelijkheid.
                  Om energiebesparing te bevorderen, stelt de Commissie voor om de Energy Efficiency
                  Directive (hierna: EED) aan te passen en het EU-bindende doel voor energie-efficiëntie
                  te verhogen van 9% naar 13%. Tot slot zet de Europese Commissie in de EU Save Energy
                  mededeling acties uiteen die ten eerste gericht zijn op structurele veranderingen
                  door energiebesparingsmaatregelen en ten tweede op onmiddellijke energiebesparing
                  door (vrijwillige) gedragsverandering van burgers. De Commissie oppert daarin enkele
                  middelen zoals het inzetten van informatiecampagnes (toegespitst op diverse bevolkingsgroepen)
                  en het promoten van energie-efficiënte apparaten. Lidstaten worden gevraagd uiterlijk
                  op 1 juli aanstaande verslag uit te brengen over de maatregelen die zij hebben genomen
                  om de vraag op korte termijn te verminderen.
               
Om structurele veranderingen te bevorderen roept de Commissie het Europees Parlement
                  en de lidstaten op om in het EPBD een subsidieverbod voor stand alone fossiele brandstofinstallaties in 2025 al in te voeren, aanvullende energieprestatievereisten
                  voor bestaande bouw in te voeren en de nieuwe emissievrije standaard voor nieuwbouw
                  te vervroegen. Daarnaast wil de Commissie meer werk maken van energie-audits en meer
                  tempo te maken met verduurzaming van mobiliteit.
               
Appreciatie voorstel
Het kabinet erkent, net als de Commissie, de urgentie om de importafhankelijkheid
                  van fossiele brandstoffen zo snel mogelijk af te bouwen. Daarbij passen verhoogde
                  ambities voor de omvang en versnelling van de inzet op hernieuwbare energie en energiebesparing.
                  Het kabinet staat daarom positief ten opzichte van het ophogen van het bindende EU-doel
                  voor energie-efficiëntie van 9% (conform het Ff55-voorstel) naar 13%. Voordat het
                  kabinet een definitieve appreciatie kan geven is het echter noodzakelijk om de uitvoer-
                  en haalbaarheid te toetsen en om nader te beoordelen wat dit zou betekenen voor Nederland.
               
Daarnaast speelt voor de uiteindelijke beoordeling van het kabinet mee hoe dit Commissievoorstel
                  voor ophoging van de RED- en EED-doelen (zie actielijn 3) in de Raad behandeld zal
                  worden. Het kabinet zet zich bij de Fit-for-55%-onderhandelingen tot nu toe sterk
                  in voor een snelle afronding van de RED- en EED-onderhandelingen, en streeft ernaar
                  om in de Energieraad van 27 juni aanstaande een algemene oriëntatie vast te stellen
                  (dat wil zeggen een gezamenlijk standpunt van de lidstaten). Het kabinet acht het
                  van groot belang dat de onderhandelingen over de Fit-for55% -voorstellen geen vertraging
                  oplopen door nieuwe discussies over de additionele commissievoorstellen ten aanzien
                  van het REPowerEU Plan. Het Franse voorzitterschap van de Europese Raad heeft aangekondigd
                  dat de voorstellen tot ophoging van de doelen niet worden meegenomen in de algemene
                  oriëntatie. De Commissie lijkt hiermee akkoord te gaan. Daarmee ligt het voor de hand
                  de additionele voorstellen te betrekken bij de triloogfase.
               
Ten aanzien van de voorgestelde wijzigingen in het EPBD voorstel biedt het BNC-fiche
                  van januari jl.3 de basis voor het kabinetsstandpunt. Dit betekent dat het kabinet voorstander is
                  van het vervroegen van het subsidieverbod op stand alone fossiele brandstofinstallaties per 2025. Ook verwelkomt het kabinet de aangekondigde
                  normering om deze installaties in nieuwbouw en in bestaande bouw op vervangingsmomenten
                  uit te faseren. Dit past goed bij het coalitieakkoord waarin normering om hybride
                  warmtepompen te stimuleren wordt aangekondigd. Een EU-brede aanpak, zoals deze vorm
                  van normering, zorgt voor een gelijker speelveld in de EU, waardoor weglekeffecten
                  worden beperkt.Ten aanzien van aanvullende minimale energieprestatievereisten voor
                  bestaande bouw is het kabinet terughoudend. Het kabinet acht het niet aan de Commissie
                  in deze fase hierop detailregelgeving te formuleren. In lijn met de Nederlandse reserves
                  over de proportionaliteit van het EPBD-voorstel vindt het kabinet het belangrijk dat
                  lidstaten voldoende flexibiliteit behouden om zelf invulling te kunnen geven aan minimumeisen,
                  zodat deze passen bij de nationale situatie. Het kabinet zal dit aan de orde stellen
                  bij de Commissie. Tot slot heeft het kabinet begrip voor de voorgestelde vervroeging
                  van de nieuwbouwstandaard. Het is voor het kabinet echter nog onduidelijk wat de Commissie
                  precies beoogt met de vervroeging qua datum en wat hiervan de gevolgen zijn voor de
                  markt. Het kabinet vindt het belangrijk dat er voldoende tijd is voor de markt om
                  zich voor te bereiden op de nieuwe standaard. Hierover is dus meer duidelijkheid nodig
                  om vervolgens te kunnen bepalen of de voorgestelde vervroeging haalbaar is. Het kabinet
                  zal om verduidelijking vragen bij de Commissie en vervolgens marktpartijen consulteren.
                  Het kabinet staat positief tegenover de voorgestelde maatregelen om duurzaam vervoer
                  te stimuleren, waaronder het bevorderen van elektrisch rijden en actieve mobiliteit
                  (fietsen en lopen).
               
In algemene zin is het kabinet positief over het REPowerEU Save-Energy plan. Het kabinet
                  onderschrijft de prioriteit voor energiebesparing- en efficiëntie en zet zich nationaal
                  en Europees in voor ambitieuze doelen. Het kabinet deelt daarnaast de ambitie van
                  de Commissie om zowel in te zetten op gedragsverandering op de korte termijn als op
                  ambitieuze standaarden, labels en wet- en regelgeving op de midden- en lange termijn.
                  Het kabinet heeft recent dan ook een communicatiecampagne («Zet ook de knop om») en
                  het Nationaal Isolatie Programma opgezet om gedragsverandering te stimuleren. Meer
                  inzet op wet- en regelgeving pleegt het kabinet door de doelgroep van de energiebesparingsplicht
                  uit te breiden en extra middelen beschikbaar te stellen voor toezicht en handhaving
                  om structurele besparing te realiseren.
               
Voor de inzet van het kabinet met betrekking tot de Mededeling duurzame producten
                  de norm maken en de Kaderverordening Ecodesign voor duurzame productenverwijs ik u
                  graag naar het fiche dat uw kamer op 13 mei jl. daarover heeft ontvangen4.
               
Actielijn 2: diversificatie van de invoer van energie
Beschrijving voorstel
De tweede pijler van het REPowerEU plan is gericht op de diversificatie van energie-import.
                  De Commissie meldt dat het met het mandaat van de Europese Raad van 25 maart een EU-Energieplatform
                  heeft opgericht voor de vrijwillige gemeenschappelijke aankoop van gas, LNG en waterstof.
                  Dit platform ondersteunt de (vrijwillige) gemeenschappelijke aankoop van aardgas door
                  vraag te aggregeren, transparant en optimaal gebruik van infrastructuur te faciliteren,
                  en door toenadering te zoeken tot internationale partners om lange termijnsamenwerkingsverbanden
                  aan te gaan gericht op overeenkomsten ter ondersteuning van aankoop van gas, waterstof
                  en projecten op het gebied van schone energie.
               
De volgende stap, stelt de Commissie, betreft de opzet van een vrijwillig gezamenlijk
                  aankoopmechanisme dat zal werken met regionale taakgroepen die de behoeften en diversificatie
                  van de voorzieningsopties in kaart zullen brengen en contractuele kwesties zullen
                  coördineren. Een adviesgroep zal het platform informeren over onderwerpen zoals LNG-handel,
                  financiering, hedging en andere elementen in de waardeketen.
               
Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad staat het EU-Energieplatform open
                  voor de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap (Westelijke Balkan, Oekraïne,
                  Moldavië, Georgië)5. In het bijzonder ten aanzien van Oekraïne en Moldavië stelt de Commissie dat wordt
                  gewerkt aan interconnectie van beide landen met het elektriciteitsnet van de EU.
               
De Commissie heeft daarbij de ambitie internationale partners lange termijnperspectief
                  te bieden met wederzijds voordelige samenwerking, door integratie van gasdiversificatie
                  met onder meer methaanemissiereductie-strategieën, ontwikkeling en handel op het gebied
                  van waterstof en hernieuwbare energie. In de strategie voor Externe Betrokkenheid
                  op het Gebied van Energie werkt de Commissie deze acties verder uit.
               
Appreciatie voorstel
Voor het kabinet is het van belang dat de inzet van het EU Energy Platform op vrijwillige
                  basis geschiedt en dat deze aggregatie van de vraag niet marktverstorend werkt. Een
                  dergelijke impactanalyse dient ook te worden gemaakt voor het «joint purchasing mechanism».
               
Het kabinet kan zich vinden in de benadering van de Commissie om in haar contacten
                  met internationale partners te streven naar samenwerking die voor beide partijen voordelig
                  is, lock-ins voorkomt, en bijdraagt aan de energietransitie. Een verdere appreciatie
                  van de strategie voor Externe Energiebetrekkingen ontvangt u middels een separaat
                  BNC fiche.
               
Actielijn 3: versnelling van de transitie
Als eerste maatregel met het oog op de versnelling stelt de Commissie voor het EU-bindende
                  RED doel voor het aandeel hernieuwbare energie in 2030 op te hogen van 40% naar 45%.
                  De Commissie doet daarbij ook een oproep aan lidstaten en aan het Europees Parlement
                  om een aantal van de sectordoelen in de RED verder op te hogen, in het bijzonder de
                  subdoelen voor 2030 voor de inzet van hernieuwbare waterstof in de industrie (van
                  50% naar 75%) en in de transportsector (van 2,6% naar 5%).
               
Met het oog op de hoge urgentie van de energietransitie stelt de Commissie aanpassingen
                  aan de RED voor om de procedure voor vergunningverlening voor nieuwe hernieuwbare
                  energie-installaties in EU-lidstaten te versoepelen en te versnellen. De Commissie
                  doet daarom voorstellen tot versnelling van de besluitvorming, met behoud van de bescherming
                  van natuur en milieu. Dit betreft met name bepalingen over het aanwijzen van een plan
                  of plannen waarin bepaalde gebieden voor hernieuwbare energie-projecten (renewables go-to areas) worden aangegeven, waarin vergunningsverlening voor energieprojecten gestroomlijnd
                  en versneld kan worden en door het aanmerken van energie als overstijgend publiek
                  belang (overriding public interest). Als het plan of de plannen aan bepaalde voorwaarden voldoen (zoals het opstellen
                  van een milieueffectrapport bij dat plan), is voor een aangewezen project in een renewables
                  go-to area is geen milieueffectrapport nodig. In alle andere gevallen, dus in ieder
                  geval buiten de renewables go-to areas, blijft een milieueffectrapport nodig voor de vergunningverlening. Daarnaast worden
                  wijzigingen voorgesteld over de toetsingswijze van ecologische impact bij projecten
                  in het kader van de energietransitie buiten Natura2000, mits significante negatieve
                  effecten kunnen worden uitgesloten.
               
Op het gebied van warmtepompen stelt de Europese Commissie dat de EU moet streven
                  naar 10 miljoen installaties in de komende 5 jaar. Om dit te ondersteunen zal de Commissie
                  werken aan het aanpassen van energie-labels, en noemt zij 2029 als einddatum voor
                  het op de markt brengen van verwarmingssystemen (mono CV-ketels) die nog alleen op
                  fossiele brandstoffen draaien.
               
De Commissie wijst ook op de bijdrage die biomethaan kan leveren aan het terugdringen
                  van de behoefte voor invoer van Russisch gas. In de eerste aankondiging van REPowerEU
                  op 8 maart heeft de Commissie al het doel gesteld om in 2030 35 miljard kubieke meter
                  (bcm) biomethaan te produceren. In het actieplan Biomethaan werkt de Commissie verder uit hoe de belangrijkste belemmeringen voor grotere duurzame
                  productie en gebruik van biomethaan kunnen worden weggenomen en integratie in de interne
                  gasmarkt kan worden bevorderd. Deze acties zijn onder meer gericht op het ontwikkelen
                  van een pan-Europees publiek-privaat partnerschap om groen gas te stimuleren en benoemt
                  de Commissie de optie om lidstaten nationale groen gas strategieën te laten ontwikkelen.
                  Verder wordt ingezet op versnelde vergunningverlening voor energie-infrastructuur,
                  het verbeteren van de toegang tot het gasnet voor groen gas, innovatie (onder meer
                  vergassing), het mobiliseren en telen van duurzame biogrondstoffen en toegang tot
                  Europese fondsen. Bovendien oppert de Commissie om bij een volgende herziening van
                  de RED een Europese bijmengverplichting voor groen gas te overwegen. De Commissie
                  stelt hierbij dat de nadruk moet liggen op duurzame productie, waarbij biomethaan
                  wordt geproduceerd uit organisch afval van bos- en landbouwresiduen om effecten op
                  landgebruik en voedselzekerheid te voorkomen.
               
Hernieuwbare waterstof zal een belangrijke rol spelen bij het vervangen van fossiele
                  brandstoffen. Volgens de Commissie kan hernieuwbare waterstof in 2030 27 bcm aardgas
                  vervangen. Daarvoor is een flinke verhoging van ambities nodig: een verviervoudiging
                  ten opzichte van het voorstel in het FF55-plan, naar 20 Megaton (10 Megaton productie
                  in de EU, en 10 Megaton import). Naast het verzoek om de bindende waterstofdoelen
                  in de RED te verhogen, streeft ze de beoordeling van de eerste Important Projects of Common European Interest (IPCEI)-projecten rond de zomer af te ronden en wil ze meer samenwerken rondom import
                  onder andere via Green Hydrogen Partnerships met derde landen en via een Hydrogen Import Facility.
               
Om de overstap van de industrie en transportsector naar waterstof en hernieuwbare
                  elektriciteit te stimuleren kondigt de Commissie een aantal maatregelen aan. Voor
                  de industrie kondigt de Commissie een Europees subsidiemechanisme aan, zogeheten carbon contracts for difference via het innovatiefonds. Ze introduceert hernieuwbare energie stroomafnameovereenkomsten
                  (zogenaamde power purchase agreements (PPA)) en een technische adviesfaciliteit om PPA projecten te ondersteunen. Daarnaast
                  verdubbelt de Commissie de financiering vanuit het Innovatiefonds voor 2023 naar 3
                  miljard euro, bestemd voor innovatieve toepassingen op het gebied van waterstof en
                  elektrificatietechnologieën. Door de flink gestegen ETS-prijs zijn de middelen die
                  in het kader van het Innovatiefonds zijn opgehaald hoog uitgevallen, waardoor de Commissie
                  nu 3 miljard kan financieren voor 2023 in plaats van de 1,5 miljard die eerder was
                  voorzien. Op het gebied van transport stelt de Commissie wetgeving te overwegen om
                  het aandeel emissievrije voertuigen in openbare en bedrijfswagenparken te verhogen,
                  in 2023 met een wetgevingsplan te komen voor het vergroenen van het goederenvervoer,
                  en roept zij de medewetgevers op om snel reeds gedane voorstellen (o.a. in het kader
                  van FF55) te behandelen.
               
De Commissie wijst op de rol van vaardigheden, grondstoffen en regelgeving om de RepowerEU-doelstellingen
                  te kunnen verwezenlijken. De Commissie ziet intensivering van onderzoek en innovatie
                  als belangrijke voorwaarde om de REPowerEU doelen te bereiken. Momenteel zijn slechts
                  de helft van de benodigde technologieën voor volledige decarbonisatie gereed voor
                  de markt. De commissie zal onder andere via Horizon Europe extra investeren in de
                  Gemeenschappelijke Onderneming Clean Hydrogen, en het aantal Hydrogen Valleys in 2025
                  verdubbelen, waarbij tevens aandacht is voor de ontwikkeling van vaardigheden voor
                  de waterstofeconomie.
               
De Commissie zal met wetgevingsvoorstellen komen om de levering van kritieke grondstoffen
                  te bevorderen. Ook zal de Commissie samenwerken met industriële partijen op het gebied
                  van waterstof en zonne-energie. Om voldoende gekwalificeerde mensen te hebben zet
                  de Commissie o.a. in op een publiek-privaat grootschalig partnerschap voor vaardigheden.
                  Daarnaast kan via het programma Erasmus+ een bijdrage aan de ontwikkeling van vaardigheden
                  worden geleverd.
               
Appreciatie
Het kabinet steunt de inzet van de Commissie op de opwek en toepassing van hernieuwbare
                  energie om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. Het kabinet
                  heeft daarom een positieve grondhouding tegenover het ophogen van de bindende EU-doelen
                  hernieuwbare energie. Het kabinet onderzoekt nog wel de uitvoerbaar- en haalbaarheid
                  van deze EU-doelen. Een hoger EU-doel voor hernieuwbaar zal namelijk vertaald moeten
                  worden in een hogere nationaal indicatief doel en ongetwijfeld verdere opschaling
                  van het gebruik van hernieuwbare bronnen in de energiesector, de warmte/koude sector,
                  de industrie, transportsector en de gebouwde omgeving vereisten. De Commissie doet
                  ook een oproep aan lidstaten en aan het Europees Parlement om een aantal van de sectordoelen
                  in de RED verder op te hogen, in het bijzonder de subdoelen voor de inzet van hernieuwbare
                  waterstof (RFNBO’s) in de industrie en in de transportsector. Deze subdoelen waren
                  in FF55-plan al zeer ambitieus.6 Mogelijke ophoging van de subdoelen met RFNBO’s in de RED kan voor Nederland grote
                  consequenties hebben. Recent onderzoek van TNO over de doelen liet al zien dat de
                  bestaande targets van 2,6% in transport en 50% in de industrie zeer uitdagend zijn
                  betreft productie (en import). Nader onderzoek van TNO voor transport laat zien dat
                  het zeer uitdagend is om voldoende afzetmarkt te borgen bij een 2,6% RFNBO-doel. Een
                  verdubbeling richting 5% wordt als nagenoeg onhaalbaar gezien. Omdat de binnenlandse
                  waterstofproductie hand in hand moet gaan met extra hernieuwbare elektriciteit zoals
                  offshore wind, neemt dan ook de afhankelijkheid van import toe.
               
Het kabinet deelt de overtuiging dat hernieuwbare waterstof een belangrijke rol speelt
                  in de vervanging van Russisch aardgas. Daarom wil het kabinet graag dat er snel bindende
                  doelen komen onder de RED voor het gebruik van hernieuwbare waterstof in de industrie
                  en de mobiliteit. Het kabinet ziet echter een risico dat de oproep tot verhoging van
                  de waterstofdoelen leidt tot vertraging in de onderhandelingen over het Fit-for-55-plan.
                  Voor het kabinet heeft de snelle afronding van deze onderhandelingen prioriteit.
               
Het kabinet steunt de inzet van de Commissie op het versnellen van hernieuwbare waterstof.
                  Nederland verwelkomt tevens de versnelling van het IPCEI-proces en is zeer benieuwd
                  naar verdere uitwerking van de contracts for difference voor de industrie. Daarnaast steunt het kabinet het voornemen van de Commissie een
                  actieve rol te spelen rond import en internationale samenwerking. Het is wel van belang
                  dat deze voornemens snel concreet worden.
               
Het kabinet staat ook in beginsel positief tegenover de ambities van de Commissie
                  om energiebesparingen te verrichten in de transportsector en de transitie naar zero-emissie
                  voertuigen te versnellen. Het kabinet ziet de aangekondigde wetgevende voorstellen
                  in dit kader dan ook graag tegemoet, om deze nader te beoordelen.
               
Het kabinet deelt het belang dat de Commissie hecht aan snellere vergunningverlening
                  voor de energietransitie, en voor de doelen van REPowerEU. Voor de voorgestelde wijzigingen
                  aan wetgeving geldt dan ook dat het kabinet in het algemeen een positieve grondhouding
                  heeft. Het kabinetziet risico’s in het vervallen van de mer-plicht, en vraagt betere
                  onderbouwing. Aandachtspunt is verder hoe het aanmerken van energie als overstijgend
                  publiek belang zich verhoudt tot bestaande milieuwetgeving. Het vergt bovendien verdere
                  uitwerking en aandacht wat deze wijzigingen kunnen betekenen in het kader van stikstof,
                  ecologische uitdagingen voor wind op zee en overige facetten van de Vogel en Habitatrichtlijn
                  (VHR). Bovendien vraagt het kabinet zich af of deze voorstellen van toepassing zullen
                  zijn op CCS-projecten, aangezien deze in Nederland een significante bijdrage kunnen
                  leveren aan CO2-emissiereductie.
               
Voor warmtepompen geldt dat het kabinet zelf ook ambitieuze plannen heeft met betrekking
                  tot het stimuleren en normeren verwarmingsinstallaties per 2026. Wel is het van belang
                  dat geborgd wordt dat er voldoende betaalbare en duurzame alternatieven zijn, en dat
                  er voldoende vakbekwaam personeel beschikbaar is.
               
In het BNC fiche over biomethaan7 heeft het kabinet reeds steun uitgesproken voor het doel van 35 bcm biomethaan productie
                  in 2030 in de EU. Het kabinet is dan ook in grote lijnen positief over het actieplan
                  biomethaan en wacht verdere uitwerking hiervan af. Het kabinet is benieuwd naar de
                  verdere gedachtevorming over een Europese bijmengverplichting, en zal kijken naar
                  de wisselwerking met nationale trajecten, aangezien het kabinet zoals bekend ook zelf
                  werkt aan een nationale bijmengverplichting. Het kabinet kijkt verder, in lijn met
                  de aanbevelingen van de Commissie, naar de mogelijkheden om via het gemeenschappelijk
                  landbouwbeleid en SBV de productie van biomethaan te ondersteunen, in aanvulling op
                  andere (nationale) regelingen als Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie
                  (SDE++).
               
Voor het bereiken van een klimaat neutrale en circulaire samenleving in 2050 ziet
                  het kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de inzet van duurzame biogrondstoffen,
                  die onmisbaar zijn om de afhankelijkheid van geïmporteerde primaire fossiele grondstoffen
                  te beëindigen. Tegelijkertijd heeft het kabinet oog voor de zorgen in de samenleving
                  over houtige biogrondstoffen. Het kabinet zet er daarom ook in Europa op in dat biogrondstoffen
                  alleen benut kunnen worden wanneer de duurzaamheid daarvan is gedefinieerd in de RED,
                  waarin deze regels grotendeels worden vastgelegd. Het kabinet steunt de inzet van
                  de Commissie op het versnellen van hernieuwbare waterstof. De aandacht voor vaardigheden
                  kan op waardering van het kabinet rekenen.
               
Actielijn 4: Slimme investeringen
Beschrijving
De Commissie stelt vast dat REPowerEU tussen nu en 2027 210 miljard euro aan extra
                  investeringen vraagt. De EU zal tegen 2030 jaarlijks 93,7 miljard euro zal besparen
                  op import van fossiele brandstoffen. Om in de tussentijd een eerlijke transitie te
                  borgen, vraagt de Commissie de medewetgevers haar voorstel voor een sociaal klimaatfonds
                  goed te keuren.
               
De Commissie stelt in het REPowerEU Plan dat vervangen van Russische importen vraagt
                  om een beperkte uitbreiding van reeds geplande gas-infrastructuurprojecten – waarbij
                  er aandacht moet zijn dat deze niet leiden tot lock in, extra steun vrijkomt voor
                  projecten die gericht zijn op het vergroten van opslagcapaciteit, LNG-terminals beter
                  worden geïntegreerd in het EU netwerk en enkele zeer gerichte investeringen worden
                  geïdentificeerd en uitgevoerd met het doel de voorzieningszekerheid van olie te borgen.
                  De Commissie doet daarom een beperkt voorstel voor aanvulling op de eerder bestaande
                  lijst van projecten van gemeenschappelijk belang onder de TEN-E verordening. De Commissie
                  vraagt lidstaten om de noodzakelijke gasprojecten op te nemen in de nieuwe REPowerEU
                  hoofdstukken in de nationale herstel- en veerkrachtsplannen (HVP’s, ofwel herstelplannen
                  in het kader van de Recovery and Resilience Facility, RRF).
               
De Commissie ziet ook een extra behoefte aan investeringen in het elektriciteitsnet,
                  inzet op energieopslag ten behoeve van flexibiliteit om de noodzaak van gascentrales
                  te verminderen en een snelle ontwikkeling van cruciale offshore-netwerken en grensoverschrijdende
                  waterstofinfrastructuur.
               
Voorts stelt de Commissie voor de faciliteit voor HVP’s te gebruiken als overkoepelend
                  kader voor de uitvoering van REPowerEU. Daartoe doet de Commissie een voorstel voor
                  een verordening van het Europees Parlement en de Raad, waarmee twee verordeningen,
                  een richtlijn, en een besluit aangepast worden.8
Als lidstaten in de toekomst een nieuw of aangepast HVP indienen, moeten ze daaraan
                  een REPowerEU hoofdstuk toevoegen. Dat hoofdstuk moet omschrijven welke hervormingen
                  en investeringen een lidstaat onderneemt om bij te dragen aan de REPowerEU doelen.
                  Naast de omschrijving van nieuwe hervormingen en investeringen moet een lidstaat in
                  het hoofdstuk ook aangegeven welke maatregelen zij al neemt die bijdragen aan de REPowerEU
                  doelen, binnen de RRF en daarbuiten. Voor dit hoofdstuk zal een uitzondering op het
                  Do No Significant Harm-principe gaan gelden (hierna: DNSH-principe). Dit principe houdt in dat maatregelen geen significante
                  schade mogen toebrengen aan milieu of klimaat. Een uitzondering voor het REPowerEU-hoofdstuk
                  betekent dat investeringen in fossiel, specifiek fossiele infrastructuur, mogelijk
                  zijn.
               
Voor de financiering van REPowerEU binnen de RRF doet de Commissie drie voorstellen.
1. De Commissie nodigt lidstaten uit om het ongebruikte RRF-leningendeel, dat momenteel
                           225 miljard euro bedraagt, te gebruiken voor REPower EU. Om de verdeling van de nog
                           resterende middelen te bespoedigen moeten lidstaten binnen 30 dagen na het in werking
                           treden van de aangepaste verordening kenbaar te maken of zij een beroep op de resterende
                           leningen willen doen.
                        
2. Tevens stelt de Commissie voor dat lidstaten meer flexibiliteit krijgen om cohesie-
                           en landbouwgelden over te hevelen naar de RRF ten behoeve van REPower EU. Lidstaten
                           krijgen de mogelijkheid om 7,5% van de landenenveloppen voor cohesiebeleid (momenteel
                           5%) en 12,5% landbouwgelden over te hevelen naar de nationale HVP’s (die alleen voor
                           bepaalde landbouw-activiteiten mogen worden gebruikt). Bij het cohesiebeleid komt
                           dit bovenop de bestaande mogelijkheid om 5% over te hevelen (tot in totaal 12,5%).
                        
3. Tot slot stelt de CIE voor om extra Emissions Trading System (ETS)-rechten uit de
                           marktstabiliteitsreserve te veilen ter waarde van 20 miljard euro. Dit zal vervolgens
                           aan de subsidie-envelop van de RRF worden toegevoegd en verdeeld over lidstaten met
                           de huidige RRF-verdeelsleutel. Lidstaten voegen hiervoor een REPower EU hoofdstuk
                           toe aan hun HVP-plan.
                        
Appreciatie
Het Kabinet is positief over inzet van het RRF-raamwerk voor de uitvoering van REPowerEU.
                  Door het opnemen van een REPowerEU-hoofdstuk in de nieuwe of aangepaste HVPs, wordt
                  het (de RRF aangepast aan de uitdagingen die de oorlog in Oekraïne met zich mee brengt
                  ten aanzien van het bevorderen van het duurzame herstel en de economische weerbaarheid
                  en veerkracht van de lidstaten na de Covid-19-pandemie. De doelstellingen van REPowerEU
                  sluiten daarbij goed aan bij de oorspronkelijke bestedingscategorieën van de RRF.
                  Financiering van het Europese herstelinstrument en de HVF via het mobiliseren van
                  middelen op de kapitaalmarkt is vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit.9 Zoals aangegeven in een brief van 3 juni jl. acht het kabinet acht de voorgestelde
                  wijzigingen in de RRF-verordening in lijn met de randvoorwaarden die in het Eigenmiddelenbesluit
                  zijn opgenomen ten aanzien van de financiering van het Europese herstelfonds en de
                  RRF.10
De uitzondering op het DNSH-principe is noodzakelijk en past bij de urgentie die de
                  oorlog in Oekraïne met zich meebrengt. Voor het bereiken van energie-onafhankelijkheid
                  op zeer korte termijn zijn investeringen in (infrastructuur voor) alternatieve fossiele
                  energiebronnen noodzakelijk. Het kabinet acht het wel van belang dat deze uitzondering
                  in reikwijdte en tijd wordt afgebakend. Noodzakelijke voorwaarden zijn daarbij dat
                  de Commissie toetst dat het totale volume aan fossiele energie niet omhoog gaat (alleen
                  een vervanging van Russische bronnen), dat een lock-in wordt voorkomen en dat hernieuwbare
                  alternatieven niet haalbaar zijn.
               
Extra middelen die nodig zijn om de gevolgen van de oorlog in Oekraïne te adresseren
                  dienen volgens het kabinet in de eerste plaats gevonden te worden in (herprioritering
                  van) bestaande middelen, alvorens nieuwe middelen aan te wenden. De vrijwillige mogelijkheid
                  om een deel van de cohesie- en landbouwfondsen in te zetten voor de REPowerEU-doelen
                  is in lijn met deze inzet. Het kabinet acht het wel van belang dat deze middelen primair
                  gericht blijven op de originele doelstellingen van deze middelen, innovatie, vergroening,
                  digitalisering, menselijk kapitaal en sociale inclusie, wat het geval lijkt te zijn.
                  Het kabinet vindt verdergaande flexibilisering van beide genoemde fondsen onwenselijk.
                  Om de lange-termijndoelen van deze fondsen niet in het geding te brengen, dienen crisismaatregelen
                  zoals deze volgens het kabinet dan ook tijdelijk en beperkt van aard te zijn.
               
Het kabinet is kritisch op het voorstel om ETS-rechten te veilen met het doel 20 miljard
                  euro te genereren voor de RRF. De noodzaak van dit aanvullende bedrag is niet evident.
                  De ongebruikte RRF-leningen en de mogelijkheid tot gebruik van cohesie- en landbouwmiddelen
                  bieden al volop mogelijkheden tot extra investeringen. Tevens kunnen lidstaten de
                  subsidie-enveloppe die aan hen is toebedeeld, ter grootte van 338 miljard euro, herprioriteren
                  ten gunste van REPowerEU. Bovendien is het voorstel een directe en substantiële ondermijning
                  van de integriteit van het EU ETS. Het schept een gevaarlijk precedent van financieel
                  gedreven politieke interventie in de ETS-markt. Dit precedent, samen met de extra
                  veiling van rechten, zet druk op de ETS-prijs. Hierdoor zal het gebruik van fossiele
                  energie aantrekkelijker worden en zullen de emissies stijgen. Op de dag van aankondiging
                  daalde de ETS-prijs reeds met ca. 10%, een week na aankondiging stond de ETS-prijs
                  ca. 15% lager. Tevens vindt het kabinet het zorgelijk dat er een onzeker aantal rechten
                  geveild zal worden, afhankelijk van de ETS prijs.
               
De implementatie van REPowerEU vergt aanvullende nationale besluitvorming nadat de
                  EU onderhandelingen zijn afgerond. De aanpassing van de RRF-verordening en de implementatie
                  van REPowerEU kan ook gevolgen hebben voor het Nederlands Herstel- en Veerkrachtplan
                  (HVP), dat later deze zomer wordt ingediend. In het concept-HVP staan al maatregelen
                  (zoals Wind op Zee, ISDE/warmtepompen en Groenvermogen waterstof) die de afhankelijkheid
                  van Russisch gas potentieel kunnen verminderen. Het Nederlandse concept-HVP adresseert
                  daarmee al voor een groot deel de doelstellingen van REPowerEU-.
               
Wegens eerder gecommuniceerde verdeling van de middelen uit het cohesie- en landbouwbeleid
                  met uw Kamer11 en omdat het om een relatief laag bedrag gaat, lijkt het in de Nederlandse context
                  niet voor de hand liggend om de vrijwillige «schuif» voor deze middelen te benutten.
                  Indien er een aanvullend subsidiebedrag beschikbaar komt voor lidstaten binnen de
                  RRF dat kan worden inzet voor REPowerEU, is het wenselijk om hier aanspraak op te
                  kunnen maken, en zal het kabinet een aanvullend hoofdstuk op het herstelplan voorbereiden.
               
Actielijn 5: versterking van de paraatheid
Beschrijving
Om de risicoparaatheid van Europa met betrekking tot verstoringen van de gastoevoer
                  te versterken, roept de Commissie de lidstaten op om het actieplan energiebesparing
                  uit te voeren, noodplannen te actualiseren, TSO’s te verzoeken om snel maatregelen
                  te nemen om de terugstroomcapaciteiten van west naar oost te laten toenemen en om
                  bilaterale solidariteitsovereenkomsten te sluiten. Daarnaast kondigt de Commissie
                  aan dat zij richtsnoeren met prioriteitscriteria zal uitbrengen voor niet beschermde
                  afnemers, die gehanteerd kunnen worden in het geval van schaarste van gas, en dat
                  zij de opzet van een gecoördineerd EU-vraagreductieplan zal faciliteren, dat preventieve
                  vrijwillige inperkingsmaatregelen bevat. Ook zal de Commissie bij de evaluatie van
                  nationale risicoparaatheidsplannen voor elektriciteit oog hebben voor het beperken
                  van het effect van mogelijke verstoringen van de gasproductie op elektriciteitsopwekking.
               
Appreciatie
Het kabinet acht de aandacht voor risicoparaatheid van groot belang, en neemt hiervoor
                  zelf reeds veel maatregelen. Zo heeft het kabinet een grootschalige energiebesparingscampagne
                  uitgerold, is het kabinet reeds bezig om zowel het Preventative Action Plan Gas als het Bescherm en Herstelplan Gas bij te werken. Daarnaast heeft het kabinet regelmatig
                  overleg met de Nederlandse TSO GTS, die het onderwerp van (aanpassen van) transportstromen
                  volop op de agenda heeft staan. Het kabinet staat bovendien positief tegen het afsluiten
                  van bilaterale solidariteitsovereenkomsten, maar aangezien dit een wetswijziging van
                  de Gaswet vraagt, en dit niet noodzakelijk is voor de solidariteit voor beschermde
                  afnemers, zal dit meer tijd vergen. Het kabinet is geïnteresseerd in de prioriteitscriteria
                  en het gecoördineerde EU-vraagreductieplan, en wil hier graag meer informatie over
                  ontvangen van de Commissie. Voor het kabinet is uitgangspunt dat dergelijke plannen
                  vrijwillig van aard moeten zijn, en er geen aanvullende bevoegdheidsoverdracht naar
                  de Commissie plaatsvindt. Tot slot wacht het kabinet de evaluatie van het nationale
                  risicoparaatheidsplan elektriciteit af.
               
Deel 2: mededeling «Short-Term Energy Market Interventions and Long Term Improvements
                     to the Electricity Market Design – a course for action»
Het kabinet is geen voorstander van korte termijn interventies in de energiemarkten,
                  zoals maximumprijzen, en in de markt voor CO2 emissierechten, omdat dit het functioneren van de markt kan schaden, met risico’s
                  voor de leveringszekerheid en energietransitie tot gevolg. Het kabinet sluit zich
                  dan ook aan bij de conclusies van het Agentschap voor Samenwerking van Energie Regulators
                  (ACER), waarin wordt vastgesteld dat de huidige inrichting van de energiemarkt een
                  mitigerend effect heeft op prijsschokken.
               
Beschrijving
Naast het REPowerEU pakket, dat zich richt op het afbouwen van de afhankelijkheid
                  van Russische fossiele brandstoffen, heeft de Europese Commissie, in lijn met het
                  verzoek van de Europese Raad in maart, ook een mededeling uitgebracht met als doel
                  om 1) korte termijn maatregelen voor te stellen, aanvullend op de eerder gepubliceerde
                  toolbox, die de EU of lidstaten kunnen nemen in de gas en elektriciteitssectoren om
                  de impact van de gestegen energieprijzen op consumenten en bedrijven het hoofd te
                  bieden, 2) om mogelijke maatregelen te identificeren voor een mogelijke disruptie
                  van de levering van Russisch gas, en 3) een toekomstbeeld te schetsen voor de optimalisering
                  van de Europese elektriciteitsmarkt, zodat deze beter toegerust is om toekomstige
                  prijsvolatiliteit te weerstaan, en uitgerust is voor een toekomstig gedecarboniseerd
                  energiesysteem.
               
De Commissie wijst erop dat de markt verwacht dat de energieprijzen tot eind 2022,
                  en in mindere mate tot 2024–2025 hoog zullen blijven. Met name de prijs van gas zal
                  bovengemiddeld blijven, waardoor de elektriciteitsprijs meebeweegt. Ook de uitfasering
                  van Russisch gas en de bijbehorende diversificatie zal prijzen in de korte termijn
                  opdrijven.
               
De Commissie en geraadpleegde stakeholders zijn van mening dat volledige benutting
                  van de maatregelen in de toolbox de eerste en meest fundamentele stap is om de effecten
                  van de crisis op consumenten het hoofd te bieden. Daarnaast noemt de Commissie een
                  aantal maatregelen die de Commissie en lidstaten kunnen nemen om op korte termijn
                  de gestegen energieprijzen te beperken, en om op langere termijn de werking van de
                  elektriciteitsmarkt verder te optimaliseren. De Commissie maakt daarbij onderscheid
                  tussen maatregelen die zich richten op de gasmarkt, en maatregelen gericht op de elektriciteitsmarkt.
               
Met betrekking tot aardgas wijst de Commissie op het eerdergenoemde EU Energieplatform
                  dat moet helpen met vrijwillige gezamenlijke inkoop van aardgas. Daarnaast beschouwt
                  de Commissie verlengen van prijsregulering van aardgas op de retail markt in de huidige
                  omstandigheden als verdedigbaar, mits de volumes waarop de maatregel betrekking heeft
                  niet groter is dan de eerdere consumptie van aardgas door de betrokken consumenten.
                  Noodsteun ter ondersteuning van de liquiditeit kan handelaren en energiebedrijven
                  helpen wanneer zij geconfronteerd worden met hoge margin calls, waarbij de EU staatssteunkaders en het tijdelijk crisiskader voor staatssteun gerespecteerd
                  dienen te worden, net als het EU sanctieregime. Tot slot noemt de Commissie de mogelijkheid
                  om maatregelen te nemen om limieten te stellen aan extreme volatiliteit op gasbeurzen.
               
In het geval van een volledige onderbreking van Russische gasleveringen kan het volgens
                  de Commissie nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bovenop wat er in de Gasleveringszekerheidsverordening12 is afgesproken. In dat kader ziet de Commissie toegevoegde waarde in de eerder genoemde
                  gecoördineerde aanpak om essentiële consumenten te identificeren die niet beschermd
                  worden door solidariteit en om principeafspraken te maken voor de situatie waarin
                  de markt niet langer in staat is om vraag en aanbod optimaal te balanceren. In zo’n
                  geval zou het noodzakelijk kunnen zijn om gasconsumptie terug te brengen in minder
                  getroffen lidstaten, om leveringszekerheid van essentiële functies in zwaarder getroffen
                  lidstaten te borgen. De mate waarin dit aanpassing aan wetgeving vraagt moet nog in
                  kaart worden gebracht.
               
De Commissie stelt dat een dergelijke interventie mogelijk gepaard zou moeten gaan
                  met een EU-brede gereguleerde maximumprijs voor aardgasleveringen aan consumenten
                  en bedrijven (price cap) voor de duur van de EU brede noodsituatie. De Commissie ziet hierbij wel aandachtspunten,
                  namelijk dat de price cap niet de mogelijkheden belemmert voor de EU om aardgas via
                  pijpleidingen of LNG-schepen aan te trekken, en dat zo’n price cap ertoe kan leiden
                  tot een hogere vraag naar aardgas. Tot slot kan een price cap afhankelijk van de uitvoering
                  leiden tot hoge kosten.
               
Voor de elektriciteitssector noemt de Commissie een aantal maatregelen die afhankelijk
                  van nationale en lokale omstandigheden kunnen worden toegepast op de groothandelsmarkt.
                  Zo ziet de Commissie rechtvaardiging om eventueel belastingen van «infra-marginal rents» van bepaalde elektriciteitsproducenten ook in het verwarmingsseizoen na 30 juni 2022
                  toe te passen. Ook een tijdelijke en in volume beperkte uitbreiding van gereguleerde
                  retailprijzen voor mkb beschouwt de Commissie als acceptabel. De Commissie wijst erop
                  dat sommige lidstaten overwegen om de kosten van aardgas voor elektriciteitsopwekking
                  te subsidiëren, waardoor de elektriciteitsprijs daalt. Dergelijke maatregelen moeten
                  aan strenge voorwaarden voldoen, waaronder strikte afbakening in tijd, afwezigheid
                  van exportbeperkingen, conformiteit met sectorale wetgeving en staatssteunregelgeving.
                  Als laatste noemt de Commissie dat in uitzonderlijke gevallen zogeheten congestie-inkomsten
                  ingezet zouden kunnen worden om noodmatregelen te financieren.
               
Voor de langere termijn heeft de Commissie, op basis van gesprekken met stakeholders
                  en een rapport van ACER een aantal zaken geïdentificeerd die verder geanalyseerd zouden
                  moeten worden, met de optie dat daarvoor in de toekomst wijzigingen in regelgeving
                  of richtsnoeren voor zou kunnen worden opgesteld.13 Maatregelen die de CIE in dit kader noemt zijn o.a. het onderzoeken van strengere
                  eisen voor leveranciers, de rol van capaciteitsmechanismen om investeringen te garanderen
                  en consumenten te verzekeren tegen prijsstijgingen, investeringen in flexibele technologieën
                  en slimme meters, een nieuwe netwerk-code voor vraagzijde respons, en het wegnemen
                  van barrières voor innovatie.
               
Appreciatie
Het kabinet is van mening dat de gevolgen van de gestegen energieprijzen voor consumenten
                  en bedrijven het beste verzacht kunnen worden door nationale maatregelen, zoals het
                  kabinet die ook voor Nederland heeft genomen (bijvoorbeeld accijnsverlagingen). Het
                  kabinet is geen voorstander van interventies die de werking van de groothandelsmarkten
                  voor energie beïnvloeden, omdat deze markten juist een belangrijk middel zijn voor
                  de efficiënte inzet van middelen in de EU, en om de leveringszekerheid in de EU te
                  bevorderen. Twee zaken die naar mening van het kabinet juist in de huidige uitzonderlijke
                  situatie van groot belang zijn. Het kabinet vindt het dan ook van belang dat de Commissie
                  dit scherp voor ogen houdt bij het beoordelen van eventuele maatregelen.
               
Het kabinet heeft een aantal specifieke aandachtspunten bij de genoemde interventies.
                  Zo vindt het kabinet het van belang dat de Commissie goed toeziet op de effecten van
                  prijsregulering en andere maatregelen op de retailmarkten op het gelijk speelveld
                  binnen de EU. Zoals ook eerder gezegd is het uitgangspunt dat de gecoördineerde aanpak
                  om essentiële consumenten te identificeren vrijwillig van aard moeten zijn, en er
                  geen aanvullende bevoegdheidsoverdracht naar de Commissie plaatsvind.
               
Het kabinet is zeer terughoudend als het gaat om eventuele prijsregulering op de groothandelsmarkten,
                  ook in het geval van grootschalige onderbreking van Russisch gas. Maximeren van de
                  prijs kan op zulke momenten, zoals de Commissie zelf ook opmerkt, leiden tot hogere
                  vraag naar aardgas, en het lastiger maken om alternatieve importstromen aan te trekken,
                  en leiden tot hoge kosten. Dit kan in een dergelijke situatie juist olie op het vuur
                  gooien.
               
De thema’s die de Commissie noemt voor mogelijke optimalisering van de elektriciteitsmarkt
                  verdienen nadere analyse. Daarbij is het kabinet geen voorstander van inzet van capaciteitsmechanismen,
                  aangezien de hogere prijzen en prijsverschillen die nu ontstaan juist bijdragen aan
                  het borgen van de leveringszekerheid van elektriciteit. Inzet op flexibiliteitstechnologieën
                  en vraagzijderespons dragen bij aan het balanceren van het toekomstig elektriciteitssysteem
                  en beperken prijsvolatiliteit. Het kabinet ziet dan ook uit naar de netwerkcode met
                  betrekking tot vraagzijderespons en naar het actieplan «Digitalisering van energie»
                  dat maatregelen zal bevatten om gegevensuitwisseling en interoperabiliteit te vergroten
                  en om de ontwikkeling van digitale instrumenten voor consumenten te ondersteunen.
                  Dit zal het voor consumenten gemakkelijker maken om hun flexibiliteit te gelde te
                  maken, bijvoorbeeld door te reageren op prijssignalen of hun verbruik af te stemmen
                  op hun thuisproductie (uit bijvoorbeeld zonnepanelen op hun dak).
               
De marktinterventies die zijn geïdentificeerd in de mededeling kunnen tot kosten leiden,
                  afhankelijk van de keuzes van lidstaten om deze al dan niet toe te passen en de wijze
                  waarop deze worden uitgevoerd. Met name prijsregulering op de retail- en groothandelsmarkten
                  (wanneer geraakte partijen worden gecompenseerd), en het subsidiëren van elektriciteitsproductie
                  met gas kunnen tot hoge kosten leiden.
               
Deel 3: Overige aspecten voorstellen (bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit
Bevoegdheid
Niet-wetgevende voorstellen
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor de overkoepelende
                  REPowerEU mededeling en de mededeling Short-Term Energy Market Interventions and Long Term Improvements to the Electricity
                     Market Design – a course for action is positief. Hetzelfde geldt voor de onderliggende niet-wetgevende voorstellen van
                  het REPowerEU plan: een staff-working document over behoeften aan investeringen, de
                  waterstof-versneller, en een biomethaan-plan, de «EU save energy» mededeling, de aanbeveling
                  en richtsnoeren over vergunningsprocedures en PPA’s, Deze hebben alle betrekking op
                  het terrein van energie. Op het terrein van energie is sprake van een gedeelde bevoegdheid
                  tussen de EU en de lidstaten (art. 194 VWEU).
               
Wetgevende voorstellen
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van het voorstel tot amenderen
                  van de RED, EED en EPBD is positief. De voorstellen zijn gebaseerd op artikel 192,
                  lid 1, VWEU en artikel 194, lid 2, van het VWEU. Dit laatste artikel geeft de juridische
                  basis voor de EU om de in artikel 194, eerste lid, van het VWEU genoemde doelstellingen
                  te verwezenlijken. Het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie
                  en het verbeteren van energie-efficiëntie maken onderdeel uit van de daarin genoemde
                  doelstellingen. De andere voorgestelde rechtsgrondslag is artikel 192, eerste lid,
                  van het VWEU. Dit artikel geeft de juridische basis om voorstellen te doen tot amendering
                  van de toepassing van het EU acquis op milieugebied. Het kabinet kan zich vinden in
                  deze rechtsgrondslag. Op het terrein van energie is sprake van een gedeelde bevoegdheid
                  tussen de EU en de lidstaten.
               
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van de voorstellen waarmee
                  het RRF als overkoepelend kader wordt gebruikt voor de uitvoering van REPower EU,
                  is positief.
               
Het voorstel tot aanpassing van de RRF verordening is gebaseerd op artikel 175 lid
                  3 VWEU, conform de oorspronkelijke RRF verordening. Op basis van artikel 175 lid 3
                  VWEU kan de Unie optreden ter versterking van de economische, sociale en territoriale
                  samenhang (cohesie). Het voorstel draagt volgens de Commissie bij aan het versterken
                  van cohesie door het reduceren van de afhankelijkheid van fossiele energie en het
                  vergroten van de energieleveringszekerheid. Naar het oordeel van het kabinet past
                  het voorstel daarmee binnen de gekozen rechtsgrondslag.
               
Het voorstel dat gebruik van landbouw- en cohesiefondsen voor REPower EU mogelijk
                  maakt, is gebaseerd op artikel 175 derde lid en artikel 177, eerste lid van het VWEU.
                  Deze artikelen geven de Unie de bevoegdheid de regels ten aanzien van structuurfondsen
                  op te stellen en waar nodig specifieke maatregelen te nemen. Naar het oordeel van
                  het kabinet past het voorstel om cohesiefondsen over te hevelen binnen deze rechtsgrondslagen.
               
Het voorstel voor zover het de aanpassing van het ETS betreft is gebaseerd op Artikel
                  192, eerste lid, en Artikel 194, tweede lid, van het VWEU. Deze artikelen geven de
                  Unie de juridische basis om maatregelen te nemen die bijdragen aan het bereiken van
                  milieudoelstellingen van de Unie (zoals geformuleerd in artikel 191 VWEU) resp. maatregelen
                  te nemen die erop gericht zijn de doelstellingen van het energiebeleid van de Unie
                  te bereiken (zoals geformuleerd in artikel 194 lid 1 VWEU). Naar het oordeel van het
                  kabinet zijn de aanpassingen aan het ETS, die er op gericht zijn om de leveringszekerheid
                  van energie te borgen, gericht op het bereiken van de hierboven genoemde doelstellingen
                  (zie in het bijzonder artikel 194 lid 1 sub b VWEU: maatregelen om de continuïteit
                  van de energievoorziening in de Unie te waarborgen). Het kabinet kan zich dan ook
                  vinden in deze rechtsgrondslag.
               
Tot slot is het voorstel gebaseerd op artikel 322 VWEU. Dit artikel geeft de Unie
                  de bevoegdheid om de financiële regels vast te stellen t.a.v. opstellen en uitvoering
                  van de begroting van de Unie. Aangezien het voorstel nadere regels voor het uitvoeren
                  van de begroting bevat in de vorm van regels voor de verstrekking van kredieten met
                  betrekking tot nieuwe eigen middelen, acht het kabinet deze grondslag gepast.
               
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van de voorstellen waarmee
                  het RRF als overkoepelend kader wordt gebruikt voor de uitvoering van REPower EU,
                  is positief. Het voorstel tot aanpassing van de RRF verordening is gebaseerd op artikel
                  175, lid 3, VWEU, conform de oorspronkelijke RRF verordening. Op basis van artikel
                  175, lid 3, VWEU kan de Unie optreden ter versterking van de economische, sociale
                  en territoriale samenhang (cohesie). Het voorstel draagt volgens de Commissie bij
                  aan het versterken van cohesie via het reduceren van de afhankelijkheid van fossiele
                  energie en het vergroten van de energieleveringszekerheid. Naar het oordeel van het
                  kabinet past het voorstel daarmee binnen de gekozen rechtsgrondslag. Het voorstel
                  dat het mogelijk gebruik van landbouw- en cohesiefondsen voor REPowerEU mogelijk maakt,
                  is gebaseerd op artikel 175, lid 3, en artikel 177, lid 1, van het VWEU. Deze artikelen
                  geven de Unie de bevoegdheid de regels ten aanzien van structuurfondsen op te stellen
                  en waar nodig specifieke maatregelen te nemen. Naar het oordeel van het kabinet past
                  het voorstel om de flexibiliteit om cohesiefondsen over te hevelen te vergroten binnen
                  deze rechtsgrondslagen.
               
Het voorstel tot is voor zover het de aanpassing van het ETS betreft gebaseerd op
                  artikel 192, lid 1, en artikel 194, lid 2, van het VWEU. Deze artikelen geven de Unie
                  de juridische basis om maatregelen te nemen die bijdragen aan het bereiken de milieudoelstellingen
                  van de Unie (zoals geformuleerd in artikel 191 VWEU) resp. maatregelen te nemen die
                  erop gericht zijn de doelstellingen van het energiebeleid van de Unie te bereiken
                  (zoals geformuleerd in artikel 194 lid 1 VWEU). Naar het oordeel van het kabinet zijn
                  de aanpassingen aan het ETS, die er op gericht zijn om de leveringszekerheid van energie
                  te borgen, gericht op het bereiken van de hierboven genoemde doelstellingen (zie in
                  het bijzonder artikel 194, lid 1, sub b, VWEU: maatregelen om de continuïteit van
                  de energievoorziening in de Unie te waarborgen).Het kabinet kan zich dan ook vinden
                  in deze rechtsgrondslag. Tot slot is het voorstel gebaseerd op artikel 322 VWEU. Dit
                  artikel geeft de Unie de bevoegdheid om de financiële regels vast te stellen t.a.v.
                  opstellen en uitvoering van de begroting van de Unie. Aangezien het voorstel nadere
                  regels voor het uitvoeren van de begroting bevat in de vorm van regels voor de verstrekking
                  van kredieten met betrekking tot nieuwe eigen middelen, acht het kabinet deze grondslag
                  gepast.
               
Subsidiariteit
Niet-wetgevende voorstellen
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit voor de overkoepelende
                  REPowerEU mededeling en onderliggende niet-wetgevende voorstellen is positief. De
                  voorstellen hebben tot doel de energietransitie te versnellen en afhankelijkheden
                  in het energiedomein te verkleinen. Gezien de omvang van de operatie, de onderlinge
                  afhankelijkheden tussen lidstaten en gedeelde belangen kan dit onvoldoende door de
                  lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom is
                  een EU-aanpak wel nodig. Door de voorstellen op Europees niveau af te kondigen wordt
                  het gelijk speelveld op het terrein van energietransitie verbeterd en kan op gedegen
                  wijze de grensoverschrijdende problematiek aangepakt worden.
               
Ook de grondhouding van het kabinet over de mededeling Short-Term Energy Market Interventions and Long Term Improvements to the Electricity
                     Market Design – a course for action is positief. De Europese elektriciteitsmarkt is geïntegreerd, en ook de hoge energieprijzen,
                  en de gevolgen van een grootschalige onderbreking van Russisch gas raken de gehele
                  EU, zij het in verschillende mate. Dit rechtvaardigt een EU aanpak om de elektriciteitsmarkt
                  verder te optimaliseren. Ook heeft het toegevoegde waarde om op Europees niveau maatregelen
                  te identificeren die lidstaten kunnen nemen in de huidige situatie. Wel is het kabinet
                  van mening dat nationale maatregelen het meest geschikt zijn om de gevolgen van de
                  hoge energieprijzen voor consumenten en bedrijven te verzachten.
               
Wetgevende voorstellen
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel tot
                  amenderen van de RED, EED en EPBD is positief. Het voorstel heeft tot doel een kosteneffectieve
                  en grootschalige groei van het aandeel hernieuwbare energie en een hogere mate van
                  energie-efficiënte te bereiken in een steeds verder geïntegreerd energiesysteem. Het
                  kabinet is echter terughoudend wat betreft aanvullende minimale energieprestatievereisten
                  voor bestaande bouw. Het kabinet acht het niet aan de Commissie in deze fase hierop
                  detailregelgeving te formuleren.
               
EU-brede energie-aanpak is nodig en gerechtvaardigd omdat het energiezekerheid verbetert
                  en negatieve milieu en klimaateffecten reduceert. Een gecoördineerde aanpak op EU-niveau
                  heeft de voorkeur boven een gefragmenteerde aanpak waarbij elke lidstaat zijn eigen
                  beleidsmaatregelen formuleert. Maatregelen op EU-niveau zijn efficiënter om de transitie
                  naar een geïntegreerd en energie-efficiënt systeem, gebaseerd op de productie van
                  hernieuwbare energie, te versnellen. Met een EU-aanpak wordt ingezet op een gecoördineerde
                  wijze van energietransitie. Daarbij is het streven om de duur en complexiteit van
                  vergunningverleningsprocedures en administratieve procedures te verkorten en te vereenvoudigen.
               
De Europese aanpak biedt daarnaast mogelijkheden de spanningen op doelstellingen-niveau
                  tussen energietransitie en natuurbehoud te adresseren.
               
De uiteindelijke effecten van een gebrek aan hernieuwbare energie en energiebesparing
                  zijn grensoverschrijdend, waardoor het beleid in andere lidstaten van grote invloed
                  is op het milieu en klimaat in Nederland. Daarnaast draagt een gezamenlijke aanpak
                  op EU-niveau efficiënter bij aan betere bescherming van biodiversiteit, het benutten
                  van voordelen die de interne markt biedt, schaalvergroting en technologische samenwerking
                  tussen lidstaten.
               
Bij gebrek aan gecoördineerd beleid op EU-niveau ontstaat immers het risico dat lidstaten
                  vanwege zorgen over een ongelijk speelveld onvoldoende actie ondernemen. Ook biedt
                  een EU-breed regelgevend kader meer zekerheid aan investeerders. Een gefragmenteerde
                  aanpak, maar ook vertraging van de energietransitie wordt hiermee voorkomen. Dit is
                  ook weer nodig om de collectieve EU-klimaatdoelstellingen te behalen en de afhankelijkheid
                  van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen en de energieprijzen te verlagen.
                  Om deze redenen is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
               
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de voorstellen waarmee
                  de RRF als overkoepelend kader wordt gebruikt voor de uitvoering van REPower EU, is
                  positief. Het grensoverschrijdende karakter van de uitdagingen die de afhankelijkheid
                  van Russische fossiele energie met zich mee brengt, rechtvaardigen coördinatie op
                  EU-niveau. De voorstellen kunnen lidstaten helpen bij het ontwikkelen en implementeren
                  van hervormingen en investeringen op het gebied van energie. Het uitvoeren van dergelijke
                  hervormingen en investeringen om de EU veerkrachtiger en minder afhankelijk te maken
                  is een gemeenschappelijk belang voor de EU. Er is tevens een goede balans met taken
                  die aan de lidstaten zelf kunnen worden gelaten.
               
Proportionaliteit
Niet-wetgevende voorstellen
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit voor de overkoepelende
                  REPowerEU mededeling en onderliggende niet-wetgevende voorstellen is positief. De
                  voorstellen hebben tot doel de energietransitie te versnellen en afhankelijkheid van
                  Russische fossiele brandstoffen te verminderen. Het voorgestelde optreden is geschikt
                  vanwege de omvang van de operatie en onderlinge afhankelijkheden tussen lidstaten.
                  Door alle lidstaten op te roepen wordt het risico op verschillen tussen lidstaten
                  verkleind en daarmee de kans discrepanties in energietransitie tussen lidstaten groter
                  worden.
               
De grondhouding van het kabinet over de mededeling Short-Term Energy Market Interventions and Long Term Improvements to the Electricity
                     Market Design – a course for action is positief. Wel heeft het kabinet enkele kanttekeningen. Zo is het kabinet van mening
                  dat eventuele prijsregulering op de groothandelsmarkten in het geval van een onderbreking
                  van Russisch gas riskeert de situatie ernstiger te maken, en daarmee is het geen geschikt
                  middel.
               
Wetgevende voorstellen
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
                  tot amenderen van de RED en EED is positief. Ten aanzien van de proportionaliteit
                  tot amenderen van de EPBD plaatst het kabinet een kanttekening. Met name wat betreft
                  aanvullende minimale energieprestatievereisten voor bestaande bouw is het kabinet
                  terughoudend en vindt het kabinet het belangrijk dat lidstaten voldoende flexibiliteit
                  behouden om zelf invulling te kunnen geven aan minimumeisen, zodat deze passen bij
                  de nationale situatie. De aanpassingen hebben tot doel een kosteneffectieve en grootschalige
                  groei van het aandeel hernieuwbare energie en een hogere mate van energie-efficiënte
                  te bereiken in een steeds verder geïntegreerd energiesysteem. Tevens zorgt het voor
                  een gelijkmatige verbetering over alle lidstaten door het op Europees niveau aan te
                  pakken.
               
Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat deze
                  zien op een versterkte inzet van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Beiden
                  zijn van belang voor het behalen van de gestelde EU-doelen voor broeikasgasemissiereductie
                  van ten minste 55% in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Dit ook gelet op de toegenomen
                  urgentie om de onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit Rusland te versnellen
                  en daarmee ook middels een gecoördineerde en dringende actie om de inzet van hernieuwbare
                  energiebronnen in de EU te versnellen.
               
De door de Commissie voorgestelde maatregelen kunnen in de ogen van het kabinet bijdragen
                  aan het behalen van deze doelen.
               
Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat verhoging
                  van de overkoepelende doelen in de RED en EED voor de EU als geheel gelden en niet
                  bindend zijn op lidstaatniveau, hebben lidstaten de nodige flexibiliteit om rekening
                  te houden met de specifieke nationale context, en zo eigen beleidskeuzes te maken
                  om de gevraagde energiebesparing te realiseren en voldoende hernieuwbare energie te
                  implementeren. Hierdoor laat het voorstelde optreden voldoende ruimte aan de lidstaten
                  en gaat niet verder dan noodzakelijk.
               
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de voorstellen
                  waarmee de RRF als overkoepelend kader wordt gebruikt voor de uitvoering van REPower
                  EU is gemengd. Het kabinet is positief over de mogelijkheden voor lidstaten om bestaande
                  fondsen (cohesiefondsen, landbouwfondsen) aan te spreken om de afhankelijkheid van
                  Russische fossiele energie af te bouwen. Ook is het kabinet positief over de mogelijkheid
                  om het ongebruikte leningdeel van het RRF te gebruiken voor REPower EU. Bovenstaande
                  voorstellen gaan daarbij niet verder dan noodzakelijk en laat voldoende ruimte aan
                  de lidstaten.
               
Het kabinet plaatst echter kanttekeningen bij de proportionaliteit van het voorstel
                  van de Commissie om extra Emissions Trading System (ETS)-rechten uit de marktstabiliteitsreserve te veilen ter waarde van 20 miljard
                  euro, die vervolgens aan de subsidie-envelop van het RRF toegevoegd worden. Ten eerste
                  acht het kabinet dit instrument niet geschikt om het gestelde doel te bereiken, nu
                  het veilen van extra ETS-rechten nadelige gevolgen kan hebben voor de integriteit
                  en de werking van het ETS. Het kabinet acht de noodzaak van extra subsidies niet evident,
                  omdat er via het inzetten van ongebruikte RRF-leningen en cohesie- en landbouwgelden
                  al voldoende mogelijkheden zijn tot extra investeringen ten behoeve van het afbouwen
                  van Europese energie-onafhankelijkheid.
               
Regeldruk, geopolitieke gevolgen, en concurrentiekracht
De Commissie heeft vanwege de hoge urgentie geen impactassessment uitgevoerd. Het
                  is dan ook lastig in te schatten op welke wijze het bedrijfsleven getroffen zal worden
                  door de aangekondigde maatregelen. Daar waar sprake zal zijn van verplichtingen voor
                  het bedrijfsleven als gevolg van nieuwe wetgevingsvoorstellen, zullen de regeldrukgevolgen
                  separaat in kaart moeten worden gebracht. Het is zaak dat onnodige regeldrukkosten
                  daarbij zoveel mogelijk voorkomen worden. Daar waar de Commissie voorstelt om de procedures
                  voor vergunningverlening te versoepelen en vereenvoudigen zal naar verwachting sprake
                  zijn van een vermindering van de regeldrukkosten voor bedrijven.
               
Het hogere ambitieniveau voor de RED en EED-doelen borgt dat een gelijk Europees speelveld
                  behouden blijft. Dat is gunstig voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven,
                  met name de exporterende industrie. Ook kan een versterkte inzet van hernieuwbare
                  energie in de EU bijdragen aan verdere investeringen en innovaties door Europese bedrijven
                  waardoor hun internationale concurrentiekracht verder zal toenemen. Deze herziening
                  van de RED kan verder een positieve impuls geven aan het behalen van de EU-doelstelling
                  om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Het hogere ambitieniveau draagt ten slotte sterk
                  bij aan de nationale en Europese klimaatdiplomatie, doordat het toont dat Nederland
                  en de EU grote slagen maken en zich in willen spannen voor mondiale problemen.
               
Geopolitiek
Geopolitiek heeft het REPowerEU plan gevolgen voor hoe Europa zich positioneert op
                  het wereldtoneel en hoe het zich verhoudt ten opzichte van landen waar het nu afhankelijk
                  van is bij leveringen van energie. Het REPowerEU plan is direct bedoeld de afhankelijkheden
                  van de Russische Federatie af te bouwen door diversificatie van energiebronnen en
                  eigen opwek van energie. Dit verandert de relatie met de Russische Federatie. De diversificatie
                  van energiebronnen zorgt er echter wel voor dat wij andere landen zullen moeten inschakelen
                  om in de energiebehoeften te kunnen voorzien. Het is van belang hier te blijven observeren
                  dat daar geen nieuwe afhankelijkheden ontstaan.
               
Financiële gevolgen
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
                  de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
                  moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire
                  gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en),
                  conform de regels van de budgetdiscipline.
               
Het kabinet voorziet geen directe gevolgen voor de EU-begroting. Dit wordt door de
                  Commissie ook aangegeven in de toelichting bij haar voorstel.
               
Verder geeft de Commissie aan dat zij enige extra kosten verwacht voor lidstaten bij
                  de implementatie van de bepalingen omtrent de aanwijzing van gebieden voor de ontwikkeling
                  van hernieuwbare energie (renewables go-to areas). Tegelijkertijd stelt de Commissie dat de voorgestelde nieuwe bepalingen gericht
                  op stroomlijning en versnelling van vergunningprocedures een aanzienlijke kostenbesparing
                  zullen meebrengen voor EU-lidstaten. Ditzelfde geldt voor de nieuwe voorgestelde bepaling
                  in de EPBD met een verplichting voor lidstaten tot het installeren van zonnepanelen
                  op nieuwe gebouwen.
               
Financiering
Het Commissievoorstel voor aanpassing van de RRF-verordening kent een aantal financiële
                  gevolgen. Het veilen van extra ETS-rechten zou geen nationale afdrachten vergen, maar
                  een lagere ETS prijs kan er voor zorgen dat ETS veilingen minder inkomsten genereren,
                  waardoor alle lidstaten minder inkomsten ontvangen (Nb: In 2021 waren de Nederlandse
                  ETS-ontvangsten 893 miljoen EUR). Nederland gaat via de aanpassing van de RRF verordening
                  geen nieuwe verplichtingen aan. Het gebruiken van cohesie- en landbouwgelden voor
                  REPowerEU doelstellingen heeft geen aanvullende financiële consequenties vanuit de
                  EU. De implementatie van REPowerEU vergt aanvullende nationale besluitvorming nadat
                  de EU onderhandelingen zijn afgerond. Wegens eerder gecommuniceerde verdeling van
                  de middelen uit het cohesie- en landbouwbeleid met uw Kamer14 en omdat het om een relatief laag bedrag gaat, lijkt het in de Nederlandse context
                  niet voor de hand liggend om de vrijwillige «schuif» voor deze middelen te benutten.
               
Conclusie
Het REPowerEU plan is een belangrijke stap naar een energie-onafhankelijk en duurzaam
                  Europa. Hoewel veel aspecten nadere regelgeving, uitwerking en duiding behoeven, is
                  het goed dat de Commissie op korte termijn deze strategie heeft kunnen publiceren.
                  Het kabinet is de Commissie daar dankbaar voor. Het kabinet beschouwt deze strategie
                  samen met het eerdere fit-for-55 plan als een belangrijke leidraad voor het Europees
                  energiebeleid de komende jaren, en zal zich tijdens de onderhandelingen in de raad
                  actief inzetten voor een spoedige en ambitieuze implementatie van het plan, waarbij
                  het kabinet oog zal houden voor de in deze brief genoemde aandachtspunten.
               
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Indieners
- 
              
                  Indiener
 R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
