Brief regering : Hoofdlijnen bijzondere verhoging wettelijk minimumloon
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1109
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID,
PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2022
1 Aanleiding
Het kabinet wil werken lonender maken en het bestaansminimum verstevigen. Dat wordt
onder meer gedaan door het wettelijk minimumloon te verhogen. De verhoging van het
minimumloon1 is een ingrijpende maatregel. Het is ook een unieke stap: voor het eerst sinds de
invoering van het minimumloon in 1969 voert het kabinet een bijzondere verhoging door.
Daarom hebben wij in de eerdere brief Hoofdlijnen beleid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
2 uw Kamer een aparte hoofdlijnenbrief toegezegd over de vormgeving van de minimumloonsverhoging
en de doorwerking daarvan op andere regelingen. Deze brief voorziet in die toezegging.
2 Samenvatting
In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) heeft het kabinet gekozen voor een stapsgewijze bijzondere verhoging van het minimumloon
in 2024 en 2025 met in totaal 7,5 procent. De bijzondere minimumloonsverhoging staat
los van de reguliere indexatie van het minimumloon met de gemiddelde contractloonontwikkeling.
Volgens de meest recente ramingen van het CPB gaat een werknemer die het minimumloon
verdient hierdoor op 1 januari 2025 13,18 euro bruto per uur verdienen. Met de invulling
in het coalitieakkoord zouden alle minimumuitkeringen die zijn gekoppeld aan het minimumloon
ook worden verhoogd, behalve de Algemene Ouderdomswet (AOW).
In de eerste maanden van 2022 is sprake van uitzonderlijk hoge inflatie, die vooral
de koopkracht van lage inkomens raakt. Tijdens de voorjaarsbesluitvorming heeft het
kabinet mede daarom besloten om een deel van de verhoging van het minimumloon vervroegd
per 1 januari 2023 door te voeren. Hierdoor wordt het minimumloon tussen 2023 en 2025
in drie stappen verhoogd. Tevens heeft het kabinet besloten dat de AOW wel meestijgt
met de verhoging van het minimumloon. Dit leidt tot een hoger inkomen van AOW-gerechtigden.
Vooral wanneer er sprake is van een laag aanvullend pensioen.
Hiermee geeft het kabinet invulling aan de in de Tweede en Eerste Kamer aangenomen
moties bij het debat over de regeringsverklaring.3
Anders dan in het coalitieakkoord is afgesproken, wordt de verhoging van het minimumloon
in 2023, tegelijkertijd met de reguliere indexatie, geregeld met een algemene maatregel
van bestuur (AMvB) in plaats van met een wetswijziging. Het kabinet kiest hiervoor
omdat dit de snelst mogelijke manier is om het minimumloon te verhogen. Uw Kamer heeft
hier eerder ook op gewezen4. Deze wijze van verhogen betekent tevens dat alle aan het minimumloon gekoppelde
regelingen in deze stap meestijgen. Met deze generieke doorwerking van de verhoging
van het minimumloon zet het kabinet vast een stap om de effecten van de hoge inflatie
voor grote groepen in de samenleving te dempen. De tweede en derde stap worden respectievelijk
per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 gezet via een wetswijziging. Dat maakt een gerichte
doorwerking van de verhoging van het minimumloon mogelijk, die de basis van het inkomensgebouw
verstevigt.
De verhoging van het minimumloon staat niet op zichzelf. Het kabinet is immers ook
voorstander van de invoering van een wettelijk minimumuurloon op basis van een 36
urige-werkweek. Daarom heeft het kabinet het initiatiefwetsvoorstel van de leden Kathmann
(overgenomen van Gijs van Dijk) (PvdA) en Maatoug (GroenLinks) omarmd.5 Het hogere minimumloon biedt inkomensruimte om de huurtoeslag te hervormen. Deze
hervorming maakt de huurtoeslag eenvoudiger en is een eerste stap naar het op termijn
afschaffen van de toeslagen en het overgaan op een eenvoudiger systeem voor inkomensondersteuning.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft u eerder geïnformeerd
over de maatregelen rondom de huurtoeslag.6 Verder heeft het kabinet uw Kamer bij brief van 3 juni jl. geïnformeerd over de ontwikkelingen
rondom het richtlijnvoorstel tot adequate minimumlonen in de EU.7
Een hoger minimumloon leidt tot hogere loonkosten voor werkgevers. Dit zorgt voor
lagere winstmarges, of hogere prijzen voor consumenten wanneer de hogere loonkosten
worden doorberekend. Ook kan een hoger minimumloon leiden tot minder structurele werkgelegenheid.
Gezien de krapte op de huidige arbeidsmarkt zullen de effecten op de werkgelegenheid
vermoedelijk meevallen. Bovendien leidt het hogere minimumloon, via gekoppelde regelingen,
tot hogere uitgaven op de Rijksbegroting. Een minimumloonsverhoging kent naast positieve
gevolgen, zoals een hoger loon voor mensen aan de basis van het loongebouw, dus ook
nadelen. Bij het vaststellen van de hoogte van het minimumloon dient een balans gevonden
te worden tussen de voor- en nadelen. Het kabinet vindt dat de voorgenomen bijzondere
minimumloonsverhoging een substantiële stap vooruit is voor minimumloonverdieners
en uitkeringsgerechtigden. De gevolgen voor de werkgelegenheid, werkgevers en de Rijksbegroting
zijn naar de opvatting van het kabinet aanvaardbaar.
Tegelijkertijd met deze brief wordt het ontwerp van de AMvB waarin de minimumloonsverhoging
per 1 januari 2023 wordt geregeld, voorgehangen bij uw Kamer. Naar verwachting zal
het wetsvoorstel waarin de verhogingen per 2024 en 2025 worden geregeld, begin 2023
worden ingediend.
In het vervolg van deze brief wordt eerst ingegaan op de achtergrond van de minimumloonsverhoging.
Daarna worden de invulling van de verhogingen in de periode 2023–2025 en de gevolgen
voor samenhangende wet- en regelgeving, werknemers, werkgevers, uitkeringsgerechtigden,
gepensioneerden, de Rijksbegroting en de uitvoering beschreven. Tot slot wordt het
verdere wetgevingsproces toegelicht.
3 Aanleiding verhoging minimumloon
Sinds 1969 heeft Nederland een minimumloon dat de basis is van het loongebouw. Sindsdien
is, met uitzondering van perioden in de jaren ’80 en jaren ’00, het minimumloon automatisch
meegestegen met de gemiddelde contractloonontwikkeling.8 Uit de meest recente evaluatie van het minimumloon blijkt dat het minimumloon het
afgelopen decennium evenredig is meegestegen met zowel de gemiddelde contractloonontwikkeling
als de feitelijke loonontwikkeling.9
Qua minimumloon behoort Nederland tot de Europese top. Enkel in Luxemburg en Ierland
ligt het minimumloon per januari 2022 hoger dan in Nederland.10 Gecorrigeerd voor koopkracht was het minimumloon in Nederland in 2020 na Luxemburg
het hoogste ter wereld.11 Toch wint de laatste jaren de roep tot een hoger minimumloon aan kracht. De discussie
over de hoogte van het minimumloon is mede op gang gebracht door het FNV-initiatief
«voor 14», waarin wordt opgeroepen tot een minimumloon van 14 euro per uur. De SER
heeft bovendien een verkenning uitgevoerd naar werkenden die moeilijk rondkomen (SER-verkenning
werken zonder armoede).12 Hieruit blijkt dat in Nederland ruim 220.000 mensen werken, maar toch in armoede
leven. Verder bedraagt het minimumloon in Nederland 47 procent van het mediane loon,
wat lager is dan in de meeste andere OESO-lidstaten. Ook buiten Nederland wordt de
roep om hogere minimumlonen gehoord. Dat blijkt onder andere uit de recente verhogingen
van het minimumloon in onder meer het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Bovengenoemde
ontwikkelingen hebben de maatschappelijke en politieke discussie over de hoogte van
het huidige minimumloon in Nederland gevoed.
Verder zijn wetenschappelijke inzichten over de gevolgen van een hoger minimumloon
voor de werkgelegenheid de laatste jaren herzien. Hieruit blijkt dat een hoger minimumloon
waarschijnlijk met minder werkgelegenheidsverlies gepaard gaat dan eerder werd gedacht.
Een hoger minimumloon past verder bij de oproep van het kabinet om waar die ruimte
bestaat, de lonen te laten stijgen. Dat is zeker nu die inflatie hoog is van belang
voor de koopkracht van werknemers. Daar komt bij dat verhoging van het minimumloon
de inkomensongelijkheid verkleint, zoals ook het CPB constateert.
Ook structureel draagt een passende beloning voor arbeid bij aan de welvaart van Nederland.
Primair zijn sociale partners hier aan zet, maar de verhoging van het minimumloon
is een stap vanuit de overheid die hier ook invulling aan geeft.
4 Invulling verhoging minimumloon en doorwerking op wet- en regelgeving
Hieronder wordt de uitwerking van de verhoging van het minimumloon toegelicht. Daarnaast
wordt stilgestaan bij de doorwerking op andere wet- en regelgeving.
4.1 Verhoging minimumloon
Het minimumloon wordt in drie stappen verhoogd, met in totaal 7,5 procent13. De bijzondere verhoging bedraagt 2,5 procent op 1 januari 2023, 2,5 procent op 1 januari
2024 en 2,32 procent op 1 januari 2025. Doordat sprake is van een cumulatie-effect
is de derde stap kleiner dan de twee stappen daarvoor. Bij een totale verhoging met
7,5 procent en een eerste en tweede stap van 2,5 procent volgt een derde stap van
1,075/(1,025*1,025)-1=2,32 procent. De bijzondere verhoging staat los van de reguliere
halfjaarlijkse indexatie van het minimumloon met de gemiddelde contractloonstijging
(zie bijlage 3 voor de precieze werking). Werknemers die het minimumloon verdienen
en werken in een sector waar een werkweek van meer dan 36 uur de normale arbeidsduur
is, zien hun uurloon daarnaast stijgen door de invoering van een wettelijk minimumuurloon
op basis van een 36-urige werkweek. De invoering hiervan is beoogd per 1 januari 2024.
Het introduceren van het wettelijk minimumuurloon zorgt ervoor dat alle minimumloonverdieners
per uur hetzelfde brutoloon ontvangen. Op dit moment kunnen minimumloonverdieners
per uur nog een lager brutoloon ontvangen, als zij een werkweek van bijvoorbeeld 38-
of 40-uur hebben. In paragraaf 5.1 is op basis van de meest recente raming van het
CPB een inschatting opgenomen van de hoogte die het minimumloon in 2025 bereikt inclusief
de reguliere indexatie, de introductie van het minimumuurloon en de bijzondere minimumloonsverhogingen.
Door de minimumloonsverhoging stijgt het brutoloon van elke werknemer die het minimumloon
verdient. Het is aannemelijk dat dit uiteindelijk ook een effect heeft op de loonschalen
vlak boven het minimumloon. Dit komt omdat werknemers hun looneisen waarschijnlijk
bijstellen als gevolg van het hogere minimumloon.
4.2 Doorwerking op andere wet- en regelgeving
De verhoging van het minimumloon werkt direct door op een groot aantal regelingen.
Een overzicht van alle regelingen waarop de hoogte van het minimumloon doorwerkt,
is opgenomen in bijlage 2.
Regelingen kunnen samenhangen met de hoogte van het minimumloon of met de ontwikkeling
van het minimumloon. In bijlage 3 is een beschrijving opgenomen van de verschillende
mogelijkheden van doorwerking van het minimumloon.
De meeste regelingen waar het minimumloon automatisch op doorwerkt, zijn onderdeel
van de sociale zekerheid. Het gaat daarbij vooral om sociale minimumuitkeringen, waaronder
de bijstand. Het hogere minimumloon leidt tot hogere sociale minimumuitkeringen en
dus tot een hoger inkomen bij de ontvangers hiervan. Dit betekent dat met de verhoging
van het minimumloon niet alleen de basis van het loongebouw wordt verstevigd. Ook
het sociaalminimum, waar elke Nederlander bij tegenspoed op kan terugvallen, wordt
op deze manier verhoogd.
De overstap op een minimumuurloon heeft geen gevolgen voor de (hoogte van) sociale
minimumuitkeringen en de AOW. Dat komt omdat de hoogte van het huidige referentiemaandloon
wordt gehandhaafd. Aangezien de lonen stijgen voor minimumloonverdieners die in sectoren
werken waar de werkweek langer is dan 36 uur, zullen eventuele toekomstige loongerelateerde
uitkeringen van deze werknemers wel stijgen.
De AOW stijgt mee met de verhoging van het minimumloon in alle drie de stappen. Tijdens
het debat over de regeringsverklaring zijn in de Tweede Kamer meerdere moties aangenomen
die het kabinet oproepen om tijdens de voorjaarsbesluitvorming met opties te komen
om de koopkracht van ouderen te verbeteren, en daarbij de AOW, de Inkomensondersteuning
AOW (IOAOW) en de ouderenkorting te betrekken14. Bovendien zijn in de Eerste Kamer moties aangenomen die het kabinet oproepen de
AOW mee te laten stijgen met de minimumloonsverhoging van 7,5 procent15. Door de AOW mee te koppelen aan de bijzondere minimumloonsverhoging geeft het kabinet
invulling aan deze moties. Hierdoor blijft de huidige systematiek in stand, waarbij
de uitkering van een alleenstaande AOW-gerechtigde met 70 procent gekoppeld is aan
het nettominimumloon en de uitkering van AOW-gerechtigde leden van een paar ieder
met 50 procent gekoppeld is.
4.3 Verhoging eerste stap per 1 januari 2023
Vanwege de historisch hoge inflatie en de grote economische onzekerheid als gevolg
van de oorlog in Oekraïne, heeft het kabinet besloten een deel van de verhoging van
het minimumloon een jaar eerder door te voeren dan was afgesproken in het coalitieakkoord.
Hiervoor maakt het kabinet gebruik van de mogelijkheid die artikel 14, dertiende lid,
van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) biedt. Dit artikel biedt een
wettelijke grondslag voor een bijzondere wijziging van het minimumloon geregeld met
een AMvB. Hierdoor wordt het minimumloon per 1 januari 2023 met 2,5 procent (extra)
verhoogd en vervolgens regulier geïndexeerd met de gemiddelde contractloonontwikkeling.
Omdat de bijzondere verhoging per 1 januari 2023 samenvalt met het moment waarop regulier
wordt geïndexeerd, wordt dit met één AMvB geregeld. Tot slot wordt ook de eerste stap
van de verlaging met 1/3 van de IOAOW per 1 januari 2023 met deze AMvB geregeld. De
IOAOW wordt namelijk in drie stappen afgeschaft ter dekking van de verhoging van de
AOW.
Het kabinet kiest hiermee voor een generieke doorwerking van de verhoging van het minimumloon om de gevolgen van de hoge inflatie
te dempen. Dat betekent dat alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen meestijgen.
Naast een doorwerking op sociale minimumuitkeringen en de AOW, worden ook loongerelateerde
uitkeringen verhoogd.
Dat zijn uitkeringen die voortkomen uit een dienstbetrekking, zoals uitkeringen voor
arbeidsongeschiktheid, ziekte of werkloosheid. Hetzelfde geldt voor verlofregelingen
in geval van zwangerschap, bevalling of ouderschap. Alleen de directe doorwerking
op de grenzen in de arbeidskorting wordt voorkomen. Dat is nodig om te voorkomen dat
het voordeel van de minimumloonsverhoging voor werknemers die in deeltijd het minimumloon
verdienen wordt afgeroomd via een lagere arbeidskorting (zie ook bijlage 1). Dit wordt
geregeld in het Belastingplan 2023.
4.4 Verhoging tweede en derde stap per 1 januari 2024 en 2025
Bij de tweede en derde stap per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 kiest het kabinet
voor een gerichte verhoging van het minimumloon. Het doel hierbij is om werken lonender te maken en
de onderkant van het loongebouw en het bestaansminimum te verstevigen, zoals aangegeven
in het coalitieakkoord. Het indexatiepercentage wordt per 1 januari 2024 met 2,5 procentpunt
en per 1 januari 2025 met 2,32 procentpunt verhoogd. Het belangrijkste verschil met
de verhoging in de eerste stap is dat loongerelateerde regelingen niet meestijgen.
Dit zijn immers bovenminimale uitkeringen die voortkomen uit een dienstbetrekking.
Loongerelateerde uitkeringen die onder het nieuwe sociaal minimum uitkomen, worden
wel verhoogd via de Toeslagenwet. Uitzondering hierop zijn het geboorteverlof en ouderschapsverlof
voor werknemers, waarbij het voor het UWV niet uitvoerbaar is om een aanvulling vanuit
de Toeslagenwet te geven omdat de deeltijdfactor en arbeidsduur van de betrokkene
niet goed vast te stellen is.
Figuur 1 geeft inzicht in de gemaakte keuzes over de doorwerking van het minimumloon
op SZW-regelingen bij de tweede en derde stap. Hieronder worden de betreffende keuzes
verder uitgewerkt.
Figuur 1: doorwerking minimumloon op SZW-regelingen in tweede en derde stap
In bijlage 1 gaan wij per thema in op de gemaakte keuzes ten aanzien van de doorwerking
op socialezekerheidsuitkeringen en breder overheidsbeleid.
5 Gevolgen van de minimumloonsverhoging
De vorige paragraaf geeft inzicht in de voorgenomen vormgeving van de minimumloonsverhoging
en de gevolgen voor andere wet- en regelgeving. Hieronder wordt ingegaan op de gevolgen
voor werknemers, werkgevers en uitkeringsgerechtigden.
5.1 Gevolgen werknemers
De minimumloonsverhoging heeft directe gevolgen voor het loon van minimumloonverdieners
en hun werkgevers. Volgens CBS-data werd in 2020 circa 5 procent van de in totaal
ruim 8 miljoen banen in Nederland op het minimumloon betaald. Dat komt neer op circa
440 duizend banen.16 Het loon van deze werknemers wordt door de minimumloonsverhoging direct verhoogd.
Het gaat hier voornamelijk om personen jonger dan 30 jaar, waarvan drie op de vier
in deeltijd werkt. De meeste minimumloonverdieners werken in de sectoren verhuur (van
roerende goederen) en overige zakelijke diensten, handel en de gezondheids- en welzijnszorg.
Door de minimumloonsverhoging zien werknemers die het minimumloon verdienen hun brutoloon
toenemen. De exacte hoogte van het brutoloon hangt af van de leeftijd van de werknemer
en de tijdsduur waarover gekeken wordt. De hoogte van het minimumloon wordt momenteel
vastgesteld op een brutobedrag per maand, week en dag.17 Hierbij geldt voor jongeren tussen 15 en 20 jaar en leerlingen in de beroepsbegeleidende
leerweg het minimumjeugdloon, wat leidt tot andere bedragen dan voor volwassenen vanaf
21 jaar.18
,
19 Tabel 1 laat de minimumloonbedragen per 1 juli 2022 zien. Hierbij is met het oog
op de voorgenomen introductie van een minimumuurloon ook het afgeleide uurloon bij
een 36-urige werkweek opgenomen.
Tabel 1: bedragen minimumloon per 1 juli 2022 (bruto)
Percentage1
Maand
Week
Dag
Uur2
Vanaf 21 jaar
€ 1.756,20
€ 405,30
€ 81,06
€ 11,26
20 jaar
(bbl)
80%
61,5%
€ 1.404,95
€ 1.080,05
€ 324,25
€ 249,25
€ 64,85
€ 49,85
€ 9,01
€ 6,93
19 jaar
(bbl)
60%
52,5%
€ 1.053,70
€ 922,00
€ 243,20
€ 212,80
€ 48,64
€ 42,56
€ 6,76
€ 5,92
18 jaar
(bbl)
50%
45,5%
€ 878,10
€ 799,05
€ 202,65
€ 184,40
€ 40,53
€ 36,88
€ 5,63
€ 5,13
17 jaar
39,5%
€ 693,70
€ 160,10
€ 32,02
€ 4,45
16 jaar
34,5%
€ 605,90
€ 139,85
€ 27,97
€ 3,89
15 jaar
30%
€ 526,85
€ 121,60
€ 24,32
€ 3,38
X Noot
1
Percentage van het minimumloon vanaf 21 jaar voor de betreffende tijdsduur
X Noot
2
Bij een 36-urige werkweek
Het minimumloon gaat omhoog met 2,5 procent per 1 januari 2023, 2,5 procent per 1 januari
2024 en 2,32 procent per 1 januari 2025. Dit komt in totaal uit op een bijzondere
verhoging met 7,5 procent. Daar komt de reguliere indexatie met de gemiddelde contractloonontwikkeling
nog bij. Op basis van de meest recente raming van het CPB (CEP 2022) wordt het minimumloon
inclusief de bijzondere verhogingen in 2023–2025 in totaal verhoogd met 6,0 procent
in 2023, 6,1 procent in 2024 en 5,8 procent in 2025.20 Dit komt uit op een totale verwachte toename van het minimumloon met 19,0 procent
in de periode 2023–2025. De bedragen van het minimumjeugdloon stijgen navenant mee.
Tabel 2 toont op basis van de meest recente inzichten het brutoloon van minimumloonverdieners
per 1 januari 2025 in a) het basispad waarin de wijzigingen aan het minimumloon niet
zijn doorgevoerd maar waarin wel regulier is geïndexeerd, b) na reguliere indexatie
en introductie van het minimumuurloon en c) na reguliere indexatie, introductie van
het minimumuurloon en de bijzondere minimumloonsverhoging.21
Tabel 2: Brutoloon minimumloonverdiener per 1 januari 2025, bedragen per maand en
per gewerkt uur
Brutoloon per maand
Brutoloon per gewerkt uur
36 uur per week
40 uur per week
36 uur per week
40 uur per week
a) Basispad
1.913,40
1.913,40
12,27
11,05
b) Inclusief uurloon
1.913,40
2.126,80
12,27
12,27
c) Inclusief uurloon en verhoging
2.055,60
2.284,53
13,18
13,18
Het bruto minimumloon komt als gevolg van de minimumloonsverhoging bij een 36-urige
werkweek per 1 januari 2025 142,20 euro per maand en 0,91 euro per uur hoger uit dan
in het basispad.22 Voor een minimumloonverdiener met een 40-urige werkweek leidt ook het minimumuurloon
tot een hoger brutoloon, de loonstijging is dan 371,10 euro per maand en 2,14 euro
per uur.
De verhoging van het minimumloon levert niet enkel voordeel op voor minimumloonverdieners.
Het hogere minimumloon heeft naar verwachting ook gevolgen voor de looneisen van werknemers
in de loonschalen vlak boven het minimumloon, oftewel een overloopeffect naar hogere
loonschalen. Het CPB gaat bij een minimumloonsverhoging van 7,5 procent uit van doorwerking
tot 130 procent van het minimumloon. De doorwerking wordt kleiner naarmate het loon
hoger is.23 Hiermee heeft de minimumloonsverhoging naar verwachting direct of indirect gevolgen
voor het loon bij in totaal 2,1 miljoen banen. Dat beslaat grofweg een kwart van het
totaal aantal banen.
De verhoging van het minimumloon leidt via de koppeling aan de AOW tot een hogere
pensioenfranchise. Hierdoor wordt, bij een gelijkblijvend inkomen, de grondslag voor
aanvullende pensioenen kleiner waardoor de pensioenpremie lager wordt. Dit leidt tot
een schuif van inkomen over de levensloop. Het huidige inkomen van werkenden wordt
hoger omdat minder pensioenpremie wordt afgedragen. Hier staat tegenover dat werkenden
minder aanvullend pensioen opbouwen. Na pensionering staat daar wel een hogere AOW
tegenover. Voor de huidige generatie gepensioneerden is er geen effect op hun tweedepijlerpensioen.
Dit leidt er ook toe dat huidige gepensioneerden meer baat hebben bij de stijgende
AOW-uitkering dan toekomstige gepensioneerden. In het wetsvoorstel dat de tweede en
derde stap van de verhoging van het minimumloon regelt, zullen de intergenerationele
effecten nader worden toegelicht.
5.2 Gevolgen werkgevers en werkgelegenheid
Het hogere minimumloon leidt direct tot hogere loonkosten voor werkgevers van minimumloonverdieners.
Daarnaast passen werknemers met een loon vlak boven het minimumloon hun looneisen
naar verwachting aan. Dit leidt tot een verwacht overloopeffect op hogere loonschalen
waardoor ook die loonkosten kunnen toenemen. De totale loonkosten voor werkgevers
stijgen door de minimumloonsverhoging in 2023 naar verwachting met circa 0,7 miljard
euro in 2023. Dat is ruim 0,4 miljard euro aan hogere brutolonen voor werknemers en
0,3 miljard euro aan hogere werkgeverspremies. Het totale structurele effect van de
minimumloonsverhoging met in totaal 7,5 procent (exclusief gevolgen van de mogelijke
invoering van het wettelijk minimumuurloon per 1 januari 2024) bedraagt naar verwachting
circa 1,9 miljard euro aan loonkosten.
Dit komt neer op een kleine 1,3 miljard euro hogere bruto lonen en 0,6 miljard euro
hogere werkgeverspremies.24 Dit kan leiden tot lagere winstmarges voor werkgevers, of tot hogere prijzen, indien
werkgevers deze hogere loonkosten afwentelen op consumenten. Het exacte effect op
de loonsom per werkgever of sector hangt samen met het aandeel werknemers op of vlak
boven het minimumloon. Het aandeel minimumloonverdieners in de sectoren verhuur en
overige zakelijke diensten, horeca en cultuur, sport en recreatie is relatief hoog.
Hierdoor is het directe effect op de loonsom van de minimumloonverdieners in deze
sectoren naar verwachting relatief sterk. Als het overloopeffect tot 130 procent van
het minimumloon wordt meegerekend, nemen daarnaast de loonkosten toe in de sectoren
handel en landbouw, bosbouw en visserij. Door de invoering van het wettelijk minimumuurloon
(beoogd per 1 januari 2024) is ook de lengte van de werkweek (normale arbeidsduur)
van belang. In sectoren met een hogere normale arbeidsduur dan 36 uur, zoals de bouw,
nemen loonkosten naast reguliere indexatie en door de minimumloonsverhoging ook toe
door de invoering van het minimumuurloon.
Het hogere minimumloon kan leiden tot gedragsreacties bij werknemers en werkgevers.
Het hogere minimumloon leidt onder normale omstandigheden tot hogere eisen van werkgevers
aan de productiviteit van werknemers en prijst sommige werknemers mogelijk uit de
markt. De huidige krapte op de arbeidsmarkt dempt dit effect naar verwachting op korte
termijn. Wel kan de toename van de loonkosten op lange termijn ertoe leiden dat werkgevers
minder werknemers in dienst nemen. De hogere uitkeringen leiden daarnaast tot een
betere terugvalpositie voor werknemers. Hierdoor gaan mogelijk minder mensen zich
aanbieden op de arbeidsmarkt.
Het CPB concludeert, op basis van recente internationale literatuur, echter dat deze
gedragsreacties tot een lager werkgelegenheidsverlies leiden dan eerder gedacht.25 Het werkgelegenheidsverlies neemt wel meer dan lineair toe bij grotere minimumloonsverhogingen.
Een veel gehoorde theoretische verklaring voor de lager dan verwachte werkgelegenheidseffecten
van een verhoging van het minimumloon, is de imperfecte concurrentie op de arbeidsmarkt.
Invoering van een wettelijk minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek leidt
volgens het CPB tot een verwaarloosbaar klein werkgelegenheidseffect. De voorgenomen
verhoging van het minimumloon met 7,5 procent en de invoering van een minimumuurloon
leiden naar verwachting tot een structureel werkgelegenheidsverlies van -0,3 procent
tot -0,4 procent. Dit zou neerkomen op circa 25 duizend tot 35 duizend banen. De huidige
krapte op de arbeidsmarkt kan er echter toe leiden dat een dergelijk verlies van banen
op korte termijn niet optreedt.
Door het minimumloon stapsgewijs te verhogen en daarmee te spreiden over meerdere
jaren, creëert het kabinet tijd voor werkgevers om de stijgende loonkosten op te vangen.
Een abrupte verhoging in één klap geeft het bedrijf onvoldoende tijd om de bedrijfsvoering
en het loongebouw aan te passen, en past in de ogen van het kabinet niet bij een voorspelbare
overheid.
5.3 Gevolgen uitkeringsgerechtigden
De uitkeringen op het sociaal minimum, zoals de bijstand en de Anw, stijgen direct
door het hogere minimumloon. Dit geldt voor alle drie de stappen. De hogere bijstandsuitkering
verbetert de bestaanszekerheid. Personen met een lopende loongerelateerde uitkering
hebben profijt van de eerste stap van de verhoging per 1 januari 2023, die wordt geregeld
met een AMvB. Bij de tweede en derde stap, waarvoor een wetswijziging plaatsvindt,
werkt de bijzondere verhoging niet door op de hoogte van lopende loongerelateerde
uitkeringen. Dit is een gevolg van de keuze om de verhoging per wetswijziging alleen
te richten op de bodem van het inkomensgebouw.
5.4 Gevolgen gepensioneerden
De AOW en de AIO stijgen mee met de verhoging van het minimumloon in alle drie de
stappen. Daar staat tegenover dat de IOAOW in drie stappen wordt afgeschaft. De IOAOW
is een bruto inkomensonafhankelijke kop op de AOW. Per saldo stijgt het inkomen van
alle gepensioneerden, omdat het effect van de verhoging van de AOW groter is dan het
effect van het afschaffen van de IOAOW. Met de invulling in het coalitieakkoord met
een verhoging van de ouderenkorting zouden niet alle gepensioneerden worden bereikt.
Dat komt omdat de ouderenkorting door gepensioneerden met een laag inkomen niet (volledig)
wordt verzilverd en gepensioneerden met een hoog inkomen geen recht hebben op de ouderenkorting.
6 Budgettaire gevolgen
Een minimumloonsverhoging leidt tot hogere uitgaven op de Rijksbegroting, voornamelijk
op de begroting van SZW. Hier staat tegenover dat door het hogere minimumloon en effect
hiervan op uitkeringen er ook sprake is van hogere inkomsten op de Rijksbegroting,
bijvoorbeeld via belastingheffing.
De voorziene minimumloonsverhogingen via wetswijziging in 2024 en 2025 hebben meerdere
budgettaire doorwerkingen. Zo is het grootste deel van de SZW-uitkeringsregelingen
gekoppeld aan de hoogte van het minimumloon. Via deze koppeling zorgt een hoger minimumloon
voor hogere uitkeringslasten van onder andere Participatiewetuitkeringen (Bijstand,
Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO), IOAZ en IOAW), de AOW, Wajong, Algemene
nabestaandenwet (Anw) en de inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW). Ook leidt
een hoger minimumloon tot een hoger prijsniveau van een deel van de toekomstige instroom
in de loongerelateerde uitkeringsregelingen (uitkeringen uit de Werkloosheidswet (WW),
Ziektewet (ZW), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)). Daarnaast zorgt een
hoger minimumloon voor hogere uitkeringslasten in de TW, doordat TW-gerechtigden tot
een hoger niveau worden aangevuld. Tot slot stijgen de uitgaven aan onder andere het
kindgebonden budget, de zorgtoeslag (VWS) en de huurtoeslag (BZK), doordat het drempelinkomen
in deze regelingen is gekoppeld aan de hoogte van het minimumloon.
De voorziene verhoging met een AMvB in 2023 leidt ook tot voornoemde budgettaire effecten.
In aanvulling hierop is er sprake van een aantal andere budgettaire doorwerkingen,
doordat de verhoging in 2023 met een AMvB geschiedt. Bij deze verhoging met generieke doorwerking stijgen ook de uitkeringen van het zittend bestand in de loongerelateerde
uitkeringen en het maximum dag- en premieloon mee. Dit leidt tot hogere uitkeringslasten
in de loongerelateerde uitkeringen.
Tabel 3 bevat de verwachte gevolgen op de uitgavenkant van de Rijksbegroting van de
voorgenomen bijzondere minimumloonsverhoging met 7,5 procent.26 Deze effecten zijn verwerkt in de relevante 1e suppletoire begrotingswetten.
Tabel 3: budgettaire effecten verhoging minimumloon
x € mln. (prijspeil 2022)
2023
2024
2025
2026
2027
Kosten WML-verhoging
1,6
2,8
3,9
4,0
4,1
w.v. AOW
0,7
1,5
2,2
2,3
2,4
w.v. Bijstand
0,1
0,3
0,5
0,5
0,5
w.v. Wajong
0,1
0,2
0,3
0,3
0,3
w.v. Loongerelateerde uitkeringen
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
w.v. Overige doorwerkingen (o.a.
0,2
0,4
0,5
0,5
0,5
AIO, LIV, TW, WKB, huurtoeslag1, zorgtoeslag)
X Noot
1
Voor de huurtoeslag bevat de tabel het effect van het vervroegen van de stijging van
het minimumloon en de koppeling van de AOW hieraan. De budgettaire doorwerking van
de verhoging van het wettelijk minimumloon wordt integraal meegenomen in de hervorming
van de huurtoeslag. Hiervoor is vanaf 2024 structureel € 300 miljoen gereserveerd
(geen onderdeel van de reeks in de tabel) en wordt de eigen bijdrage van de huurtoeslag
met € 4 verhoogd.
Tot slot werkt een hoger minimumloon normaliter ook door in de grenzen van de arbeidskorting,
aan de inkomstenkant van de Rijksbegroting. Deze doorwerking wordt niet doorgevoerd
om te voorkomen om dat het voordeel van de minimumloonsverhoging voor werknemers die
in deeltijd minimumloon verdienen wordt afgeroomd (zie § 4.3 en bijlage 1 voor uitleg).
7 Uitvoerbaarheid
De verhoging van het minimumloon werkt door op een groot aantal regelingen die door
verschillende uitvoerders worden uitgevoerd zoals gemeenten, SVB, UWV, DUO, Belastingdienst
en Toeslagen. De verhoging met generieke doorwerking in de eerste stap wordt tegelijkertijd
met de reguliere indexatie doorgevoerd op een regulier indexatiemoment (1 januari).
Daarom is, mede gelet op de benodigde voortgang van het wetstraject om een invoering
per 1 januari 2023 mogelijk te maken, geen formele uitvoeringstoets uitgevraagd. Wel
is de AMvB die de verhoging regelt tijdig met uitvoerders gedeeld en bekijkt het UWV
op korte termijn de uitvoeringsconsequenties hiervan. Het uiterlijk in oktober – en
daarmee vóór de inwerkingtreding – publiceren van de AMvB is noodzakelijk voor de
uitvoerbaarheid van de minimumloonsverhoging per 1 januari 2023.27
Alle relevante uitvoerders worden betrokken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel
waarmee de gerichte verhoging in de tweede en derde stap wordt geregeld. Dit is noodzakelijk
om een goed beeld te krijgen van de consequenties voor de uitvoering. Zoals gebruikelijk
worden de uitvoerders verzocht een uitvoeringstoets te doen op het conceptwetsvoorstel.
Daarbij worden ook sociale partners geconsulteerd over de gevolgen van de voorgenomen
minimumloonsverhoging in alle drie de stappen.
De verhoging van het minimumloon is een unieke maatregel. Voor het eerst sinds de
invoering van het minimumloon in 1969 voert het kabinet een bijzondere verhoging door.
Daarom zal met het CPB besproken worden welke mogelijkheden er zijn om de effecten
van de verhoging te onderzoeken. Daarbij kan gedacht worden aan effecten op lonen
boven het minimumloon, werkgeverslasten, prijzen en werkgelegenheid.
8 Verdere wetgevingsproces
Een bijzondere verhoging van het minimumloon is een unieke maatregel met een structureel
effect voor grote groepen in de samenleving. De generieke verhoging in de eerste stap
wordt geregeld met een AMvB. Voor tijdige publicatie van deze AMvB in het Staatsblad
is het van groot belang dat de voorgeschreven voorhangprocedure voor het zomerreces
is afgerond, zodat de AMvB tijdens het zomerreces voor advies kan worden voorgelegd
aan de Raad van State. Een wijziging van de minimumloonbedragen per 1 januari (in
dit geval zowel een verhoging als indexatie) wordt voor uitvoerende partijen namelijk
uiterlijk in de maand oktober gepubliceerd. De gerichte verhoging in de tweede en
derde stap vergt een wetswijziging. Daarom verwacht het kabinet dat voor de invoering
van deze gerichte verhoging 1 januari 2024 de vroegst haalbare datum is.28 Het kabinet werkt het wetsvoorstel op dit moment nader uit, waarbij de voorgeschreven
stappen zoals (internet)consultatie, uitvoeringstoetsen en advisering door de Raad
van State worden doorlopen. Het kabinet verwacht dat het wetsvoorstel begin 2023 aan
uw Kamer wordt aangeboden.
Het kabinet werkt graag met beide Kamers toe naar een minimumloon dat beter past bij
de huidige arbeidsmarkt en huishoudens meer zekerheid biedt.
De voorgestelde minimumloonsverhoging is daarbij volgens het kabinet een belangrijke
stap voorwaarts.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Bijlage 1: toelichting doorwerking verhoging minimumloon per thema:
Sociaal minimum
Waar het minimumloon de basis van het loongebouw vormt, is het sociaal minimum de
basis van het inkomensgebouw. De hoogte van een sociale minimumuitkering hangt direct
samen met de hoogte van het minimumloon. Het kabinet kiest ervoor dat de minimumloonsverhoging doorwerkt
in regelingen in de Participatiewet, zoals de bijstand en de bijstandsnorm voor AOW-gerechtigden
(Aanvullende Inkomensondersteuning, AIO). Hiermee komt het sociaal vangnet voor alle
Nederlanders op een hoger niveau te liggen. Dit geldt ook voor andere regelingen die
een inkomen(aanvulling) bieden van maximaal het sociaal minimum, zoals bij een uitkering
vanuit de Algemene nabestaandenwet (Anw) of de aanvulling die het UWV via de Toeslagenwet
kan geven op uitkeringen lager dan het sociaal minimum.
Loongerelateerde uitkeringen
Loongerelateerde uitkeringen komen voort uit een dienstbetrekking. Bijvoorbeeld uitkeringen
voor arbeidsongeschiktheid, ziekte, werkloosheid of verlofregelingen in geval van
zwangerschap, bevalling of ouderschap van de werknemer. Bij loongerelateerde uitkeringen
is de uitkeringshoogte gebaseerd op het dagloon dat is afgeleid van het laatstverdiende
arbeidsinkomen. Dit dagloon betreft hoogstens het maximumdagloon (circa 230 euro bruto
per dag per 1 januari 2022). Loongerelateerde uitkeringen zijn meestal hoger dan het
sociaal minimum.
Loongerelateerde uitkeringen worden elk halfjaar geïndexeerd met de ontwikkeling van het minimumloon, ofwel de gemiddelde contractloonontwikkeling. Zo blijven lopende
uitkeringen in de pas lopen met de rest van het loongebouw.
Door de minimumloonsverhoging per 1 januari 2023 (AMvB) wordt het (maximum) dagloon
naast de reguliere indexatie met de gemiddelde contractloonontwikkeling, ook verhoogd
met de bijzondere minimumloonsverhoging van 2,5 procent. De eerste stap van de minimumloonsverhoging
werkt dus door in alle loongerelateerde uitkeringen. Het kabinet kiest er echter voor
om de tweede en derde stap (respectievelijk 2,5 procent en 2,32 procent) niet door
te laten werken in loongerelateerde uitkeringen. De reden voor dit verschil is dat
de eerste stap een minimumloonsverhoging met generieke doorwerking betreft, met als doel het beperken van koopkrachtverlies als gevolg van
de hoge inflatie. De tweede en derde stap betreft een minimumloonsverhoging met gerichte doorwerking, met als doel om de basis van het inkomensgebouw te verstevigen. Door
de focus op de laagste inkomens ligt het bij de tweede en derde stap niet in de rede
om, veelal bovenminimale, loongerelateerde uitkeringen mee te laten stijgen. Deze
uitkeringen worden uiteraard wel regulier geïndexeerd. De aanvulling die het UWV via
de Toeslagenwet tot het sociaal minimum kan geven stijgt wel volledig mee met de tweede
en derde stap. Specifieke verlofregelingen uit de Wet arbeid en zorg (WAZO) zijn uitgezonderd
van aanvulling vanuit de TW. Dit zijn uitkeringen met een beperkte looptijd. De systematiek
van loongerelateerde uitkeringen wordt wel gevolgd bij het geboorte- en ouderschapsverlof
voor werknemers, maar voor het UWV is het bij deze regelingen niet uitvoerbaar om
een aanvulling vanuit de TW te geven omdat de deeltijdfactor en arbeidsduur van de
betrokkene niet goed vast te stellen is.
Om ervoor te zorgen dat de verhoging in de tweede en derde stap alleen doorwerkt in
sociale minimumuitkeringen, wordt in het wetsvoorstel geregeld dat het dagloon en
maximumdagloon per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 alleen op de gebruikelijke wijze
worden geïndexeerd met de gemiddelde contractloonstijging (artikel 14 van de Wml).
Dit houdt in dat de bijzondere wettelijke verhoging waarmee het reguliere indexatiepercentage
wordt verhoogd (met 2,5 procent in 2024 en 2,32 procent in 2025) buiten beschouwing
blijft. Hierdoor werkt de bijzondere minimumloonsverhoging niet door in het dagloon
en maximumdagloon.
Door deze wetswijziging wordt voorkomen dat ook de uitkeringen van mensen met een
lopende bovenminimale WW- of WIA-uitkering in 2024 en 2025 door het hogere minimumloon
een hogere uitkering krijgen. De logica daarachter is dat als deze persoon nog werknemer
zou zijn, de minimumloonsverhoging ook niet tot een hoger loon zou hebben geleid.
Het halfjaarlijks meegroeien van lopende loongerelateerde uitkeringen met de gemiddelde
contractloonontwikkeling blijft wel van toepassing. Zo blijven de uitkeringen wel
meegroeien met het loongebouw.
AOW
De AOW is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel.29 In afwijking van het coalitieakkoord heeft het kabinet in de voorjaarsbesluitvorming
besloten dat de AOW meestijgt met de minimumloonsverhoging. De pensioenfranchise is
wettelijk gekoppeld aan de hoogte van de AOW en stijgt daardoor ook mee. Hierdoor
gaan werknemers vanaf een hoger inkomen aanvullend pensioen opbouwen. Dat leidt tot
een lager aanvullend pensioen voor werknemers op het moment dat zij de pensioengerechtigde
leeftijd bereiken, waar op dat moment wel een hogere AOW tegenover staat. Ook verhoogt
de hogere pensioenfranchise het belastbaar inkomen van werknemers. Voor de huidige
generatie werknemers leidt de verhoging van het minimumloon, met daaraan gekoppeld
de AOW en de pensioenfranchise dus tot een kleine schuif van de tweede naar de eerste
pijler van hun toekomstige pensioenvoorziening. Omdat deze schuif niet optreedt voor
huidige gepensioneerden – hun aanvullende pensioenuitkering staat immers al vast –
hebben zij meer baat bij de hogere AOW. In het wetsvoorstel dat de tweede en derde
stap van de verhoging van het minimumloon regelt, zullen de intergenerationele effecten
nader worden toegelicht.
Zoals beschreven in paragraaf 4.1 wordt het in stand houden van de koppeling van de
AOW bekostigd door de voorgenomen verhoging van de ouderenkorting uit het Coalitieakkoord
niet door te voeren. Daarnaast schaft het kabinet de IOAOW in drie stappen af. De
eerste stap per 1 januari 2023 wordt geregeld met dezelfde AMvB als die de eerste
stap van de verhoging van het minimumloon regelt. De overige uitgavenstijging als
gevolg van de AOW-verhoging wordt gedekt binnen het totaal aan inkomsten en uitgavenmaatregelen
in de Voorjaarsnota.
Ook het sociaal minimum voor AOW-gerechtigden, AIO, stijgt mee met het hogere minimumloon.
Per saldo zullen AOW-gerechtigden met alleen AOW, of een onvolledige AOW met aanvulling
vanuit de AIO erop vooruitgaan. Zij ontvangen immers de hogere AOW- of AIO-uitkering
en zullen niet geraakt worden door het verlagen van de ouderenkorting, omdat zij deze
niet konden verzilveren.
Toeslagen
Met de zorgtoeslag, huurtoeslag en het kindgebonden budget kunnen huishoudens een
tegemoetkoming krijgen in de kosten van respectievelijk de zorgverzekering, huur of
kinderen.30 De hoogte van het minimumloon is bepalend voor zowel de inkomensgrens in deze toeslagen
als voor de maximale hoogte van de zorgtoeslag. Huishoudens tot de inkomensgrens ontvangen
de maximale toeslagen. Vanaf de inkomensgrens wordt het bedrag aan toeslag inkomensafhankelijk
afgebouwd. De koppeling met het minimumloon is dus nodig om deze toeslagen primair
te kunnen richten op huishoudens met de laagste inkomens. Daarnaast is het nodig om
de hoogte van de tegemoetkoming aan te laten sluiten bij de financiële draagkracht
van het huishouden. Het kabinet vindt het van belang dat het hogere minimumloon er
niet toe leidt dat huishoudens het recht op toeslagen verliezen. Daarom acht het kabinet
het redelijk dat drempelinkomens meestijgen met het hogere minimumloon. Dat geldt
voor de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en het minimum-inkomensijkpunt in de
huurtoeslag. Hierdoor blijft een bijstandsgezin bijvoorbeeld recht houden op de maximale
zorgtoeslag. Dit houdt ook in dat de toeslagen tot een hoger inkomen doorlopen dan
nu het geval is. De maximale zorgtoeslag valt wel iets lager uit. Dit komt omdat het
bedrag dat huishoudens zelf betalen aan de nominale zorgpremie wordt berekend als
een percentage van het minimumloon. De lagere zorgtoeslag valt echter meer dan weg
tegen het hogere inkomen uit loon of uitkering als gevolg van de minimumloonsverhoging.
Overig beleid
Ook buiten de sociale zekerheid bestaan regelingen waarop het minimumloon doorwerkt.
Bijvoorbeeld de arbeidskorting en de studiefinanciering. Een overzicht van alle regelingen
waarop de hoogte van het minimumloon doorwerkt in de tweede en derde stap, is opgenomen
in bijlage 2 van deze brief. Bij de eerste stap is sprake van generieke doorwerking van de minimumloonsverhoging, in beginsel betreft dit alle regelingen
in bijlage 2.
Regelingen buiten de sociale zekerheid zijn veelal gericht op de laagste inkomens
waarbij de hoogte van het minimumloon wordt gebruikt als inkomenstoets, om de doelgroep
te bepalen of als maximum tot waar een uitkering wordt aangevuld. Het kabinet ziet
bij dergelijke regelingen geen aanleiding om de doorwerking van het hogere minimumloon
in de tweede en derde stap te doorbreken.
Bij de arbeidskorting ligt dit anders. In de arbeidskorting is sprake van verschillende
opbouw- en afbouwtrajecten waarvan de grenzen zijn afgeleid van de hoogte van het minimumloon. Hiermee wordt beoogd dat de arbeidskorting tot een inkomen van
grofweg modaal opbouwt, met het laatste opbouwtraject vanaf het minimumloon. Bij doorwerking
van het hogere minimumloon kan de maximale arbeidskorting pas bij een hoger inkomen
worden bereikt. Tegelijkertijd hoeft de minimumloonsverhoging geen directe impact
te hebben op het modale inkomen. Doorwerking zou kunnen betekenen dat hoge inkomens,
van wie het inkomen niet reageert op de minimumloonsverhoging, toch minder belasting
zouden gaan betalen vanwege de minimumloonsverhoging. Ook kunnen inkomens onder het
minimumloon die niet direct profiteren van de minimumloonsverhoging, zoals deeltijdwerkers,
een stuk minder arbeidskorting krijgen en dus meer belasting gaan betalen.
Om deze effecten te voorkomen wil het kabinet de doorwerking van de bijzondere verhoging
van het minimumloon op de inkomensgrenzen in de arbeidskorting voorkomen. De inkomensgrenzen
in de arbeidskorting worden vanaf 1 januari 2023 vastgesteld op de hoogten die deze
zouden hebben zonder de bijzondere minimumloonsverhoging. Hierdoor ontvangt een minimumloonverdiener
een hogere arbeidskorting dan bij doorwerking van de minimumloonsverhoging het geval
zou zijn. Dit wordt geregeld bij het Belastingplan 2023.
Bijlage 2: overzicht effecten tweede en derde stap bijzondere, stapsgewijze minimumloonsverhoging
op Rijksbrede regelingen31
Onderstaande tabel 4 bevat regelingen waarop de tweede en derde stap van de bijzondere,
stapsgewijze minimumloonsverhoging per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 gevolgen heeft.
In geval van de IOW en de Wtl vergt dit wetswijziging.
Tabel 4: Regelingen waarin bijzondere, stapsgewijze minimumloonsverhoging doorwerkt
Dept.
Type regeling
Regeling
Argumentatie
SZW
Wettelijk minimumloon en minimumjeugdloon
SZW
Minimumuitkering
Bijstand (Participatiewet)
Uitkering op of aanvulling tot sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
AIO (Participatiewet)
Uitkering op of aanvulling tot sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers)
Uitkering op sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen)
Uitkering op sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
Bijstand voor zelfstandigen (Participatiewet)
Uitkering op sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
Loonkostensubsidie (Participatiewet art. 10d; Besluit loonkostensubsidie Participatiewet)
Aanvulling tot minimumloon
SZW
Minimumuitkering
Anw (Algemene nabestaandenwet)
Uitkering op sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
Toeslagenwet (Toeslagenwet)
Aanvulling tot sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
IOW (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen)1
Uitkering op sociaal minimum
SZW
Minimumuitkering
Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
Uitkering op sociaal minimum
SZW
Oudedagsvoorziening
AOW (Algemene Ouderdomswet)
Uitkomst voorjaarsbesluitvorming
SZW
Oudedagsvoorziening
OBR (Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW)
Hangt samen met AOW
SZW
Oudedagsvoorziening
Pensioenfranchise (Wet op de Loonbelasting en Wet op de Inkomstenbelasting)
Hangt samen met AOW
SZW
Loongerelateerd
Vervolguitkering WGA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
Uitkering op sociaal minimum
SZW
Loongerelateerd
Doelgroepafbakening onderdelen WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
Afbakening doelgroep naar personen afgeleid van minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Niet betaalbaarstelling uitkering (Werkloosheidswet)
Percentage minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Doelgroepafbakening no-riskpolis (Ziektewet)
Afbakening doelgroep naar personen op sociaal minimum
SZW
Loongerelateerd
Minimale uitkeringshoogte eerste jaar (Ziektewet)
Minimumhoogte uitkering afgeleid van minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Zwangerschaps- en bevallingsverlof zelfstandigen (Wet arbeid en zorg)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Kortdurend zorgverlof (Wet arbeid en zorg)
Minimumhoogte uitkering afgeleid van minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Geboorte- en ouderschapsverlof niet-verzekerde werknemers (Wet arbeid en zorg)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Overgang bevallingsverlof bij overlijden moeder, partner werkzaam als niet-werknemer
[Kraambedsterfteregeling] (Wet arbeid en zorg)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Uitkeringshoogte WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
SZW
Loongerelateerd
Indexatie grondslagbedragen WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)
Indexatie gebaseerd op ontwikkeling minimumloon
SZW
Oudedagsvoorziening
Partnertoeslag: inkomensvrijlating en korting (Algemene Ouderdomswet)
Bijverdienregeling afgeleid van minimumloon
SZW
Oudedagsvoorziening
Uitzondering mogelijkheid vrijwillige verzekering bij bepaalde Anw-uitkering in het
buitenland van 50 jaar of ouder (Algemene Ouderdomswet)
Hangt samen met ANW
SZW
Oudedagsvoorziening
Inkomensgrens OBR (Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW)
Grensbedrag afgeleid van minimumloon
SZW
Oudedagsvoorziening
Indexatie vermogensgrens OBR (Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW)
Indexatie gebaseerd op ontwikkeling minimumloon
SZW
Oudedagsvoorziening
Inkomensvrijlating OBR (Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW)
Vrijlating afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Drempelinkomens kindgebonden budget (Wet op het kindgebonden budget)
Drempelinkomen afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Loonkostenvoordeel (Wet tegemoetkomingen loondomein)
Afbakening doelgroep afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Ondergrens bandbreedte Lage-inkomensvoordeel2 (Wet tegemoetkomingen loondomein)
Afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Besluit experimentele subsidie generieke werkgeversvoorzieningen
Afbakening doelgroep afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen
Maximumhoogte inkomensaanvulling afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Ondergrens uitbetaling en drempelbedragen bij subsidieverstrekking (Reïntegratiebesluit)
Normbedragen afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Maatmaninkomen en bepaling loonwaarde (Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten)
Normbedragen afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Wet arbeid vreemdelingen
Weigeringsgrond afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen
Weigeringsgrond afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Arbeidstijdenbesluit
Afbakening doelgroep afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Grondslag UWV-subsidieregeling voor doelgroep die niet in staat is minimumloon te
verdienen (Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen)
Afbakening doelgroep afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Diverse bepalingen waaronder vermelding minimumloon op loonstrook (Burgerlijk wetboek
boek 7 – arbeidsrecht; minimumloon, artikelen 616, 626, 629, 631, 632 en 650)
Diverse grensbedragen en rapportageverplichtingen afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd
Afbakening doelgroep afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Subsidiemogelijkheid bij projecten die zien op begeleiding van kwetsbare werkenden
in de context van de COVID-19-pandemie (Subsidieregeling ESF 2014–2020)
Afbakening doelgroep afgeleid van minimumloon
SZW
Overig SZW-beleid
Ontheffing verzekeringsplicht Anw indien recht op buitenlandse regeling inzake sociale
zekerheid (Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen)
Inkomenstoets
SZW
Overig SZW-beleid
AOW-premie voor de vrijwillige ouderdomsverzekering (Besluit Wfsv)
Hangt samen met AOW
VWS
Overig Rijksbreed
Drempelinkomen zorgtoeslag (Wet op de zorgtoeslag)
Drempelinkomen afgeleid van minimumloon
VWS
Overig Rijksbreed
Maximale hoogte zorgtoeslag (Wet op de zorgtoeslag)
Eigen bijdrage aan kosten Zvw-premie en eigen risico is afgeleid van minimumloon
BZK
Overig Rijksbreed
Drempelinkomen huurtoeslag (Wet op de huurtoeslag)
Drempelinkomen afgeleid van minimumloon
BZK
Overig Rijksbreed
Hoogte uitkering (Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers)
Hoogte uitkering afhankelijk van hoogte minimumloon
DEF
Overig Rijksbreed
Toelage minimumloon (Inkomensbesluit militairen)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
DEF
Overig Rijksbreed
Toelage minimumloon (Inkomstenregeling militairen)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
DEF
Overig Rijksbreed
Terugbetalingsregeling (Algemeen militair ambtenarenreglement)
Drempelinkomen afgeleid van minimumloon
DEF
Overig Rijksbreed
Aanvulling uitkering (Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen
militairen)
Aanvulling uitkering tot minimumloon
DEF
Overig Rijksbreed
Aanpassing kortingsbedragen (Besluit bijzondere militaire pensioenen)
Hangt samen met ANW
DEF
Overig Rijksbreed
Toelage minimumloon (Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
DEF
Overig Rijksbreed
Inkomenstoets eigen bijdrage (Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers)
Inkomenstoets afgeleid van minimumloon
DEF
Overig Rijksbreed
Eigen bijdrage hangt samen met toelage minimumloon (Voorzieningenstelsel buitenland
defensiepersoneel)
Hoogte eigen bijdrage indirect afhankelijk van hoogte minimumloon
J&V
Overig Rijksbreed
Inkomensafhankelijke huurprijsverhoging (Burgerlijk Wetboek Boek 7 en Wijzigingswet
Burgerlijk Wetboek Boek 7)
Inkomensgrens afgeleid van minimumloon
J&V
Overig Rijksbreed
Normen minimumsalaris vakantiewerkers en toelage naar minimumloon politie (Besluit
bezoldiging politie)
Minimumsalaris/-toelage afgeleid van minimumloon
J&V
Overig Rijksbreed
AOW-compensatieregeling voor oud-medewerkers met een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering
(Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
J&V
Overig Rijksbreed
AOW-compensatieregeling voor vliegers Landelijke Eenheid die vervroegd uittreden (Regeling
ontslaguitkering vliegers Landelijke eenheid)
Hoogte uitkering afgeleid van minimumloon
OCW
Overig Rijksbreed
Toetsingsinkomen verlaging collegegeld Open Universiteit (Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek)
Inkomenstoets afgeleid van minimumloon
OCW
Overig Rijksbreed
Hoogte financiële ondersteuning bijzondere activiteiten hoger onderwijs (Regeling
financiën hoger onderwijs)
Hoogte financiële ondersteuning afgeleid van minimumloon
OCW
Overig Rijksbreed
Onder meer bepalingen bij terugbetaling lening (Wet studiefinanciering)
Inkomenstoets afgeleid van minimumloon
OCW
Overig Rijksbreed
Diverse bepaling t.a.v. aanvullende beurs (Besluit studiefinanciering)
Inkomenstoets afgeleid van minimumloon
OCW
Overig Rijksbreed
Geen voorzieningen bij geringe kosten (Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor
jongeren met een handicap)
Minimumbedrag bij voorziening in kosten afgeleid van minimumloon
VWS
Overig Rijksbreed
Vergoeding onkosten donor bij orgaandonatie bij leven (Subsidieregeling donatie bij
leven)
Lengte peilperiode afhankelijk van inkomenstoets afgeleid van minimumloon
X Noot
1
Vergt wetswijziging omdat de IOW in de huidige wet- en regelgeving wordt geïndexeerd
met de gemiddelde contractloonontwikkeling (zoals beschreven in artikel 14 van de
Wml). Dit is echter een uitkering op het sociaal minimum zodat het in de rede ligt
dat de bijzondere, stapsgewijze minimumloonsverhoging gevolgen heeft de hoogte van
de uitkering.
X Noot
2
Vergt wetswijziging omdat enkel de ondergrens van de bandbreedte LIV stijgt door de
bijzondere minimumloonsverhoging. Regeling vervalt per 1 januari 2025.
Onderstaande tabel 5 bevat regelingen waarbij wijziging van wet, besluit of regeling
wordt voorgesteld zodat de tweede en derde stap van de bijzondere, stapsgewijze minimumloonsverhoging
per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 geen gevolgen heeft, omdat het bovenminimale
regelingen betreft.
Tabel 5: Regelingen waarin bijzondere, stapsgewijze minimumloonsverhoging niet doorwerkt
Dept.
Type regeling
Regeling
Argumentatie
SZW
Oudedagsvoorziening
Aftoppingsgrens aanvullend pensioen (Wet op de Loonbelasting)
Bovenminimaal
SZW
Oudedagsvoorziening
Aftoppingsgrens lijfrente (Wet op de Inkomstenbelasting)
Bovenminimaal
SZW
Oudedagsvoorziening
Grens oudedagsreserve zzp (Wet op de Inkomstenbelasting)
Bovenminimaal
SZW
Loongerelateerd
Indexatie dagloon lopende WAO-uitkeringen (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
en Dagloonbesluit werknemersverzekering)
Bovenminimaal (vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW
Loongerelateerd
Vervolguitkering WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)
Bovenminimaal (vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW
Loongerelateerd
Indexatie dagloon lopende WIA-uitkeringen (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
en Dagloonbesluit werknemersverzekering)
Bovenminimaal (vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW
Loongerelateerd
Indexatie dagloon lopende WW-uitkeringen (Werkloosheidswet en Dagloonbesluit werknemersverzekering)
Bovenminimaal (vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW
Loongerelateerd
Indexatie dagloon lopende ZW-uitkeringen (Ziektewet en Dagloonbesluit werknemersverzekering)
Bovenminimaal (vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW/VWS
Loongerelateerd
Maximum premieloon (voor werknemersverzekeringen en zorgverzekeringswet)
Beoogd wordt stijging met gemiddelde contractloon
SZW
Loongerelateerd
Maximum dagloon
Beoogd wordt stijging met gemiddelde contractloon
SZW
Loongerelateerd
Zwangerschaps- en bevallingsverlof werknemers (Wet arbeid en zorg en Dagloonbesluit
werknemersverzekeringen)
Bovenminimaal
(vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW
Loongerelateerd
Geboorteverlof (Wet arbeid en zorg en Dagloonbesluit werknemersverzekeringen)
Bovenminimaal
SZW
Loongerelateerd
Ouderschapsverlof (Wet arbeid en zorg en Dagloonbesluit werknemersverzekeringen)
Bovenminimaal
SZW
Loongerelateerd
Verlof werknemer bij langdurige ziekenhuisopname baby [Couveuseregeling] (Wet arbeid
en zorg en Dagloonbesluit werknemersverzekeringen)
Bovenminimaal
(vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW
Loongerelateerd
Adoptie- en pleegzorgverlof (Wet arbeid en zorg en Dagloonbesluit werknemersverzekeringen)
Bovenminimaal
(vangnetregeling: Toeslagenwet)
SZW
Overig SZW-beleid
Bovengrens bandbreedte Lage-inkomensvoordeel1 (Wet tegemoetkomingen loondomein)
Bovenminimaal
SZW
Overig SZW-beleid
Regeling tegemoetkoming Wajongers
Regeling beoogt inflatiecorrectie
FIN
Overig Rijksbreed
Arbeidskorting (Wet op de Inkomstenbelasting)
Inkomensgrenzen worden vastgesteld op het niveau zonder de bijzondere minimumloonsverhoging
X Noot
1
Regeling vervalt per 1 januari 2025.
Bijlage 3: Juridische werking van verhoging minimumloon op andere regelingen
In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) is de hoogte van het minimumloon
op maand-, week- en dagbasis geregeld in artikel 8.32 De wijze waarop deze bedragen elk halfjaar worden geïndexeerd met de gemiddelde contractloonontwikkeling,
is geregeld in artikel 14. Na de indexatie worden de minimumloonbedragen van het voorgaande
tijdvak in artikel 8 vervangen door de nieuwe geïndexeerde minimumloonbedragen.
Met de hoogte van het minimumloon is de bodem van het loongebouw wettelijk vastgelegd.
De halfjaarlijkse indexatie met de gemiddelde contractloonontwikkeling zorgt ervoor
dat deze bodem in de pas blijft lopen met de rest van het loongebouw. Na de halfjaarlijkse
indexatie worden de nieuwe minimumloonbedragen in artikel 8 van de Wml bij ministeriële
regeling vastgesteld.
Een bijzondere verhoging van het minimumloon vergt een wetswijziging, behoudens bijzondere
omstandigheden. Bij bijzondere omstandigheden kan een verhoging (of verlaging) ook
worden geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB), op grond van artikel
14, dertiende lid, van de Wml.
Het effect van een verhoging van het minimumloon kan als volgt doorwerken op andere
regelingen.
Gekoppeld aan de hoogte minimumloon
De hoogte van een regeling, zoals een uitkering, kan zijn afgeleid van de hoogte van
het minimumloon. Ook kan het recht op of de toegang tot een regeling afhangen van
het (huishoud)inkomen ten opzichte van de hoogte van het minimumloon. Het betreft
hier dan een (directe of indirecte) doorwerking van de hoogte van het minimumloon.
Deze regelingen zijn direct gekoppeld aan (de bedragen in) artikel 8 van de Wml.
Dit geldt voor verreweg de meeste regelingen die gekoppeld zijn aan het minimumloon.
Voorbeelden zijn uitkeringen op het sociaal minimum, zoals de bijstand, of de inkomensgrenzen
in bijvoorbeeld de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Als de bedragen in artikel
8 van de Wml worden verhoogd, dan stijgen deze uitkeringen en inkomensgrenzen dus
automatisch mee.
Gekoppeld aan ontwikkeling minimumloon
Er bestaan ook regelingen die zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon.
In artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wml is een indexatiebepaling opgenomen
die ervoor zorgt dat de minimumloonbedragen meegroeien met de gemiddelde contractloonontwikkeling
zoals geraamd door het CPB. Het indexatiepercentage leidt tot een verhoging tussen
twee tijdvakken van de bedragen zoals genoemd in artikel 8 van de Wml. De indexatie
gebeurt twee keer per jaar, per 1 januari en per 1 juli.
Een regeling kan op twee manieren gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van het minimumloon.
(i) In de regeling wordt geregeld dat bedragen in de betreffende regeling worden gewijzigd
met het percentage van de wijziging van het minimumloon, veelal met een verwijzing
naar artikel 14 van de Wml. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de TSB (Regeling Tegemoetkoming
Stoffengerelateerde Beroepsziekten) waarvan is beoogd dat die per 1 juli 2022 in werking
treedt. Of – buiten de SZW-begroting – bij de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940–1945.
(ii) Er zijn regelingen waarin een directe koppeling aan artikel 8 van de Wml is, waarmee
is geregeld dat bedragen meestijgen met de ontwikkeling van het minimumloon tussen
twee tijdvakken, zoals die wordt ingegeven door artikel 14 van de Wml. Dit is bijvoorbeeld
het geval bij loongerelateerde uitkeringen.
Bijzondere verhoging van minimumloon
Op het moment dat de minimumloonbedragen in artikel 8 van de Wml bijzonder worden
verhoogd, houdt deze verhoging geen verband met de ontwikkeling van het minimumloon
op grond van artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wml.
Bij een bijzondere verhoging heeft het kabinet namelijk de wens om alleen de hoogte
van de minimumloonbedragen aan te passen. Deze bijzondere verhoging werkt niettemin
wel automatisch door in alle regelingen waarin een directe koppeling aan artikel 8
van de Wml is, dus ook in de regelingen die de ontwikkeling van de hoogte van artikel
8 van de Wml tussen twee tijdvakken volgen. Om deze automatische doorwerking in dergelijke
regelingen te voorkomen, is een wijziging van de betreffende materiewet nodig.
Voor de eerste stap van de minimumloonsverhoging wordt, gezien de uitzonderlijke (economische)
omstandigheden, gekozen voor de wettelijke mogelijkheid om dit te regelen met een
AMvB. De materiewetten van de gekoppelde bovenminimale regelingen kunnen niet worden
gewijzigd met deze AMvB; dit kan alleen met een wetswijziging.
Eerste stap: verhoging geregeld met een AMvB
Artikel 14, dertiende lid, van de Wml biedt de mogelijkheid om in het geval van omstandigheden
die een bijzondere wijziging van het minimumloon wenselijk maken, de bedragen opgenomen
in artikel 8 van de Wml te verhogen met een AMvB. Deze verhoging van de minimumloonbedragen
werkt automatisch door in de regelingen waarin een directe koppeling is aan de bedragen
in artikel 8 van de Wml.
Er wordt van deze AMvB-mogelijkheid gebruik gemaakt om het minimumloon op korte termijn,
namelijk per 1 januari 2023, met 2,5 procent te kunnen verhogen. Met deze AMvB wordt
tegelijkertijd de halfjaarlijkse indexatie per 1 januari 2023 toegepast. Artikel 14,
vijftiende lid, van de Wml schrijft namelijk voor dat indien een bijzondere verhoging
samenvalt met een halfjaarlijkse indexatie, dit met één AMvB geregeld moet worden.
Met deze AMvB worden de huidige minimumloonbedragen eerst met 2,5 procent verhoogd
in verband met de bijzondere wijziging en daarna worden deze (fictieve) bedragen geïndexeerd
conform artikel 14, eerste lid, van de Wml. De volgorde van eerst bijzonder verhogen
en daarna indexeren volgt uit artikel 14, vijftiende lid, van de Wml. Dit leidt tot
de nieuwe minimumloonbedragen in artikel 8 van de Wml per 1 januari 2023.
Deze bijzondere verhoging die wordt geregeld met een AMvB werkt vanwege de koppeling
aan artikel 8 zowel door bij de regelingen die voor de hoogte gekoppeld zijn aan artikel
8 van de Wml als de regelingen die voor de ontwikkeling zijn gekoppeld aan de ontwikkeling
van artikel 8 van de Wml tussen twee tijdvakken.
De tweede en derde verhoging per 2024 en 2025 die wordt geregeld door een wetswijziging,
werkt anders dan de eerste verhoging die wordt geregeld met een AMvB.
Tweede en derde stap: verhoging door een wetswijziging
Per 1 januari 2024 en per 1 januari 2025 vindt de reguliere indexatie van het minimumloon
conform artikel 14, eerste lid, van de Wml, plaats.
Het indexatiepercentage wordt per 1 januari 2024 met 2,5 procentpunt en per 1 januari
2025 met 2,32 procentpunt verhoogd. Dit wordt in het wetsvoorstel geregeld door te
bepalen dat bij de indexatie van de bedragen genoemd in artikel 8 van de Wml, het
indexatiepercentage dat volgt uit artikel 14, eerste lid, van de Wml wordt verhoogd
met 2,5 procentpunt per 1 januari 2024 en met 2,32 procentpunt per 1 januari 2025.
De uitkomst van deze berekening zijn de nieuwe minimumloonbedragen zoals opgenomen
in artikel 8 van de Wml.
Om doorwerking in bovenminimale regelingen (zoals loongerelateerde uitkeringen) te
voorkomen wordt geregeld dat de bijzondere verhoging van het minimumloon per 1 januari
2024 en 1 januari 2025 niet doorwerkt in de herziening van het (maximum) dagloon,
en daarmee de hoogte van lopende loongerelateerde uitkeringen. Het (maximum) dagloon
wordt per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 daardoor alleen verhoogd met de reguliere
indexatie van het minimumloon die volgt uit artikel 14, eerste lid van de Wml (de
gemiddelde contractloonontwikkeling).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen