Brief regering : Project ‘Vervanging hulpvaartuigen’
27 830 Materieelprojecten
Nr. 361
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2022
Inleiding
De Koninklijke Marine beschikt over tien vaartuigen voor uiteenlopende ondersteunende
taken, de zogenoemde «hulpvaartuigen». Deze vaartuigen bereiken in de komende jaren
het einde van hun levensduur. Met deze B-brief informeer ik u over de onderzoeksfase
(B-fase) van het project «Vervanging hulpvaartuigen»1.
Defensie vervangt de hulpvaartuigen en gaat de nieuwe vaartuigen voorzien van klimaatneutrale
technologie voor de voortstuwing en energieopwekking. Daarmee wil Defensie de eigen
CO2-uitstoot verminderen. Onder meer door functies van de nieuwe vaartuigen te combineren
kan de Koninklijke Marine toe met minder schepen. Defensie zal acht hulpvaartuigen
laten bouwen voor de tijdige vervanging van de huidige tien vaartuigen.
Achtergrond
Defensie beschikt op dit moment over vijf zeevarende hulpvaartuigen en vijf havenduikvaartuigen
voor gebruik in havens en binnenwateren.
De vijf huidige zeegaande hulpvaartuigen zijn de volgende:
– het torpedowerkschip Zr.Ms. Mercuur ondersteunt de gereedstelling van de onderzeeboten.
Het functioneert daarbij als doelschip, het bergt oefentorpedo’s en het is een veiligheids-
en bevoorradingsplatform. De levensduur van dit vaartuig eindigt in 2026;
– het marine opleidingsvaartuig MOV Van Kinsbergen ondersteunt het praktische deel van
de opleidingen voor aspirant-zeeofficieren en onderofficieren. De levensduur van dit
vaartuig eindigt in 2024;
– de twee identieke hydrografische opnemingsvaartuigen Zr.Ms. Luymes en Zr.Ms. Snellius
verrichten onderzoek naar de zeebodem. Met dat onderzoek kan de Defensie de zeekaarten
bijhouden van het Nederlandse deel van de Noordzee en het Caribisch gebied voor de
veilige navigatie op de maritieme toegangsroutes. De levensduur van beide vaartuigen
eindigt in de periode 2033–2034;
– het ondersteuningsvaartuig in het Caribisch gebied Zr.Ms. Pelikaan transporteert materieel
en personeel tussen de eilanden in het gebied en ondersteunt bij humanitaire rampenbestrijding
en militaire operaties. De levensduur van dit vaartuig eindigt in 2031.
De huidige vijf havenduikvaartuigen fungeren als platform voor duikers. Vier van de
huidige duikvaartuigen zijn vergelijkbaar, het vijfde is een uniek exemplaar. De taken
die de duikers uitvoeren vanaf deze vaartuigen zijn:
– het ruimen van explosieven in kust- en binnenwateren;
– het ondersteunen van civiele autoriteiten voor onder meer havenbescherming;
– het onderhoud aan marineschepen onder water; en
– het verzorgen van duikopleidingen.
– De levensduur van deze vaartuigen eindigt in de periode 2026–2027.
Vervangende vaartuigen
Als vervangende vaartuigen heeft Defensie gekozen voor vier zeegaande vaartuigen en
vier duikvaartuigen. Door het lagere aantal vervangende schepen wordt aanzienlijk
bespaard op de investerings- en exploitatiekosten van de nieuwe schepen. Deze besparing
is groter dan de extra kosten die Defensie maakt door klimaatneutrale technologie
toe te passen.
De Koninklijke Marine gaat enkele taken van de huidige schepen op een andere manier
uitvoeren en de bedrijfsvoering aanpassen. Daarmee kan de Koninklijke Marine de huidige
taken blijven uitvoeren met minder schepen. Bovendien besteedt Defensie de instandhouding
van de schepen uit aan de nog te selecteren Nederlandse bouwer van de schepen. Dit
vermindert de onderhoudstaken van de Koninklijke Marine en het versterkt de positie
van het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van klimaatneutrale technologie.
In de nieuwe situatie hebben de vier zeegaande vaartuigen een grotendeels gelijk ontwerp.
Er zijn twee varianten van ieder twee schepen. De eerste variant combineert de taken
van het huidige torpedowerkschip en de hydrografische schepen. De tweede variant combineert
de taken van het ondersteuningsschip in de West en het opleidingsschip. De beperkte
ontwerpverschillen tussen de twee varianten hangen samen met hun uiteenlopende taken.
De vier nieuwe duikvaartuigen zijn geheel identiek. Deze kleinere vaartuigen zijn
relatief laag zodat ze voldoen aan de regels voor de omvang van een binnenvaartschip.
Met deze oplossing heeft de Koninklijke Marine voor een specifieke taak op zee de
keuze uit twee schepen. Dat zorgt bij het plannen van de inzet voor meer flexibiliteit.
Het grotendeels gelijke ontwerp van de vier zeegaande schepen en het identieke ontwerp
van de vier duikvaartuigen leveren voordelen op bij onderhoud, opleidingen en trainingen.
Klimaatneutrale technologie
In de onderzoeksfase zijn de technische haalbaarheid, de voor- en nadelen en de financiële
consequenties van de toepassing van klimaatneutrale technologie onderzocht.
Technische haalbaarheid
De hulpvaartuigen zijn niet bedoeld voor operaties in omstandigheden met een hoge
dreiging. Defensie stelt daarom minder hoge eisen aan bescherming en snelheid dan
bijvoorbeeld bij fregatten. De lagere snelheidseis maakt het mogelijk dat de hulpvaartuigen
een klimaatneutrale voortstuwing en energieopwekking krijgen waardoor het schip minder
CO2 produceert dan met conventionele motoren. Lage eisen aan snelheid en bereik zorgen
ervoor dat de brandstoftanks niet te groot worden en daarmee blijven de bouwkosten
binnen de perken.
Defensie kiest daarbij voor scheepsmotoren die zowel op diesel als op methanol kunnen
draaien, waarbij indien mogelijk steeds groen geproduceerde methanol wordt gebruikt.
Het gebruik van diesel is vanzelfsprekend niet klimaatneutraal. De beperking van de
emissie-uitstoot is het hoogst als de vaartuigen groene methanol gebruiken die zelf
ook op klimaatneutrale wijze is geproduceerd. Maar aangezien deze brandstof pas in
de toekomst breed verkrijgbaar zal zijn, zijn diesel en niet-groene methanol voorlopig
nog mogelijkheden om op terug te vallen. De Koninklijke Marine kan daarmee de vaartuigen
wereldwijd inzetten, ook in gebieden waar groene methanol (nog) niet verkrijgbaar
is.
Schepen met methanol als brandstof bestaan al. Het gaat dan om vrachtschepen die langere
afstanden afleggen met een constante snelheid. Marineschepen, ook de hulpvaartuigen,
zullen echter in de regel vaak veranderen van snelheid. De hiervoor geschikte motoren
zijn nog in ontwikkeling. Het ontwikkelingsrisico is naar verwachting gemiddeld.
Voordelen
De toepassing van klimaatneutrale technologie biedt belangrijke voordelen:
– Met klimaatneutrale aandrijving van de hulpvaartuigen en de vermindering van de CO2-uitstoot kan Defensie een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen van het kabinet,
de EU en ook Defensie zelf. De eigen doelstellingen van Defensie zijn vastgelegd in
de Defensie Energie en Omgeving Strategie (DEOS)2. De klimaatneutrale technologie voor de nieuwe hulpvaartuigen zorgt bij volledig
gebruik van groene methanol per jaar naar verwachting voor 13 kiloton minder CO2-uitstoot in vergelijking met de huidige hulpvaartuigen. Dit komt overeen met 7 procent
van de totale CO2-emissie van de Nederlandse marineschepen.
– Naar verwachting zullen de milieuregels voor de scheepvaart in binnen- en buitenland
in de komende jaren steeds strenger worden. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat
zeeschepen die niet aan deze normen voldoen, bepaalde havens niet meer mogen bezoeken.
Dit beperkt de flexibiliteit van de inzet en de oefenprogramma’s.
– Defensie kan een impuls geven aan de ontwikkeling van klimaatneutrale technologie
in Nederland door op te treden als de eerste klant van de Nederlandse industrie van
deze technologie (launching customer).
Het optreden van Defensie als launching customer is in lijn met de Defensie Industrie Strategie (DIS)3. Tevens sluit dit aan bij de «Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens» van 11 juni
20194. Naast Defensie zijn bij deze overeenkomst betrokken de Ministeries van Infrastructuur
en Waterstaat (I&W) en van Economische Zaken en Klimaat (EZK), alsmede onder meer
provincies, brancheorganisaties, kennisinstellingen en bedrijven.
Deelnemers aan de Green Deal doen voor hun gebied toezeggingen om schadelijke emissies
terug te dringen. Defensie heeft daarbij toegezegd per investeringsproject te bezien
in hoeverre launching customership bij klimaatneutrale technologie van marineschepen aan de orde kan zijn. Met de vervanging
van de hulpvaartuigen maakt Defensie deze toezegging concreet.
Daarnaast handelt Defensie in de geest van de aangenomen motie-Stoffer bij de begrotingsbehandeling
van EZK van november 2020. In deze motie wordt gevraagd om samen met de sector werk
te maken van een maritiem herstelplan, waaronder emissieloze technologie 5. Het Ministerie van EZK steunt inmiddels een ontwikkelingsproject voor methanoltechnologie
met ruim € 24 miljoen uit de R&D-regeling mobiliteitssectoren6.
Nadelen waaronder financiële consequenties
Klimaatneutrale aandrijving heeft ook nadelen, die voor deze schepen aanvaardbaar
zijn. Bij gebruik van methanol zijn aan boord van de vaartuigen meer veiligheidsmaatregelen
en installaties nodig. Verder moeten de schepen groter worden, omdat ze meer brandstof
moeten meenemen. Dit komt doordat de verbranding van methanol minder energie oplevert
dan diesel.
De toepassing van nieuwe technologie en de grotere omvang van de schepen zorgen voor
hogere kosten. Zoals eerder opgemerkt staat hier tegenover dat Defensie al aanzienlijk
bespaart op de kosten door geen tien maar acht vervangende schepen aan te schaffen.
Het staat niet vast dat de hogere kosten als gevolg van klimaatneutrale technologie
op termijn worden terugverdiend. Defensie verwacht op grond van een marktanalyse dat
de exploitatiekosten op termijn gaan dalen, als groene methanol goedkoper wordt en
fossiele brandstoffen duurder. Dit is echter nog onzeker; er is daarom is in de berekeningen
van de exploitatiekosten nog geen rekening mee gehouden.
Voor Defensie geven de geschetste voordelen van klimaatneutrale technologie de doorslag.
Defensie levert een bijdrage aan de beperking van de CO2-uitstoot, het wordt makkelijker voor de nieuwe vaartuigen om te voldoen aan milieuregels
en het Nederlandse bedrijfsleven krijgt hiermee een impuls.
Verwervingsstrategie
Defensie zal de hulpvaartuigen laten ontwerpen en bouwen door een nog te selecteren
Nederlandse scheepswerf. Het voornemen is alle acht hulpvaartuigen te verwerven in
een gecombineerd contract. Daarmee kunnen bij het ontwerp zoveel mogelijke dezelfde
componenten worden gebruikt.
Verder wil Defensie ook de instandhouding opnemen in het contract om daarmee de onderhoudstaken
van de Koninklijke Marine te verminderen. Daarmee gaat het gecontracteerde bedrijf
beschikken over detailleerde informatie over onder meer de locatie en de toestand
van de hulpvaartuigen. Deze informatie kan militair-operationeel gevoelig zijn en
daarom moet het bedrijf voldoen aan de beveiligingseisen van Defensie. De beveiliging
van operationele informatie is een wezenlijk belang van nationale veiligheid.
In de Defensie Industrie Strategie (DIS) is uiteengezet welke kennis, technologie
en industriële capaciteiten zoveel als mogelijk nationaal moeten worden verankerd
om de wezenlijke belangen van nationale veiligheid te kunnen beschermen. Van de technologiegebieden
die in de DIS zijn genoemd, zijn bij de hulpvaartuigen relevant de gebieden «sensoren»,
«mens-systeem integratie» en «simulatie en virtualisatie». Ten aanzien van de industriële
capaciteiten is in de DIS de bouw van maritieme platformen van belang.
Gezien de wezenlijke belangen van nationale veiligheid die bij de hulpvaartuigen een
rol spelen, is Defensie voornemens het contract aan te besteden in concurrentie tussen
Nederlandse aanbieders, met toepassing van artikel 346 VWEU (Verdrag betreffende de
Werking van de Europese Unie). Het contract zal daarmee het ontwerp, de bouw, de levering
en de instandhouding van de hulpvaartuigen omvatten.
Samenwerking
Nationale samenwerking
Defensie is evenals de Ministeries van I&W en van EZK deelnemer aan het «Maritiem
Masterplan» waarin wordt samengewerkt met de maritieme sector. De Rijksrederij van
I&W en Defensie hebben samengewerkt bij de opstelling daarvan. Verdere samenwerking
met de Rijksrederij is mogelijk bij onder andere het delen van kennis van en ervaring
met klimaatneutrale technologie.
Een gezamenlijke verwerving van vaartuigen door de Rijksrederij en Defensie is niet
aan de orde omdat de eisen aan de vaartuigen te veel verschillen. De schepen van de
Kustwacht moeten vanwege hun taken sneller kunnen varen dan nodig is voor de hulpvaartuigen
van Defensie. Snellere schepen met klimaatneutrale voortstuwing dan de hulpvaartuigen
zijn mogelijk, maar deze zijn ook duurder.
Zoals onlangs aan de Kamer gemeld is het «Maritiem Masterplan» dit jaar niet in aanmerking
gekomen voor financiering uit rijksbrede middelen7. Defensie wil betrokken blijven bij het «Maritiem Masterplan» als launching customer en over de manier waarop zal nog worden overlegd met de daarbij betrokken partners.
Internationale samenwerking
De behoeftestellingsfase heeft geen aanknopingspunten opgeleverd voor internationale
samenwerking bij dit project8. Daarbij is gesproken met Duitsland, België, Noorwegen en Zweden. In de B-fase heeft
Defensie de gesprekken voortgezet maar dit heeft geen nieuwe mogelijkheden aan het
licht gebracht.
Planning
De nieuwe hulpvaartuigen worden in gebruik genomen in de periode 2026–2030. Het in
dienst stellen van de nieuwe schepen sluit naadloos aan op het uit de vaart nemen
van de huidige schepen. Als enige van de tien te vervangen schepen zal het marine
opleidingsvaartuig tot kort na het einde van de technische levensduur in gebruik blijven.
De Koninklijke Marine zal het gebruik daarvan nauwgezet monitoren en het benodigde
onderhoud aan dit vaartuig uitvoeren, waarbij veiligheid voorop staat.
De overige hulpvaartuigen worden vervangen op het moment dat hun technische levensduur
voorbij is, of nog daarvoor. Defensie heeft hiervoor gekozen vanwege de doelmatigheidswinst
van grotendeels gelijke schepen en de aaneengesloten vervanging.
Risico’s
Voor het project is een risicobeoordeling gemaakt en zijn beheersmaatregelen getroffen.
Een risicoreservering maakt deel uit van het projectbudget. Een gemiddeld risico betreft
een mogelijke latere oplevering van de eerste vaartuigen indien er problemen ontstaan
bij de ontwikkeling en productie van motoren met klimaatneutrale technologie. Defensie
gaat in overleg met de potentiële marktpartijen bezien of een tijdelijke oplossing
met alleen dieselvoortstuwing en -energieopwekking mogelijk is als dit risico zou
optreden.
Overige projectrisico’s en de beheersmaatregelen zijn opgenomen in de bijgaande commercieel-vertrouwelijke
brief (kenmerk BS20220010678)9.
Financiële aspecten
Met het project «Vervanging hulpvaartuigen», inclusief de financiering van de klimaatneutrale
technologie, is een investering gemoeid tussen de € 250 miljoen en € 1 miljard volgens
de systematiek van het Defensie Materieelproces (DMP). Het projectbudget komt in de
periode 2022 tot en met 2030 ten laste van het investeringsbudget van Defensie. De
bijgaande commercieel-vertrouwelijke brief bevat de financiële gegevens.
Vooruitblik
De onderzoeksfase (B-fase) is voltooid met de keuze om de huidige hulpvaartuigen te
vervangen door vier zeegaande vaartuigen en vier duikvaartuigen die alle zijn voorzien
van klimaatneutrale aandrijving. Het project wordt voortgezet met de verwervingsvoorbereidingsfase
(D-fase). De Kamer zal naar verwachting in 2024 een D-brief ontvangen over het resultaat
daarvan.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie