Brief regering : Advies Zorginstituut Nederland opname operatieassistent in Wet BIG
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 467
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2022
De Landelijke Vereniging voor Operatieassistenten (LVO) heeft op 2 mei 2017 een verzoek
voor opname van de operatieassistent in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg (Wet BIG) gedaan. De operatieassistent is een zorgmedewerker
die zich bezighoudt met de zorg voor de patiënt rondom het operatieve proces. De operatieassistent
maakt deel uit van een multidisciplinair team dat, behalve uit twee of drie operatieassistenten,
tenminste bestaat uit: een anesthesiemedewerker, een anesthesioloog en een (of meer)
operateur(s). De operatieassistent ondersteunt de operateur, veelal een snijdend specialist,
bij de uitvoering van de operatie en stelt deze in staat om diens werk uit te voeren.
Op 1 april 2019 is het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) gevraagd advies uit
te brengen met betrekking tot het al dan niet opnemen van de operatieassistent in
artikel 3 Wet BIG. Met deze brief informeer ik uw Kamer over het advies van het Zorginstituut
van 25 mei 2021 (bijlage) en daarmee mijn reactie op het verzoek van de LVO om de
operatieassistent op te nemen in artikel 3 Wet BIG.
Het kader en het doel van de Wet BIG
De Wet BIG is een kwaliteitswet ter bescherming van patiënten. De Wet BIG heeft een
tweeledige doelstelling: het bewaken en het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening
én het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren.
De Wet BIG laat de uitoefening van de individuele gezondheidszorg in principe vrij
voor iedereen. De gedachte hierachter is dat hiermee flexibiliteit van zorginzet wordt
behouden. Deze flexibiliteit moet de zorg duurzaam houden. Een uitzondering hierop
vormen de beroepen waarbij beroepsbeoefenaren zelfstandig dusdanige handelingen verrichten
dat wettelijk reguleren nodig is om patiënten adequaat te beschermen tegen ondeskundig
en onzorgvuldig handelen. Hierbij gaat het doorgaans om het zelfstandig verrichten
van voorbehouden handelingen of de noodzaak voor het tuchtrecht vanwege de zeer kwetsbare
relatie tussen patiënt en zorgverlener.
De criteria die bepalend zijn voor de vraag of een beroep wettelijk moet worden gereguleerd
in de Wet BIG zijn neergelegd in de «Beleidslijn voor het reguleren van beroepen in de Wet BIG»1. De criteria zijn als volgt:
1. Is het beroep gericht op de individuele gezondheidszorg?
2. Is het beroep een basisberoep en is het voldoende onderscheidend?
3. Is wettelijke regulering van het beroep noodzakelijk om patiënten adequaat te beschermen?
Bij de beroepenregulering wordt de «nee, tenzij systematiek» gehanteerd: alleen reguleren
als dit vanuit patiëntveiligheid strikt noodzakelijk is.
Advies Zorginstituut
Het Zorginstituut adviseert het beroep van operatieassistent niet op te nemen in artikel
3 Wet BIG, omdat aan de hand van de criteria uit de eerder genoemde beleidslijn voor
het reguleren van beroepen in de Wet BIG geconcludeerd wordt dat wettelijke regulering
van dit beroep niet noodzakelijk is om patiënten adequaat te beschermen tegen onzorgvuldig
handelen.
Het Zorginstituut concludeert dat de werkzaamheden van de operatieassistent gericht
zijn op de individuele gezondheidszorg en dat er reguliere zorg wordt verleend. Ook
is er sprake van regelmatig direct patiëntcontact, al is de mate van professionele
zelfstandigheid hierbij beperkt. Hiermee voldoet het beroep operatieassistent aan
het eerste criterium.
Het beroep operatieassistent voldoet echter niet aan het tweede criterium. De beroepsgroep
is van voldoende omvang en het deskundigheidsgebied is voldoende uitontwikkeld en
onderscheidend. De operatieassistent is echter geen breed basisberoep zoals bedoeld
in de Wet BIG, omdat de operatieassistent over het algemeen alleen werkzaam is in
het OK-complex. Hierin verschilt de operatieassistent van brede basisberoepen zoals
de verpleegkundige, die op verschillende afdelingen inzetbaar zijn. Hiernaast beoordeelt
het Zorginstituut de koppeling tussen de opleiding en het beroep als mager. Er zijn
meerdere opleidingsroutes voor het uiteindelijk vervullen van de functie van operatieassistent
en daarmee is er geen sprake van een eenduidige opleiding zoals bedoeld in de Wet
BIG. De kwaliteit van de opleiding is niet voldoende en onafhankelijk geborgd voor
opname in de Wet BIG.
Ten aanzien van het derde criterium; «noodzaak tot wettelijke regulering», concludeert
het Zorginstituut dat de werkzaamheden van de operatieassistent weliswaar substantiële
risico’s voor de patiëntveiligheid bevatten, maar de kwaliteit van de beroepsuitoefening
op andere wijze voldoende wordt geborgd doordat de operatieassistent in principe in
opdracht van en/of onder supervisie van de operateur werkt. Wettelijke regulering
voor het waarborgen van de patiëntveiligheid is hierdoor niet noodzakelijk. Ten slotte
concludeert het Zorginstituut dat de operatieassistent niet vrij toegankelijk is voor
patiënten: de patiënt kan zich niet zonder tussenkomst van een andere zorgprofessional
wenden tot een operatieassistent.
Voor het volledige overzicht van de overwegingen van het Zorginstituut verwijs ik
naar het bijgevoegde advies.
Regulering van het beroep operatieassistent
De bevindingen van het advies van het Zorginstituut in afweging nemend, zie ik geen
aanleiding om het beroep van operatieassistent in artikel 3 Wet BIG op te nemen.
Tot slot
De operatieassistent is een onmisbare schakel voor effectieve, efficiënte en kwalitatief
hoogstaande uitvoering van operatieve zorg in Nederland. Ik zie de operatieassistent
als een belangrijk deel van het team rondom het operatieve proces. Deze bijdrage en
mijn waardering daarvoor staan los van de vraag of er sprake dient te zijn van opname
van de operatieassistent in de Wet BIG. Ik ben blij met de positie die de operatieassistent
heeft in de operatieve zorg en hoop dat veel mensen blijven kiezen voor deze functie.
Om het loopbaanperspectief in deze functie te vergroten, heeft de Taskforce ondersteuning
optimale inzet zorgverleners in haar advies van 12 april jl. ook geadviseerd om voor
de groep OK-assistenten die nu geen verpleegkundig diploma hebben, een aanvullend
opleidingsprogramma te ontwikkelen tot verpleegkundige.
Ik zal de beroepsvereniging – de LVO – over mijn besluit informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport