Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Baudet, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 17 mei 2022, over het bericht dat aftappen van communicatie toch mogelijk is ondanks dat een meerderheid van de Nederlanders tegen de ‘sleepwet’ stemde
29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 230 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2022
In het ordedebat van 17 mei jl. heeft het lid Baudet (FvD) verzocht om een brief naar
aanleiding van het artikel in de Volkskrant getiteld «Nederland stemde tegen de «sleepwet»
en toch staat nu alles klaar voor grootschalig aftappen» (Handelingen II 2021/22,
nr. 80, Regeling van Werkzaamheden). Met deze brief geven wij gevolg aan dit verzoek.
Omwille van de samenhang is bij deze brief ook de beantwoording gevoegd van de vragen
van het lid Arib (PvdA) over hetzelfde onderwerp (2022Z09741) en bieden wij uw Kamer tevens de tussentijdse bevindingen aan van de Commissie van
Toezicht op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CTIVD) in het kader van het verscherpt
toezicht op de uitvoering van kabelinterceptie door de AIVD en MIVD.
Belang kabelinterceptie
Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
(Wiv 2017) beschikken de diensten onder strikte waarborgen over de wettelijke bevoegdheid
tot kabelinterceptie. De aanleiding om deze bevoegdheid destijds in de Wiv 2017 op
te nemen betrof het feit dat steeds meer communicatie zich verplaatst van de ether
en de satelliet naar het internet via de kabel, waardoor het belang van kabelinterceptie
voor de diensten toeneemt. Immers, de diensten dienen dreigingen waar deze zich
voordoen tijdig te kunnen onderkennen. De grote meerwaarde van kabelinterceptie
is onder andere het kunnen blootleggen van ongekende (cyber)dreigingen, het lokaliseren
en het identificeren van (nieuwe) personen of organisaties die van belang zijn voor
de onderzoeksopdrachten van de diensten en het in kaart brengen van netwerken rondom
deze personen en organisaties. Kortom, cyberdreigingen manifesteren zich vooral via
het wereldwijde communicatienetwerk. Dit netwerk bestaat uit kabels. Om inzicht te
krijgen op de cyberdreiging is het daarom cruciaal om gegevensstromen van deze kabels
te intercepteren. Een vergelijkbaar alternatief is niet beschikbaar.
Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens benoemt in recente jurisprudentie1 dat bulkinterceptie van vitaal belang is teneinde gekende en ongekende bedreigingen
voor de nationale veiligheid te identificeren. Juist het feit dat deze dreigingen
bij inzet nog niet in detail gekend zijn maakt dat dit middel alleen effectief is
als sprake is van een bepaalde mate van ongerichtheid bij het verzamelen van gegevens.
Kabelinterceptie is per definitie een bulkbevoegdheid.
De diensten mogen bevoegdheden alleen inzetten als dit nodig is voor onderzoek naar
personen of organisaties die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Welke
onderzoeken de diensten doen, stelt de regering vast in de zogeheten Geïntegreerde
Aanwijzing. Kabelinterceptie richt zich nadrukkelijk niet op het intercepteren van
Nederlands verkeer op wijk, regionaal of landelijk niveau. Het is een middel om zicht
te krijgen op internationale verkeersstromen. Internationaal verkeer gaat ook via
Nederland. Vanwege het feit dat internetdiensten wereldwijd worden aangeboden zijn
er namelijk servers in vele landen, waaronder Nederland, om verkeer voor andere landen
af te handelen.
De inzet van kabelinterceptie is vanzelfsprekend met waarborgen omkleed. De CTIVD
ziet erop toe dat verwerking van gegevens die via kabelinterceptie zijn geïntercepteerd
rechtmatig plaatsvindt. Tevens is er een voorafgaande onafhankelijke toets door de
Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) vereist en moet de inzet van deze bevoegdheid
altijd noodzakelijk, proportioneel, subsidiair en zo gericht mogelijk zijn. De toets
van de TIB voorafgaand aan de inzet van kabelinterceptie blijft bestaan, ook in de
Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma
(hierna: Tijdelijk wet) die wij aankondigden in onze brief van 15 maart 2022 (Kamerstuk
29 924, nr. 224). Wij hopen dit wetsvoorstel, waarover de Raad van State nog adviseert, voor het
zomerreces aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
Referendum en evaluatie Wiv 2017
Na de uitslag van het raadgevend referendum van 21 maart 2018 over de Wiv 2017 informeerden
de toenmalige Minister van Defensie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) uw Kamer bij brief van 6 april 20182 over de gevolgen van het raadgevend referendum voor de wet. In de kamerbrief werd
aangekondigd dat de wet sneller dan gebruikelijk, al binnen twee jaar na inwerkingtreding,
zou worden geëvalueerd. Daarnaast informeerden wij uw Kamer over de waarborgen uit
de wet, die op onderdelen werden verduidelijkt, en over een voorgenomen inperking
van de ruimte die de wet in de uitvoeringspraktijk biedt door middel van beleidsregels.
In de kamerbrief van 6 april 2018 is over kabelinterceptie destijds de volgende toezeggingen
gedaan.
Allereerst is in de Kamerbrief aangegeven dat bijzondere bevoegdheden, waaronder onderzoeksopdrachtgerichte
(OOG)-interceptie op de kabel, zo gericht mogelijk worden ingezet. Dit vereiste
voor bijzondere bevoegdheden is nagekomen en is inmiddels in artikel 26, vijfde
lid van de Wiv 2017 geïncorporeerd. Daarbij is in de Kamerbrief aangegeven dat enkel
in het geval dat geen lichtere middelen beschikbaar zijn voor het te bereiken doel,
de inzet van OOG-interceptie op de kabel wordt overwogen. Hierbij werd benadrukt dat
voor onderzoeken in Nederland diverse alternatieve bijzondere bevoegdheden beschikbaar
zijn die gericht op personen kunnen worden ingezet, zoals de inzet van bronnen en
observatie. Dit is thans nog steeds het geval.
Vervolgens is in de Kamerbrief aangegeven dat in 2018, 2019 en 2020 per jaar slechts
één zogeheten access-locatie gereed zou worden gemaakt wordt voor OOG-interceptie
op de kabel, zodat de diensten stapsgewijs ervaring konden opdoen met deze nieuwe
bevoegdheid. Deze toezegging is nagekomen aangezien er in deze periode een access-point
is geoperationaliseerd.
Tot slot is in de Kamerbrief aangegeven dat de inzet van OOG-interceptie voor onderzoek
naar communicatie met oorsprong en bestemming in Nederland de komende jaren vrijwel
uitgesloten zou zijn, met uitzondering van onderzoek in het kader van cyber defense
omdat bij digitale aanvallen misbruik wordt gemaakt van de Nederlandse digitale infrastructuur
en OOG-interceptie op de kabel noodzakelijk kan zijn om dit te onderkennen. De diensten
handelen naar de bedoeling van deze toezegging, met dien verstande dat de CTIVD in
haar rapport nr. 75 over de inzet van kabelinterceptie, dat ik uw Kamer op 15 maart
2022 deed toekomen3, de volgende nuances heeft aangebracht. Het onderzoek van de CTIVD wijst uit dat
de diensten gedurende de onderzoeksperiode kabelinterceptie niet hebben toegepast
voor onderzoeksopdrachten (anders dan cyber defence) die gericht zijn op Nederland.
Dit betekent echter niet dat er helemaal geen communicatie met oorsprong en bestemming
Nederland is geïntercepteerd. Dit is immers niet te voorkomen, gelet op de routering
van kabelcommunicatie. Kabelcommunicatie wordt getransporteerd via de goedkoopste
en/of snelste route. Hierdoor is niet uitgesloten dat communicatie met oorsprong en
bestemming in Nederland ook wordt getransporteerd via internationale kabeltrajecten,
aldus de CTIVD4.
Evaluatiecommissie Wiv 2017 en onderzoek door CTIVD
Met onze brief van 5 maart 20215 informeerden wij uw Kamer over de uitkomst van de evaluatie van de Wiv 2017, die
plaatsvond onder voorzitterschap van mevrouw drs. R.V.M. Jones-Bos. In haar rapport
concludeerde de Evaluatiecommissie Wiv 2017 (ECW) dat de Wiv 2017 voor een belangrijk
deel heeft gebracht wat was beoogd, maar op punten tekortschiet. Een aantal aanbevelingen
van de ECW heeft betrekking op kabelinterceptie. Zo heeft de ECW aanbevolen het gerichtheidscriterium
te laten vervallen bij het zogeheten snapshotten, hetgeen een een verkenningsfase
van kabelinterceptie betreft, en hiervoor een zelfstandige wettelijke grondslag te
creëren.
Ook de CTIVD deed de afgelopen jaren intensief onderzoek naar de implementatie van
en omgang met kabelinterceptie door de diensten. Zij heeft een met die van de ECW
vergelijkbare aanbeveling gedaan in haar recente rapport over de inzet van kabelinterceptie
door de AIVD en MIVD, dat wij uw Kamer hebben aangeboden met onze brief van 15 maart
2022. Door het ontbreken van een specifieke grondslag voor snapshotten in de Wiv 2017
zijn de diensten thans genoodzaakt om het snapshotten op basis van de bevoegdheid
voor reguliere kabelinterceptie toe te passen. Gegevens die in de snapshotfase worden
geïntercepteerd, hebben tot doel bij te dragen aan een betere, technische onderbouwing
bij de inzet van kabelinterceptie ex artikel 48 Wiv 2017. Het is belangrijk om op
te merken dat dit dus niet betekent dat de inzet van kabelinterceptie daardoor per
definitie in kwantitatieve zin kleiner of beperkter zal worden, maar enkel dat de
aanvraag in technische zin beter kan worden onderbouwd. Door deze betere onderbouwing
wordt de inbreuk op de fundamentele rechten van burgers zoveel mogelijk beperkt.
Snapshotgegevens worden dus uitsluitend verzameld voor technisch onderzoek en
mogen nadrukkelijk niet in inlichtingenproducten worden verwerkt. Hierop wordt toezicht
gehouden door de CTIVD. De inzet van deze bevoegdheid is en blijft onderhevig aan
een toets vooraf door de TIB.
Zoals ik u reeds informeerde in mijn brief van 15 maart 2022 zal de door de CTIVD
en ECW gesignaleerde problematiek inzake snapshotten een plaats krijgen in het wetsvoorstel
voor de Tijdelijke wet.
Verscherpt toezicht door de CTIVD
In de brief van 15 maart 2022 informeerden wij uw Kamer eveneens dat wij de CTIVD
hebben verzocht actief mee te kijken met de implementatie van kabelinterceptie, om
zo een verantwoorde wijze van toepassing te borgen. Een brief van de CTIVD van 30 mei
2022 met haar eerste tussentijdse bevindingen is bij deze Kamerbrief gevoegd. Zowel
de CTIVD als de diensten zijn positief over deze vorm van verscherpt toezicht op de
toepassing van kabelinterceptie. Door de dialoog tussen de diensten en de CTIVD tijdens
de inzet van kabelinterceptie kunnen (risico’s op) onrechtmatigheden in een vroeg
stadium worden onderkend. Dat stelt de diensten in staat om vroegtijdig maatregelen
te treffen om de onrechtmatigheden te voorkomen of weg te nemen. De waarborgen zijn
daarmee effectief, zowel voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als voor
de doeltreffende uitvoering van de taken van de diensten.
De CTIVD concludeert in haar tussentijdse bevindingen dat er bij de diensten veel
aandacht is voor het inrichten van interne controle (compliance) voor kabelinterceptie.
De CTIVD constateert wel dat er vanaf de start van kabelinterceptie op aspecten onrechtmatig
is geïntercepteerd. De verklaring hiervoor lag in de inrichting van de technische
keten. De gegevens die onrechtmatig via de kabel zijn geïntercepteerd zijn wel te
relateren aan onderzoeksopdrachten van de diensten waarvoor rechtmatige etherinterceptie
plaatsvindt. Toen de onvolkomenheden aan het licht kwamen, hebben de diensten de desbetreffende
data vernietigd.
De CTIVD en de diensten zijn na constatering van de CTIVD direct in dialoog gegaan
over de aard en impact van de onrechtmatigheden, hoe deze te herstellen, consequenties
ervan te mitigeren en verder te voorkomen. De diensten hebben vervolgens technische
maatregelen genomen. Dit heeft geleid tot een aanpassing in het interceptieproces
en het ontoegankelijk maken van de gegevens via het beperken van de autorisaties.
De CTIVD staat daarnaast stil bij de techniekafhankelijke wijze waarop de selectieverzoeken
zijn geformuleerd, terwijl de Wiv 2017 techniekonafhankelijk is geformuleerd. Hiermee
is in de praktijk een nieuw vraagstuk ontstaan, namelijk of selectie techniekonafhankelijk
mag worden ingezet. Dit laat de technische en juridische complexiteit van de interceptieketen
nogmaals zien. De CTIVD heeft aangegeven in gesprek met de diensten en de TIB te gaan
over dit vraagstuk. Indien hier een rol is weggelegd voor de wetgever, zullen we dit
meenemen in de reguliere wetswijziging van de Wiv 2017.
De CTIVD streeft ernaar later in 2022 een volgende rapportage inzake de implementatie
van kabelinterceptie aan te bieden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Defensie, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie