Brief regering : Stand van zaken over de uitvoering van de motie van het lid Koerhuis over het nemen van hernieuwbare-energiemaatregelen bij een ingrijpende renovatie niet verplichten
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1051
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2022
Op 30 november 2021 heeft uw Kamer een motie1 van lid Koerhuis aangenomen die de regering verzoekt tot het doen van een onderzoek
hoe andere lidstaten de verplichting tot een minimumwaarde hernieuwbare energie bij
ingrijpende renovatie van gebouwen implementeren. Deze Europese verplichting vloeit
voort uit de richtlijn hernieuwbare energie (REDII). Er is toegezegd een onderzoek
te doen hiernaar. Via deze brief informeer ik Uw Kamer over de resultaten van dit
onderzoek.
Er zijn twee uitvragen gedaan bij andere lidstaten betreffende de nationale implementatie
van dit onderdeel van de REDII. Op deze uitvragen hebben in totaal 18 van de 27 lidstaten
gereageerd. Deze groep geeft een beeld van de huidige stand van implementatie van
dit onderdeel van de REDII in de Europese Unie (EU). Van de 18 lidstaten geven 11
lidstaten aan dat zij een minimumwaarde hernieuwbare energie bij ingrijpende renovaties
van gebouwen hebben vastgesteld in de periode 2019 tot mei 2022.2 De meeste van deze lidstaten vereisen een percentage van de energievraag of warmtevraag.
In een lidstaat geldt een eis op basis van een absolute hoeveelheid hernieuwbare energie
uitgedrukt in kWh/m² per jaar, net als in Nederland. De minimumwaarden zijn in veel
gevallen vastgesteld op kosten-optimale niveaus. In een lidstaat heeft dit er bijvoorbeeld
toe geleid dat de verplichting alleen geldt voor publieke gebouwen. Verder geeft het
merendeel van de 11 lidstaten aan dat er via aansluiting op een warmtenet voldaan
mag worden aan de minimumwaarde hernieuwbare energie, al dan niet met aanvullende
voorwaarden. Ook hebben lidstaten uitzonderingen geformuleerd gebaseerd op de nationale
context, bijvoorbeeld voor cultureel erfgoed, tijdelijke gebouwen of industriegebouwen.
De overige 7 lidstaten vereisen nog geen minimumwaarde hernieuwbare energie bij ingrijpende
renovatie van gebouwen, of het is nog onduidelijk of zij een minimumwaarde vereisen
op basis van hun reactie. Twee lidstaten geven bijvoorbeeld aan dat ze energieprestatievereisten
hebben opgenomen in hun nationale regelgeving voor ingrijpende renovaties van gebouwen.
Deze vloeien voort uit de EPBD. Deze vereisten kunnen, onder meer, door inzet van
hernieuwbare energie worden bereikt.
Tot slot is relevant om te noemen dat de Europese Commissie in juli 2021 een formele
inbreukprocedure is gestart tegen de 27 lidstaten wegens te late nationale implementatie
van de REDII. Dat betekent dat de Commissie van mening is dat deze lidstaten niet
hebben laten weten hoe zij alle bepalingen van de REDII volledig en correct hebben
omgezet. Er heeft dus nog geen inhoudelijke toetsing door de Commissie kunnen plaatsvinden
van de wijze van implementatie door de lidstaten. Er kunnen dan ook nog geen conclusies
worden verbonden aan de resultaten van de twee uitvragen.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening