Brief regering : Fiche: Verordening Ozonlaag afbrekende stoffen (ODS)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3419 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 9 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten van Afvalstoffen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3416)
Fiche: Verordening rapportage van milieugegevens van industriële installaties en vaststelling
van Portaal voor industriële emissies (Kamerstuk 22 112, nr. 3417)
Fiche: Verordening gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen) (Kamerstuk 22 112, nr. 3418)
Fiche: Verordening Ozonlaag afbrekende stoffen (ODS)
Fiche: Wijziging EU-verordening 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit
van producten en intrekken EU-verordening 305/2011 Verordening Bouwproducten (Kamerstuk
22 112, nr. 3420)
Fiche: Verordening Geografische Aanduidingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3421)
Fiche: Mededeling duurzame producten de norm maken en Kaderverordening Ecodesign voor
duurzame producten (Kamerstuk 22 112, nr. 3422)
Fiche: Mededeling Europese strategie voor duurzaam en circulair textiel (Kamerstuk
22 112, nr. 3423)
Fiche: Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie
(Kamerstuk 22 112, nr. 3424)
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening Ozonlaag afbrekende stoffen (ODS)
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
ozonlaag afbrekende stoffen en tot intrekking van Verordening (EG.) nr. 1005/2009
b) Datum ontvangst Commissiedocument
5 april 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 151
d) EUR-Lex
EUR-Lex - 52022PC0151 - EN - EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie
SWD(2022) 99
f) Behandelingstraject Raad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 192 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel betreft de herziening van de Verordening betreffende de ozonlaagafbrekende
stoffen (EU 1005/2009). Deze herziening moet in het licht gezien worden van de EU
Green Deal, en van het EU Actieplan Verontreiniging van lucht, water en bodem naar
nul.
De Verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen is het instrument in de
Europese Unie (EU) om te voldoen aan de internationale afspraken onder het Montreal
Protocol ter bescherming van de ozonlaag (1987)1. Dit internationale milieuverdrag regelt de uitfasering van verschillende chemische
stoffen. De belangrijkste zijn de koudemiddelen chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s)
en hydrochloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s) die bovendien ook een zwaar broeikaseffect
(GWP) hebben, koolstof tetrachloride (CTC, vooral als grondstof voor fabricage van
andere chemische stoffen) en halon (blusmiddel). Er is inmiddels al grote vooruitgang
geboekt in de uitfasering van de productie en consumptie van deze stoffen en in de
praktijk resteert hooguit nog een beperkt aantal uitzonderingen2.
Het internationale en Europese beleid ten aanzien van stoffen die de ozonlaag aantasten
draagt overigens niet alleen bij aan de bescherming van de ozonlaag. Omdat een aantal
van deze stoffen (CFK’s en HCFK’s) ook een hoog GWP hebben draagt het terugdringen
van de emissies tegelijkertijd bij aan het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050
en het mondiale temperatuurdoel onder de Overeenkomst van Parijs, ook al worden deze
emissies officieel niet meegeteld in de registratie van emissies voor de klimaatdoelen.
De belangrijkste oorzaak in de EU voor de huidige en toekomstige emissies van ozonlaag
afbrekende producten betreft bouwmaterialen waarin schuimen zijn toegepast die «geblazen»
zijn met ozonlaag afbrekende producten, voornamelijk metalen schuimpanelen en gelamineerd
schuim. De jaarlijkse emissies in de EU van alle schuimen worden geschat op ca. 6.000
tODP (Ozone Depleting Potential) of 37 Mt CO2. De Commissie stelt dat de huidige wettelijke bepalingen onvoldoende zijn om die
emissies effectief te kunnen voorkomen. In de huidige verordening is de terugwinning
alleen verplicht als dat «technisch en economisch haalbaar» geacht wordt. Volgens
de Commissie leidt deze open interpretatie in de praktijk tot weinig terugwinning
door bedrijven in lidstaten. Het schuim met de daarin opgesloten gassen belandt in
de EU nog steeds veel in gemengde afvalstromen, en daardoor uiteindelijk op de stortplaats
(conclusie van de Commissie uit de Impact Analyse). Dit heeft de geleidelijke uitstoot
van die gassen in de loop der jaren als gevolg. In de Nederlandse situatie vinden
emissies daarentegen vooral plaats voorafgaand aan het storten op een stortplaats.
Schuimen belanden bij het gemengd bouw- en sloopafval en dat gaat vaak door de shredder,
om de te recyclen onderdelen af te scheiden. Bij dat verkleinen treden dan de meeste
emissies op.
Deze herziening is er op gericht om de bestaande maatregelen beter in lijn te brengen
met de EU Green Deal door het verplichtstellen van terugwinning van ozonlaagafbrekende
stoffen uit bouw- en sloopafval voor enkele typen sandwich- en gelamineerde panelen
die worden gebruikt voor isolatie in gebouwen, betere monitoring van stoffen, verlaging
van administratieve kosten door het vereenvoudigen en verbeteren van bestaande regels
en tot slot het verduidelijken van regels en het verhogen van de coherentie met andere
regelgeving.
De Commissie stelt daarom versoepelingen voor in de vorm van vergunningen met een
langere geldigheidsduur in plaats van per lading. Een andere versoepeling betreft
de afschaffing van de huidige registratieplicht die laboratoria en wetenschappelijke
instellingen hebben om ODS te mogen aanschaffen. Die gebruiken namelijk slechts hele
kleine hoeveelheden (soms letterlijk grammen) voor toegestaan laboratorium- en analytisch
gebruik. Het bestaande registratiesysteem (opgezet om te voldoen aan internationale
verplichtingen) heeft een te zware last op deze organisaties. Met het afschaffen van
de registratieplicht wordt volgens de Commissie aanzienlijk bespaard op de administratieve
lastendruk. Controle op EU naleving blijft echter gewaarborgd, omdat bedrijven (zowel
verkopers van gassen als de kopers daarvan) wel 5 jaar administratie (aankoop en verkoop
van ozonlaagafbrekende stoffen) moeten bewaren die achteraf opgevraagd zou kunnen
worden door het bevoegd gezag. Daarnaast kan er door een koppeling tussen het ICT
systeem voor ozonlaag afbrekende stoffen met het Single Window CERTEX ICT douane systeem automatisch en realtime controle plaatsvinden. Lidstaten
moeten hiervoor een beperkt aantal douanekantoren aanwijzen waarlangs de ozonlaag
afbrekende stoffen ingevoerd mogen worden.
Het wordt ingevolge het voorstel verboden om halon (een stof met een heel hoog ozonlaagafbrekend
effect) te vernietigen, om daarmee te stimuleren dat er zo lang mogelijk gebruik kan
worden gemaakt van de bestaande voorraad, en dat bij terugwinning dit zo veel mogelijk
hergebruikt en/ of geregenereerd wordt. Er komen verplichtingen op het gebied van
sancties en de hoogte van boetes, om er daarmee voor te zorgen dat deze in de gehele
EU doeltreffend en afschrikwekkend zijn. Dit was tot op heden namelijk onvoldoende
het geval, en daarmee een belemmering voor de effectieve aanpak van illegale handel.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft in de Impact Assessment (IA) drie verschillende beleidsopties afgewogen
op het bereiken van de doelstellingen, alsmede op de impact ten aanzien van het milieu,
de economie en de maatschappij. Deze zijn grofweg onder te verdelen naar een optie
1 goedkoop, optie 2 gemiddeld en optie 3 duur scenario. De Commissie komt tot het
oordeel dat in optie 2 twee keer zoveel emissies kunnen worden voorkomen dan in optie
1, tegen bescheiden meerkosten. De milieuwinst van scenario 3 pakt iets hoger uit,
maar tegen veel hogere kosten. De Commissie heeft daarop optie 2 als favoriet beleidsscenario
bestempeld.
De Commissie concludeert dat de Verordening in principe geschikt is voor het bereiken
van zijn doelstellingen en dat de basis structuur in tact zou moeten blijven. De ambitie
kan (zoals blijkt uit beleidsoptie 2) echter verhoogd worden. De Commissie stelt voor
om het terugwinnen van ODS uit enkele typen sandwich- en gelamineerde panelen die
worden gebruikt als isolatie in bouwwerken van bouw- en sloopafval verplicht te stellen
en de gassen die daarin opgesloten zitten te hergebruiken of te vernietigen met daartoe
goedgekeurde technieken. Het ontwerp van de verordening dient verbeterd te worden
ten aanzien van efficiëntie, qua monitoring en tot slot qua helderheid en coherentie
met andere wetgeving.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De wetgeving ten aanzien van stoffen die de ozonlaag aantasten is in de EU sterk geharmoniseerd.
Om te voldoen aan de verplichtingen vanuit het Montreal Protocol moet de EU (alle
lidstaten gezamenlijk) de consumptiedoelstellingen behalen. Nederland heeft daarbij
altijd deel uitgemaakt van een kopgroep van lidstaten die ambitieuze doelstellingen
heeft nagestreefd en behaald. De EU heeft als internationale voorloper daarmee ook
onder het Montreal Protocol weer aanscherpingen kunnen bereiken. De Nederlandse wetgeving
bestaat uit het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaag afbrekende stoffen,
de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaag afbrekende stoffen, de Beoordelingsrichtlijn
100 en 200 (BRL 100 en BLR 200). Het besluit regelt onder andere de verbodsbepalingen
voor de rechtstreeks geldende verplichtingen uit de Europese verordeningen en de uitgangspunten
voor certificering van personen en bedrijven. De regeling geeft een verdere invulling
van certificering van personen en bedrijven met behulp van BRL 100 en BRL 200. Nederland
kent op dit terrein geen aanvullende nationale wetgeving die verder gaat dan de Europese
wetgeving.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt de keuze van de Commissie voor beleidsoptie 2.
Het kabinet is positief over de door de Commissie voorgestelde aanscherping van regelgeving
waarmee het verplicht wordt om bij bouw- en sloopwerkzaamheden emissies van de in
isolatieschuim (gebruikt in enkele typen sandwich- en gelamineerde panelen) opgesloten
gassen zoveel als mogelijk te voorkomen. Zo kan een milieu-hygiënische verwerking
van zowel de gassen als het materiaal waarin ze verwerkt zijn via vernietiging of
hergebruik/ recycling, worden bewerkstelligd. Hergebruik of recycling van het resterende
isolatiemateriaal (vrij van de gassen) heeft vanuit circulair economisch oogpunt de
voorkeur. Het kabinet zet zich in om met de Commissie na te denken over nadere uitwerking.
Het kabinet zal de Commissie vragen in welke mate de betreffende gassen tegen proportionele
kosten uit de toegepaste schuimen zijn terug te winnen (de kosten verschillen namelijk
per lidstaat). Dit vraagt in Nederland tevens om een oplossing op het niveau van de
hele keten van sloop tot aan verwerking, waarvoor nu nog geen omvattend beleidsinstrumentarium
beschikbaar is.
Het kabinet deelt de mening van de Commissie dat een modernisering van het quotumsysteem
en vergunningensysteem nodig is, omdat dit als middel in de huidige fase van uitzonderingen
niet meer geschikt is. Controle achteraf van administratie bij bedrijven kan gebruikt
worden voor toezicht op naleving.
Het kabinet is het ook eens met de conclusie van de Commissie dat de versoepelingen
ten aanzien van het quotum- en vergunningen systeem gepast, logisch en verklaarbaar
zijn, zonder dat daarmee het toezicht op de naleving in gevaar komt. Voorwaarde daarbij
is wel dat de koppeling is gemaakt tussen het ODS-systeem van de Commissie met het
EU Single Window CERTEX systeem en dat alle lidstaten meedoen, en dat administraties bij bedrijven
achteraf risico-gebaseerd door toezichthoudende inspectie gecontroleerd worden.
Het kabinet vindt ook dat de afschaffing van de registratieplicht voor laboratoria
gepast is, onder de voorwaarde dat zowel de leverancier (gas handelaar) als de koper
(laboratoria) minstens 5 jaar administratie bewaren. Daardoor blijft de controle achteraf
mogelijk op deze kleine fysieke transacties.
Ook de aanscherping ten aanzien van het verplicht hergebruiken en/ of regenereren
van halon in plaats van vernietigen vindt het kabinet logisch en wenselijk, omdat
de bestaande mondiale voorraad halon steeds schaarser wordt en mogelijk over enkele
decennia uitgeput kan zijn. Zuinigheid in deze is dus zeker gepast volgens het kabinet.
De Tweede Kamer verzoekt met de motie van het lid Van Raan3 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. Het kabinet acht de impact op al deze
vier aspecten positief maar beperkt in grootte. Dit gezien het aantal sectoren en
bedrijven dat valt onder de huidige bepalingen (uitzonderingen) veel kleiner is vergeleken
met de situatie toen er nog veel meer reguliere toepassingen van deze stoffen waren.
Het voorstel is gericht op het behalen van Europese en mondiale milieu- en klimaatdoelstellingen
en draagt daardoor bij aan de kwaliteit van leven voor huidige en toekomstige generaties.
De aanscherping van het verplicht hergebruik van halon leidt tot zuiniger gebruik
van grondstoffen (natuurlijk kapitaal). Voor het derde aspect is van belang dat het
voorstel inherent grensoverschrijdend is vanwege de aard van ozonlaagafbrekende stoffen.
Voor wat betreft het vierde aspect is van belang dat het voorstel administratieve
lasten verlicht.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zal een brede groep lidstaten de verlaging van administratieve lasten
door modernisering van het quotum- en vergunningensysteem op zich kunnen steunen,
evenals de effectievere controle door koppeling met Single Window CERTEX, en de verhoging van sancties. Wat betreft het verplicht terugwinnen van diverse
typen isolatieschuim en de vernietiging van de gassen die daarin zitten kan er mogelijk
meer weerstand worden verwacht vanwege de kosten en de regeldruk. De positie van het
Europees Parlement is nog niet bekend (naar verwachting behandeling door Milieu comité).
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid van de EU als positief. Het voorstel is gebaseerd
op artikel 192, eerste lid, VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd de activiteiten
vast te stellen die de Unie moet ondernemen om de in artikel 191 VWEU genoemde doelstellingen
te verwezenlijken. Deze doelstellingen uit artikel 191 VWEU betreffen behoud, bescherming
en verbetering van de kwaliteit van het milieu; bescherming van de gezondheid van
mens; behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en bevordering op
internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale
milieuproblemen, in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering. Het kabinet
kan zich vinden in de keuze van deze rechtsgrondslag. Dit is tevens de grondslag van
de huidige Verordening betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen. Op het gebied van
milieu is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4,
tweede lid, sub e, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positief oordeel ten aanzien van subsidiariteit. Het voorstel
heeft tot doel om de Europese emissies van stoffen die de ozonlaag aantasten tegen
te gaan en te voldoen aan internationale afspraken onder het Montreal Protocol ter
bescherming van de ozonlaag.
De doelstelling kan vanwege de grensoverschrijdende aard van emissies en gevolgen
van aantasting van de ozonlaag niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden
verwezenlijkt. Bovendien dient de EU als geheel te voldoen aan de internationale regels
van het Montreal Protocol. Deze regels zien ook op het tegengaan van emissies van
stoffen die de ozonlaag aantasten. Om die reden is het ook logisch om op EU-niveau
op te treden om aan die doelstelling te voldoen. Gezien ook de gevolgen van dergelijk
optreden voor het functioneren van de Europese interne markt, en voor het behoud van
een gelijk speelveld kan de doelstelling van het optreden beter worden bereikt door
een Europese aanpak. Een wijziging van EU-regelgeving kan bovendien alleen op EU-niveau
plaatsvinden. Om deze redenen is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het kabinet heeft een positief oordeel ten aanzien van de proportionaliteit. Het voorstel
heeft tot doel om de Europese emissies van stoffen die de ozonlaag aantasten te reduceren
en te voldoen aan internationale afspraken onder het Montreal Protocol ter bescherming
van de ozonlaag. Het voorgestelde instrument is geschikt om deze doelstelling te bereiken,
omdat het een wijziging van de bestaande verordening betreft en deze op hetzelfde
niveau moet geschieden.
De voorgestelde modernisering van het bestaande quotum- en vergunningensysteem past
bij de huidige fase waarin alleen nog maar uitgezonderde toepassingen van ozonlaagafbrekende
stoffen worden gereguleerd, waardoor dit optreden geschikt is om de doelstelling ervan
te bereiken. Het voorstel om de emissies uit bepaalde typen isolatieschuim te voorkomen
vermindert de emissies van deze stoffen, waardoor het ook geschikt is om de doelstelling
van het optreden te bereiken.
Het verbod op het vernietigen van halon is voorts nodig om te stimuleren dat zo goed
mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande voorraad en deze bij terugwinning
wordt hergebruikt en geregenereerd. Dit kan ertoe bijdragen dat de noodzaak om ooit
weer nieuwe productie van halon toe te staan zo lang mogelijk wordt uitgesteld waardoor
het ook bijdraagt aan het behalen van de doelstelling van het optreden.
Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk. Het gaat immers
voornamelijk om gerichte versoepelingen ten opzichte van de huidige verordening die
de Commissie voorstelt om de administratieve lasten voor bedrijven te verlagen. De
verplichtingen op het gebied van sancties en de hoogte van boetes die daarnaast worden
voorgesteld, zijn noodzakelijk voor een effectieve aanpak van illegale handel. De
huidige verordening is namelijk onvoldoende effectief op dat punt, waardoor lidstaten
onvoldoende afschrikwekkende sancties hadden ingesteld tegen illegale handel. Om die
reden gaat het optreden hiermee ook niet verder dan noodzakelijk om de doelstelling
ervan te bereiken.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht, en geopolitieke
lasten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie stelt dat er geen noemenswaardige implicaties zijn voor de EU-begroting
(over het algemeen constante kosten). Het kabinet verwacht dat er wel enige administratieve
lastenverlichting is en minder personeelsinzet benodigd is bij de Commissie door de voorgestelde versoepelingen. Het kabinet
zal dit bij de Commissie navragen, mede met het oog op de extra inzet die de Commissie
claimt onder de Verordening gefluoreerde broeikasgassen.
Ingeval deze implicaties voor de EU-begroting er toch zijn is het kabinet van mening
dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
De financiële consequenties voor de rijksoverheid blijven laag. Deze zijn vooral gerelateerd
aan bescheiden jaarlijkse rapportages (over illegale handel en gebruik van halon),
grenscontroles en inspecties.
Het voorstel van de Commissie zal voor de Nederlandse douane praktijk weinig verandering
teweeg brengen, aangezien de procedures nu al gecentraliseerd verlopen.
Het kabinet zal onderzoeken welke verdere gevolgen voor de douane voorzien worden.
Aan de andere kant wordt risico-gebaseerd toezicht verplicht. Naar verwachting zal
dit onderling grotendeels in verhouding zijn. De budgettaire gevolgen worden ingepast
op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement(en), conform de regels
van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Er zal kostenbesparing (op Europees niveau) zijn vanwege diverse versoepelingen: vervanging
van vergunning per lading door handelaar vergunning (besparing bedrijfsleven € 49k
– 119k p/j), afschaffing registratie vereisten LabODS systeem (besparing bedrijfsleven
€ 50k p/j), afschaffing jaarlijkse ODS quota (besparing bedrijfsleven € 11k p/j) en
uitstel halon cutoff datum voor nieuwe toestellen (besparing bedrijfsleven tot € 36k
in totaal). Het terugwinnen en vernietigen of hergebruiken/recyclen van ozonlaag aantastende
gassen uit isolatieschuim uit de betreffende panelen/platen in bouw en sloopafval
zal tot hogere kosten leiden. De Commissie schrijft hierover in zijn voorstel dat
deze kosten proportioneel moeten zijn.
Hiertegenover staat een toename van de regeldrukkosten in verband met rapportageverplichtingen
van 48k per jaar. Aan de andere kant zijn er weer verdien mogelijkheden voor verwerkers
van schuim.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel kan een (bescheiden) stimulans betekenen voor de sectoren die actief
zijn in het terugwinningen, regenereren en vernietigen van ozonlaagafbrekende stoffen.
Wat betreft de geopolitieke gevolgen vindt het kabinet dat het voorstel een positieve
impuls kan geven aan het behalen van de doelen op het gebied van schone, duurzame,
klimaatneutrale en circulaire economieën en derhalve voor een mondiale voortrekkersrol
voor Nederland en de EU op dit gebied.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De bestaande plicht tot invoering van effectieve, proportionele en afschrikwekkende
sancties is in de praktijk onvoldoende gebleken. De Commissie stelt daarom – in lijn
met Richtlijn 2008/99 – verplicht dat lidstaten administratieve sancties invoeren,
gebaseerd op diverse criteria. Ook wordt er een minimum niveau van sancties verplicht
van 5 of 8 (bij herhaling) keer de marktwaarde van ozonlaag afbrekende stoffen bij
overtreding van zaken als (illegale) productie en handel.
De voorstellen wijken af van het huidige sanctiebestel via de Wet op de economische
delicten (WED). De WED kent als maximaal op te leggen geldboete een boete van de vijfde
categorie. Feitelijk kan dit in de praktijk inhouden dat door het opleggen van een
geldboete op grond van de WED wordt bereikt dat een boete wordt opgelegd die 5 (of
8) keer hoger is dan de marktwaarde. Dit kan het geval zijn bij een relatief lage
marktwaarde. Als de marktwaarde hoger ligt en 5 maal de marktwaarde boven het bedrag
van de 5e boetecategorie uitkomt, biedt de WED geen oplossing.
De WED voorziet niet in een strafbedreiging van 5 (of 8) maal de marktwaarde, zoals
de Verordening vereist. Dit zal dus op een andere manier moeten worden geregeld, bijvoorbeeld
via de eigen ordeningswetgeving. De WED biedt hiervoor in artikel 5 de mogelijkheid;
op grond van dit artikel kunnen alleen straffen en maatregelen worden opgelegd waarin
de WED voorziet, tenzij bij wet anders wordt bepaald. Dat betekent dat de huidige
strafbaarstelling via de WED voor die onderdelen moet worden gewijzigd naar sanctionering
via de bestuurlijke boete.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Art. 22 lid 3 breidt de bestaande bevoegdheid van de Commissie uit om per gedelegeerde
handeling niet alleen het ozonlaag afbrekende effect van gereguleerde stoffen te vermelden
in de bijlagen, maar ook het broeikaseffect (GWP), en dergelijke GWP waardes te veranderen
als gevolg van nieuwe waardes vastgesteld door het Intergouvernementele Panel voor
Klimaatverandering (IPCC). Het kabinet is van mening dat de toekenning van deze bevoegdheid
aan de Commissie mogelijk is, omdat het gaat om niet-essentiële onderdelen van de
verordening. Het gaat namelijk bijvoorbeeld niet om bevoegdheden met betrekking tot
de reikwijdte van regels, de doelgroep, normen, voorschriften over handhaving, sanctionering
en rechtsbescherming. Het kabinet acht het daarnaast ook wenselijk om deze bevoegdheid
toe te kennen, omdat de Commissie hiermee de benodigde flexibiliteit krijgt tot aanpassing
van GWP waardes aan wetenschappelijke vastgestelde waardes door IPCC. Het kabinet
onderschrijft ook de keuze voor delegatie (in plaats van uitvoering) omdat het gaat
om het wijzigen van de bijlagen.
De overige bevoegdheden die aan de Commissie worden toegekend in dit voorstel bestaan
momenteel al in de huidige verordening en worden niet op relevante wijze gewijzigd.
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding
De Verordening treedt in werking op de 20e dag na publicatie in het publicatieblad van de Europese Unie. De artikelen ten aanzien
van de link met het Single Window douane systeem treden in werking op de data genoemd in de Verordening betreffende
de verplichte invoering van dat systeem. Naar verwachting zal de Verordening kunnen
gelden vanaf 2024. Het kabinet acht deze datum haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De Commissie voorziet uiterlijk 2032 in een evaluatie. Het kabinet kan daar mee instemmen.
Het kabinet vindt dit een wenselijke periode.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
De verplichting om isolatieschuim uit bouwafval beter terug te winnen en de gassen
die daarin opgesloten zitten te laten vernietigen, vraagt waarschijnlijk om nadere
nationale regelgeving. Dit vraagt tevens om een oplossing op het niveau van de hele
keten van sloop tot aan verwerking, waarvoor in Nederland nog geen omvattend beleidsinstrumentarium
beschikbaar is.
Toezicht op illegale handel in ODS wordt behalve effectiever ook efficiënter (minder
capaciteit), omdat door de koppeling met het Single Window systeem er realtime inzicht komt in vergunningen. Daarmee zullen die twee zaken qua
impact elkaar naar verwachting grotendeels opheffen.
b) Handhaafbaarheid
Voor de uitvoering van het verplicht terugwinnen van ozonlaagafbrekende gassen uit
de betreffende panelen/platen in bouw- en sloopafval is nu niet duidelijk wat de handhaafbaarheid
is. Dat is afhankelijk van de specifieke uitwerking van de (nationale) regelgeving.
Het voorstel bevat aanvullende maatregelen in de controle- en toezichtketen. Handel
is voortaan alleen mogelijk via een beperkt aantal, door de lidstaten zelf aangewezen,
douanekantoren. Douane en marktautoriteiten worden verplicht om risico gebaseerd controles
uit te voeren. Toezicht op uitputting van het quotum wordt verbeterd en vereenvoudigd,
omdat de koppeling tussen de IT systemen van EU Single Window (CERTEX) en het F-gas portaal real time informatie kan verzorgen. Deze maatregelen
krijgen brede steun van de verantwoordelijke Europese bedrijfstak (EFCTC).
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen bijzondere implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken