Brief regering : Reactie op de CBS-analyse uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag
31 066 Belastingdienst
Nr. 1017
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2022
Met deze brief informeer ik u mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de Staatssecretaris Toeslagen en Douane over de uitkomsten van
de vervolganalyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar het aantal
uithuisplaatsingen bij gezinnen die gedupeerd zijn in de toeslagenaffaire.
Eerdere analyse
Op verzoek van mijn ambtsvoorganger voerde het CBS in oktober vorig jaar een analyse
uit naar het aantal kinderen van gedupeerde ouders waarbij sprake is (geweest) van
een uithuisplaatsing in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel. Het CBS toetste
hiervoor op samenloop met jeugdbescherming1 en jeugdhulp met verblijf.2 Uit deze analyse bleek dat in de periode 2015 tot en met 2020 in totaal naar schatting
1.115 kinderen van gedupeerde ouders uit huis zijn geplaatst en dat daarvan op 30 december
2020 nog 420 lopende uithuisplaatsingen waren.3 De analyse had betrekking op de 49.235 minderjarige kinderen van ouders die in oktober
2021 als gedupeerde bekend waren bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).
Uw Kamer werd op 21 oktober 2021 geïnformeerd over deze eerste analyse van het CBS.4 In november 2021 volgde binnen deze analyse een uitsplitsing naar gemeente, jeugdregio,
leeftijd en soort jeugdbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of voogdij).5
Vervolganalyse
In april heb ik het CBS verzocht om de analyse te actualiseren. Er zijn nu ook gegevens
over jeugdbescherming en jeugdhulp met betrekking tot 2021 beschikbaar en in de tussentijd
hebben zich bij de UHT meer gedupeerden gemeld. Ditmaal heb ik het CBS ook verzocht
om een uitsplitsing te maken naar de reden van beëindiging van de jeugdbeschermingsmaatregel.
De uitkomsten van deze analyses zijn vandaag gepubliceerd op www.cbs.nl.
De vervolganalyse heeft betrekking op 59.805 minderjarige kinderen van gedupeerde
ouders die op 1 april 2022 bekend waren bij de UHT. De analyse wijst uit dat er in
de periode 2015 tot en met 2021 1.675 kinderen uit huis geplaatst zijn. Op de peildatum
30 december 2021 waren er nog 555 lopende uithuisplaatsingen.
De toename van het aantal uithuisplaatsingen ten opzichte van de eerdere analyse kent
twee oorzaken:
• Tussen oktober 2021 en april 2022 hebben meer ouders zich als gedupeerde gemeld waardoor
meer kinderen van gedupeerden in beeld zijn bij de UHT.
• De uithuisplaatsingen in 2021 zijn toegevoegd. Dit kunnen zowel uithuisplaatsingen
in 2021 zijn bij gedupeerde gezinnen die in oktober 2021 al in beeld waren bij de
UHT, als uithuisplaatsingen in 2021 bij gedupeerde gezinnen die na oktober 2021 in
beeld zijn gekomen bij de UHT.
De CBS-cijfers geven geen volledig beeld van het totaal aantal uithuisplaatsingen
onder kinderen van gedupeerde ouders. Het CBS beschikt niet over jeugdhulpcijfers
van vóór 2015 en beschikt ook niet over betrouwbare en volledige gegevens over de
uithuisplaatsingen in vrijwillig kader of in het zogenoemde «drangkader». In de brief
d.d. 9 mei 2022 waarmee ik uw vragen tijdens het Schriftelijk Overleg beantwoord,
is dit nader toegelicht.6 Bovendien kan het aantal (kinderen van) gedupeerden dat in beeld komt bij de UHT
nog oplopen.
Verloop uithuisplaatsingen
Om zicht te krijgen op het verloop van de uithuisplaatsingen heeft het CBS bij de
vervolganalyse data betrokken over de reden van beëindiging van de laatst beëindigde
kinderbeschermingsmaatregel. Dit is omwille van vergelijkbaarheid van de cijfers zowel
gedaan voor de oorspronkelijk geanalyseerde groep als voor de grotere groep kinderen
die de UHT nu in beeld heeft.
Uit de vervolganalyse valt op te maken dat 1.120 van de 1.675 uithuisplaatsingen inmiddels
zijn beëindigd. Dit betekent niet altijd dat kinderen ook daadwerkelijk naar huis
zijn gegaan. De mogelijkheden om terugplaatsingen in de toekomst te monitoren worden
op dit moment door het CBS verkend. De CBS analyse laat wel zien dat:
– in 20 situaties sprake is geweest van tussentijdse opheffing en in 30 situaties van
herstel van gezag. Dit betreft beide beslissingen van de kinderrechter waarna naar
verwachting ouders hun opvoedrol weer konden invullen.
– in 260 situaties nog sprake was van een kinderbeschermingsmaatregel, maar niet meer
van jeugdhulp met verblijf. Dit kan betekenen dat kinderen – met behoud van ondertoezichtstelling
– weer thuis of binnen het eigen netwerk zijn gaan wonen.
– in 30 situaties is de voogdij door de kinderrechter toegekend aan pleegouders, wat
impliceert dat kinderen waarschijnlijk daar verder zullen opgroeien.
– 430 kinderen de meerderjarige leeftijd bereikten waardoor de jeugdbeschermingsmaatregel
is beëindigd.
– 335 kinderen hebben te maken met andere situaties, zoals aflopen van de termijn van
de jeugdbeschermingsmaatregel zonder aanvraag van verlenging, afwijzing door de rechter
van een aanvraag voor verlenging en omzetting door de rechter van een voorlopige OTS
naar een reguliere OTS. Het CBS geeft in de tabel een toelichting op deze categorieën.
De aantallen tellen niet op tot precies 1.120 beëindigingen. Dit heeft te maken met
afronding naar vijftallen door het CBS.
Bij de eerdere analyse van het CBS werden op de peildatum 30 december 2020 420 lopende
uithuisplaatsingen gesignaleerd. De vervolganalyse laat zien dat een jaar later van
deze groep kinderen 140 uithuisplaatsingen beëindigd zijn. Hierbij zijn dezelfde redenen
van uitstroom van toepassing, zoals hierboven genoemd.
Tot besluit
De vervolganalyse geeft een actueel beeld van het aantal uithuisplaatsingen van kinderen
van gedupeerde ouders en geeft een indicatie van het verloop van de uithuisplaatsingen.
De analyse kent beperkingen. We werken aan een meer eenduidige registratie van het
aantal uithuisplaatsingen. Op dit moment zijn helaas geen cijfers beschikbaar over
hoe vaak kinderen na een uithuisplaatsing worden teruggeplaatst bij hun ouders. Mijn
ministerie is in gesprek met Jeugdzorg Nederland en het CBS over de mogelijkheden
het aantal terugplaatsingen in de toekomst te monitoren. In de voortgangsbrief Jeugd
die uw Kamer voorafgaand aan het Jeugddebat op 18 mei ontvangt, zal ik uw Kamer hierover
verder informeren. Daarnaast vind ik het belangrijk om te weten hoe in de praktijk
aan terugplaatsing gewerkt wordt en in welke mate dat lukt. Daarom heb ik het WODC
gevraagd hier onderzoek naar te doen. Dit onderzoek start naar verwachting eind dit
jaar.
Het verbeteren van de registratie en onderzoek kost tijd. Voor de gedupeerde ouders
en kinderen die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing zal dit geen verschil
gaan maken. Voor hen zet ik in op de best mogelijke ondersteuning, zodat zij zich
gezien en gehoord voelen en vooral geholpen worden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming