Brief regering : Kabinetsreactie AIV Advies Regulering van Online Content
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
33 826 Mensenrechten in Nederland
Nr. 858 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
EN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 mei 2022
Hierbij bieden wij u de kabinetsreactie op het advies van de Adviesraad Internationale
Vraagstukken (AIV) «Regulering van Online Content, naar een herijking van het Nederlands
internetbeleid» (Kamerstuk 26 643, nr. 694) aan. In deze brief informeren wij u hoe het kabinetsbeleid zich tot het AIV-advies
verhoudt en aan welke punten het kabinet de komende jaren opvolging geeft.
De AIV was verzocht onderzoek te doen naar handelingsopties voor Nederland om online content regulering zo vorm te geven, dat democratische waarden en mensenrechten geborgd zijn
op het internet. Reden hiervoor was dat de Nederlandse inzet op het behouden en stimuleren
van een open, vrij en veilig internet op gespannen voet kan staan met de bredere internationale
roep tot het reguleren van online content, om bijvoorbeeld de verspreiding van terroristische
en discriminerende content tegen te gaan.
Op 24 juni 2020 verscheen het AIV-advies «Regulering van online content», waarin de
door het kabinet geformuleerde vragen werden beantwoord. In het advies worden tien
aanbevelingen gedaan:
1. Herijk het Nederlandse internetbeleid.
2. Verdedig en bevorder het open en vrije karakter van het internet op basis van democratische
en rechtsstatelijke waarden.
3. Versterk de Nederlandse vertegenwoordiging in internationale internetorganisaties.
4. Stimuleer internationale normstelling voor de aanpak van schadelijke online content
met een stevige verankering in bestaande mensenrechtenstandaarden.
5. Initieer maatregelen gericht op transparantie en toezicht.
6. Stimuleer value sensitive design en digital commons.
7. Betrek onafhankelijke nationale expertorganen bij de beoordeling van schadelijke online content.
8. Pleit voor een zorgplicht voor internetplatformen, onder duidelijke randvoorwaarden.
9. Maak de gebruikersvoorwaarden van internetplatformen mensenrechten-inclusief.
10. Vergroot de digitale weerbaarheid van internetgebruikers.
Het kabinet dankt de AIV voor zijn analyse van de thematiek en de beantwoording van
de vragen, waarmee een waardevolle bijdrage is geleverd aan de gedachtenvorming van
het kabinet hierover. In de voorbereiding van deze kabinetsreactie, heeft het kabinet
het maatschappelijk middenveld geconsulteerd door middel van een internetconsultatie.
De reacties op deze consultatie zijn online terug te lezen1. In deze brief wordt kort beschreven hoe het kabinet van plan is om opvolging te
geven aan deze adviezen, of dat reeds heeft gedaan. In de bijlage worden de verschillende
aanbevelingen in meer detail besproken.
De AIV stelt dat Nederland keuzes moet maken over internet governance. Aan die keuzes ligt een politieke afweging ten grondslag, waarbij meer regulering
ter bescherming van democratische en rechtstatelijke waarden ten koste gaat van vrijheid
op het internet. Het is van belang om hier de juiste balans te vinden. Het kabinet
werkt momenteel aan een nieuwe internationale cyberstrategie waar internet governance een belangrijk thema is. In deze strategie zal het onderscheid gemaakt worden tussen
regulering van het internet en regulering op het internet. Voor het kabinet is dit onderscheid van belang voor de mate waarin
het regulering nastreeft. Als het gaat om regulering van het internet, doelt het kabinet op het internet als wereldwijde communicatie-infrastructuur.
Inzet is dat deze structuur open, vrij en wereldwijd verbonden moet blijven en met
de multi-stakeholder gemeenschap vormgegeven moet worden. Met regulering op het internet doelt het kabinet op de notie dat de rechten en plichten die offline gelden, ook online van toepassing zijn. Zo is bijvoorbeeld content die offline verboden is, dat online ook.
Verder zal deze strategie ook beschrijven hoe de Nederlandse vertegenwoordiging in
internationale internetorganisaties versterkt kan worden, zoals ook door de AIV aanbevolen.
Vanwege het grensoverschrijdende en multi-stakeholder karakter van het internet zullen de keuzes over internet governance verder strekken dan het Nederlandse domein. Om te komen tot grote, structurele beleidswijzigingen
bij tech bedrijven is samenwerking in EU-verband noodzakelijk.
Daarnaast kunnen de gevolgen hiervan ook in andere opzichten verstrekkend zijn. Het
is van groot belang dat er in het Nederlandse en Europese beleid ten aanzien van content-moderatie
heldere definities gebruikt worden. Het gebruik van deze definities door tech bedrijven
mag geen onevenredig effect op de vrijheid van meningsuiting hebben. Ook moeten we
bij het reguleren van online content waken voor het risico dat onze beleidskeuzes door andere landen aangegrepen worden
voor het legitimeren van verregaande stappen, zoals censuur.
De aanbeveling van de AIV om dit aan de hand van mensenrechtelijke en democratische
normen te doen, is daarom relevant. Nederland zal zich in de EU en in de VN hard blijven
maken voor een open, vrij en veilig internet en fundamentele burgerrechten online.
Een deel van de aanbevelingen van de AIV2 wordt reeds ten uitvoer gebracht via EU (wetgevings)voorstellen, zoals de Digital Services Act en de nieuwe Code of Practice on Disinformation. Mede daarom heeft het kabinet deze voorstellen gesteund en zich er gedurende de
onderhandelingen voor ingezet om de elementen die uitvoering geven aan het AIV-advies
te behouden of te versterken.
Deze voorstellen laten een accentverschuiving zien ten aanzien van het open, vrije
en veilige internet: minder zelfregulering, maar een open en vrij internet binnen
duidelijke rechtsstatelijke grenzen gebaseerd op democratische en rechtsstatelijke
waarden. Dit draagt bij aan het borgen van Europese normen en waarden op het internet,
waaronder een bescherming van fundamentele rechten, zoals de vrijheid van meningsuiting.
Deze voorstellen dragen ook bij aan internationale normstelling voor de aanpak van
schadelijke online content. Mede door inzet van het kabinet moeten hierbij bestaande mensenrechtenstandaarden
betrokken worden. Deze standaarden worden ook betrokken bij het opstellen en toepassen
van de gebruiksvoorwaarden van internetplatformen.
Verder legt de Digital Services Act diverse transparantie-eisen op, en creëert het een systeem voor toezicht en handhaving.
Al met al verplicht de Digital Services Act internetplatformen tot het dragen van meer zorg voor hetgeen er met hun diensten
gebeurt, en de invloed die dat heeft op de maatschappij en publieke belangen.
Uw kamer is via meerdere BNC-fiches geïnformeerd over de Nederlandse inzet rondom
deze voorstellen.3 Middels deze en toekomstige Europese initiatieven zullen grote online platformen
verantwoordelijkheid krijgen voor de bestrijding van desinformatie en haatzaaien op
hun platforms, zoals ten doel gesteld in het regeerakkoord. De verdere ambities en
doelen van het kabinet op het gebied van digitalisering en regulering van online content
zijn verder uitgewerkt in een hoofdlijnenbrief.4
Ook met deze Europese wetgeving zullen de vrijheid van meningsuiting en de veiligheid
van burgers online soms botsen. Zo zullen er gevallen zijn van ongewenste maar niet
illegale content. Voor die gevallen zal kabinet een afweging moeten maken en een balans moeten vinden.
Hierbij verwijzen wij tevens naar de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties over het reguleren online content van 21 september.5
De AIV stelt voor om geld beschikbaar te stellen voor onderzoek naar value sensitive design en digital commons en te investeren in alternatieven voor internetdiensten. In het coalitieakkoord heeft
het kabinet laten weten het voortouw te willen nemen om in Europees verband in zetten
op versterking van de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van digitalisering,
waaronder «open source». In het kader daarvan zal Nederland deelnemen de EU-werkgroep «European Initiative for Digital Commons», waarin initiatieven worden geformuleerd hoe digital commons te ondersteunen zodat ze hun onafhankelijkheid ten opzichte van grote online platforms
behouden. De werkgroep zal haar resultaten presenteren in juni 2022.
Het kabinet zet in op een open, vrij en veilig internet waar rechtsstatelijke, democratische
en grondrechtelijke waarborgen geboden worden. De uitgangspunten voor een herijkt
internetbeleid zoals die door de AIV zijn geformuleerd bieden hiervoor een duidelijke
richting. Het kabinet zal blijven werken om opvolging te geven aan deze aanbevelingen.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Bijlage bij de Kabinetsreactie AIV Advies Regulering van Online Content.
In deze bijlage worden de individuele adviezen van de AIV naast de beleidspraktijk
gelegd.
1. Herijk het Nederlandse internetbeleid
De AIV stelt dat het huidige Nederlandse internetbeleid traditioneel leunt op zelfregulering
door de internetsector. Dit draagt het risico met zich mee dat internetplatforms,
hosting- en tech bedrijven een te grote zeggenschap krijgen over zowel regelgeving
als handhaving en toezicht. Om dit tegen te gaan, adviseert de AIV een herijking van
het Nederlandse internetbeleid, waarbij een verschuiving plaatsvindt van zelfregulering
naar vormen van co-regulering en een actieve rol voor de overheid.
De inzet van het Nederlandse internetbeleid is de afgelopen jaren altijd een open,
vrij en veilig internet geweest. Naar aanleiding van het AIV advies ziet het kabinet
dat binnen deze inzet twee onderdelen beter gearticuleerd moeten worden, overigens
zonder dat daarmee wordt afgeweken van het bestaande beleid. Het betreft het onderscheid
tussen regulering van het internet en regulering op het internet. Als het gaat om regulering van het internet, doelt het kabinet op het internet als wereldwijde communicatie-infrastructuur.
Inzet is dat deze open, vrij en wereldwijd verbonden moet blijven. Met regulering
op het internet doelt het kabinet op de notie dat de rechten en plichten die offline
gelden, ook online van toepassing zijn. Zo is bijvoorbeeld content die offline verboden
is, online ook.
Het internet als wereldwijde communicatie-infrastructuur, regulering van het internet.
Het kabinet wil het internet als wereldwijde open communicatie-infrastructuur behouden.
Het gaat dan over de standaarden, protocollen en procedures voor de kernfunctionaliteit
van het internet: wat nodig is om veilig communicatie plaats te laten hebben vanaf
ieder willekeurige internetaansluiting naar ieder gewenste internetaansluiting. Zo
zet het kabinet in op behoud van de gedecentraliseerde structuur van het internet
en de besturing daarvan via multi-stakeholder processen en multilaterale instellingen. Het kabinet onderstreept het belang van
het open, vrij en veilig blijven van deze technische kern, die geen geopolitieke speelbal
of strijdtoneel mag worden. Bij het vormgeven van deze technische kern moeten multi-stakeholder
organisaties zoals bijvoorbeeld ICANN6, IETF7 en IEEE8 aan zet blijven. Deze wereldwijde technische infrastructuur is een noodzakelijke
voorwaarde voor het goed functioneren van de verbindingen tussen en met alle toepassingen
en content op het internet.
Nederland heeft zich de afgelopen jaren op verschillende wijzen ingezet voor een vrij,
veilig en open internet. Zo maakte Nederland zich sterk in de VN om de kern van het
internet te beschermen, en sinds afgelopen jaar is door de VN aangenomen dat deze
kritieke infrastructuur niet aangevallen mag worden met hack-aanvallen.9 Ook heeft de mensenrechtenraad bevestigd dat toegang tot het internet als een mensenrecht
moet worden gezien, mensenrechten offline ook online gelden en de toegang tot het
internet niet door staten bemoeilijkt zou mogen worden.10
Online rechten en regels: regulering op het internet
De afgelopen jaren zijn de zorgen over de impact van online content flink gegroeid.
Dit komt onder meer door de inzet van dergelijke content bij het beïnvloeden van democratische
verkiezingen, de verspreiding van terroristische online content, hate speech en desinformatie.
Nieuwe Europese voorstellen (Digital Services Act en de nieuwe gedragscode ter bestrijding van desinformatie) markeren een accentverschuiving van zelfregulering naar een samenspel van regels
die Europese normen en waarden centraal stellen en meer verantwoordelijkheid eisen
van online platformen.
Het blijft voor het kabinet van belang dat deze wetsvoorstellen geen afbreuk doen
aan fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting, maar die juist waarborgen.
Overheidsingrijpen moet bijdragen aan een open, vrij, veilig én democratischer internet.
In een kamerbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is
onlangs uiteengezet wat de randvoorwaarden zijn voor platformen om zelf te bepalen
welke content zij op hun diensten toestaan en hoe zij dat modereren. Ook is het toepasselijk
juridisch kader beschreven en uitgelegd welke rol de overheid speelt. Verder besteedt
de brief aandacht aan de noodzakelijke verschillen in aanpak van illegale content
enerzijds en die van overige vormen van ongewenste content11 anderzijds.
Zoals ook in die brief is beschreven stelt de Digital Services Act (DSA) nieuwe kaders voor de wijze waarop online platformen om moeten gaan met hun
verantwoordelijkheid voor de uitoefening van grondrechten op hun diensten. Zo bepaalt
het voorgestelde artikel 12 van de DSA dat online platformen bij het toepassen van
hun gebruiksvoorwaarden gepaste aandacht moeten hebben voor de rechten en gewettigde
belangen van alle betrokken partijen, waaronder de van toepassing zijnde, in het Handvest
verankerde, grondrechten van de afnemers van de dienst.
Verder verplicht de DSA zeer grote online platforms om te onderzoeken of hun dienstverlening
bepaalde systemische risico’s in zich heeft, en zo ja, daar maatregelen tegen te nemen.
Als automatische content-moderatie door deze ondernemingen bijvoorbeeld een negatief
effect heeft op de uitoefening van de grondrechten, de vrijheid van meningsuiting
en van informatie en non-discriminatie, dan moeten deze ondernemingen maatregelen
nemen om dit te adresseren. Het kabinet steunt deze benadering.
Tenslotte wordt er in de Digital Services Act een verdere basis gelegd voor meer co-regulering van deze platformen. Het kabinet
ziet daarin mogelijkheden om samen met internetbedrijven normen en standaarden te
blijven ontwikkelen om het open en vrije internet te blijven waarborgen.
2. Verdedig en bevorder het open en vrije karakter van het internet op basis van democratische
en rechtsstatelijke waarden
De AIV stelt dat het open en vrije karakter van het internet onder druk staat door
pogingen van landen om het nationale internet af te schermen of los te koppelen van
de rest van de wereld. Nederland zou in moeten zetten op het verdedigen en bevorderen
van het open en vrije karakter van het internet, maar dat moet wel plaatsvinden binnen
de grenzen van democratische en rechtsstatelijke waarden (waaronder in het bijzonder
de bescherming van mensenrechten).12
Hierboven, in reactie op de eerste aanbeveling, is het kabinet ingegaan op hoe het
de democratische en rechtsstatelijke waarden binnen Europa wil blijven beschermen.
In die Europese context (met name de Digital Services Act) gaat het voornamelijk om regulering op het internet. Echter, de organisatie van het internet zou idealiter ook moeten voldoen aan democratische, rechtsstatelijke
en mensenrechtelijke waarden.
Dat het van belang is dat de organisatie van het internet – dus op het niveau van
protocollen en beheer van de fysieke infrastructuur – hieraan voldoet, komt duidelijk
naar voren wanneer men ziet dat het internet ook gebruikt wordt door antidemocratische
en anti-rechtsstatelijke actoren om hun doelen na te streven. Zie bijvoorbeeld de
toename van het aantal internet shutdowns13 en het aantal overheden dat Internet Service Providers verplicht om de bandbreedte zodanig in te perken dat het internet niet praktisch
meer functioneert, of het monitoren van het surfgedrag van het internet gebruikers.
Daarbij is het onwenselijk wanneer onbetrouwbare, autoritaire staten technologie in
handen krijgen die van groot belang is voor de veiligheid van Nederland en de EU,
zoals cybersurveillancegoederen en -technologieën. Bovendien is het van belang om
geen technologie te verhandelen met autoritaire staten, die gebruikt kan worden om
het vrije internet verder te ondermijnen. Nederland spant zich internationaal in om
aanvullend cybersurveillancegoederen in relatie tot mensenrechtenschendingen onder
exportcontrole te brengen.
3. Versterk de Nederlandse vertegenwoordiging in internationale internetorganisaties.
De AIV beschrijft dat Nederland sterker kan worden vertegenwoordigd bij organisaties
als de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN), de Internet Engineering Task Force (IETF), het Internet Governance Forum (IGF) en de International Telecommunications Union (ITU). Omdat internet governance van grote invloed is op de online content die beschikbaar is, is het van groot belang
dat Nederland invloed uit blijft oefenen op internet governance, om zo een vrij, open en veilig internet te beschermen.
Dankzij de verdere digitalisering van de wereld, neemt ook het (geopolitieke) belang
van deze internationale internetorganisaties toe. Onderhandelingen over de technische
inrichting van het internet zijn meer en meer onderdeel van het geopolitieke spel
geworden. Deze ontwikkeling maakt regulering van het internet kwetsbaarder voor een
(te) grote rol van overheden.
Nederland moet hierin niet naïef zijn, en zal in besprekingen in de ITU naast de beleidsmatige
en technische kant ook het geopolitieke perspectief moeten meewegen. Hierbij moet
goed in beeld blijven wat de internationaal (mensen)rechtelijke risico’s zijn ten
aanzien van nieuwe protocollen of standaarden.
Nederland zal samen met gelijkgezinde landen tegenwicht blijven bieden in organisaties
als ITU om te voorkomen dat stappen in de richting van centralisatie van het internet
gezet worden. Overheden moeten de kernfunctionaliteit van het internet beschermen,
juist door afspraken te maken dat zij zich niet vanuit de invalshoek «statelijke controle»
mengen in het technisch beheer en de besturing van het internet. Het gedeelde publieke
belang wordt het best geborgd in het multi-stakeholder model dat ipso facto recht doet aan de belangen van alle betrokkene partijen, publiek en privaat.
Zoals in de brief beschreven, zal het kabinet zich bij het uitwerken van de nieuwe
internationale cyberstrategie ook buigen over een mogelijke versterking van Nederlandse
vertegenwoordiging in deze internationale internetorganisaties. Hierbij zal ook gekeken
worden naar het stimuleren van deelname door Nederlandse non profit organisaties of
het Nederlandse bedrijfsleven.
4. Stimuleer internationale normstelling voor de aanpak van schadelijke online content
met een stevige verankering in bestaande mensenrechtenstandaarden.
De AIV adviseert dat er internationale normen moeten komen voor de aanpak van schadelijke
content online, met een stevige verankering in bestaande mensenrechtenstandaarden.
Ten eerste zou Nederland dit op Europees niveau moeten propageren, en daarnaast ook
nog in de Raad van Europa of de VN mensenrechtenraad.
Het kabinet is voor duidelijke internationale normen in de aanpak van schadelijke
content online en onderschrijft het belang dat deze verankerd zijn in mensenrechtenstandaarden.
De Europese Unie heeft hierin een belangrijke functie en geeft daar bijvoorbeeld invulling
aan met de voorgestelde Digital Services Act. De steun van het kabinet voor dat voorstel diende mede ter uitvoering van deze aanbeveling.
Internationale normstelling voor de aanpak van schadelijke online content is vooral
een uitdaging wanneer het gaat om ongewenste, maar niet illegale content. Dit is een
ingewikkelde afweging omdat de vrijheid van meningsuiting het uitgangspunt is en bijzonder
zwaar weegt, maar ook omdat tech platformen in beginsel veel vrijheid hebben om zelf
te bepalen wat de gebruiksvoorwaarden van hun diensten zijn.
Zoals de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de bovengenoemde
kamerbrief schreef: «Een komend kabinet moet de spanning tussen de vrijheid van meningsuiting
en de bewegingsruimte en veiligheid van burgers online, en de rol van de overheid
daarbij verder onderzoeken. Wat in ieder geval van belang is, is dat gebruiksvoorwaarden,
en vooral ook de toepassing ervan, de grondrechten van gebruikers niet ontoelaatbaar
beperkt. Daarom is het positief dat in artikel 12 van de DSA wordt geregeld dat online
platformen bij het toepassen van hun gebruiksvoorwaarden gepaste aandacht moeten hebben
voor de rechten en gewettigde belangen van alle betrokken partijen, waaronder de van
toepassing zijnde, in het Handvest verankerde, grondrechten van de afnemers van de
dienst.»14
Vanwege de reikwijdte van het internet en de verschillende online platforms is het
van belang dat de platforms en tech bedrijven betrokken zijn bij het vormgeven van
internationale normen rondom content-moderatie en internet governance. Alleen met hun ondersteuning kan ervoor gezorgd worden dat aanpak van schadelijke
content ook technisch mogelijk, uitvoerbaar, en handhaafbaar is. Daarbij doen verschillende
maatschappelijke organisaties en onderzoekers onderzoek naar de (onbedoelde) effecten
van dergelijk beleid. Deze Nederlandse multi-stakeholder aanpak moet er voor zorgen
dat er duidelijke normen gesteld worden die zowel technisch haalbaar, uitvoerbaar
en handhaafbaar zijn, en aan bestaande mensenrechtenstandaarden voldoen. Nederland
acht de inbreng van onafhankelijke onderzoekers onmisbaar bij de vormgeving van dit
soort normen en zet zich ervoor in dat hen ook toegang tot platformdata gegeven wordt.
5. Initieer maatregelen gericht op transparantie en toezicht
Cruciaal in deze beoogde normstelling is de bepaling welke online content wanneer
gerechtvaardigd door wie verwijderd mag worden. De AIV merkt in zijn advies terecht
op dat het moeilijk is om hier een duidelijke lijn te trekken. Wanneer content illegaal
is, is dit relatief eenvoudig: zo is discriminatie, het verspreiden van online terroristische
content of kindermisbruik altijd illegaal. Hier gaan de online en offline wereld gelijk
op. Daar waar platformen ongewenste, maar niet illegale- content op basis van hun
gebruiksvoorwaarden verwijderen of op andere wijze modereren, moet dit transparant
gebeuren en er bezwaar gemaakt kunnen worden.
De AIV stelt dat platformen verplicht moeten worden om transparantierapporten op te
stellen. Dit is onderdeel van de DSA. Deze transparantierapporten moeten duidelijkheid
verschaffen in de aanpak van onrechtmatige en schadelijke content. Ook moeten zij
inzicht geven in de gebruikte advertentiesystemen. Verder moeten online platformen
onder de DSA hun beslissingen om bijvoorbeeld informatie te verwijderen duidelijk
motiveren. Dat leidt tot meer transparantie. Gebruikers moeten verder de mogelijkheid
hebben om tegen die beslissingen in beroep te gaan. Onder de DSA moet het modereren
van informatie gebeuren op grond van voorwaarden die publiekelijk kenbaar en begrijpelijk
zijn. Er moet verantwoording over worden afgelegd en het moet voor mensen makkelijk
zijn tegen deze beslissingen in beroep te gaan. Op de naleving van deze verplichting
zal onafhankelijk toezicht moeten worden gehouden. Ter uitvoering van deze aanbeveling
steunt het kabinet de DSA op deze onderdelen.
6. Stimuleer value sensitive design en digital commons
De AIV stelt voor om middelen beschikbaar te stellen voor onderzoek naar value sensitive design en deze te investeren in alternatieven voor internetdiensten. Nederland zet zich
in voor naleving van de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights door tech bedrijven. Ook bestaan er tal van Nederlandse en Europese initiatieven
en duurzame alternatieven voor bestaande private internetdiensten, die value sensitive design, privacy by design en digital commons al implementeren.
Op Europees niveau zou wet- en regelgeving die interoperabiliteit tussen platformen
afdwingt ook een verschil kunnen maken. Veel gebruikers willen wel overstappen naar
duurzame alternatieven voor bestaande internetdiensten, maar ervaren het probleem
dat al hun contacten mee zouden moeten overstappen. Op deze wijze zijn de gebruikers
ingesloten bij een bepaalde aanbieder. Door interoperabiliteit te stimuleren of verplicht
te maken, krijgen duurzame alternatieven voor bestaande internet diensten een kans.
7. Betrek onafhankelijke nationale expertorganen bij de beoordeling van schadelijke
online content
De AIV stelt terecht dat de beoordeling of content illegaal of schadelijk is, afhankelijk
is van de context waarin die uitlatingen zijn gedaan. De AIV raadt aan dat onafhankelijke
expertorganen een rol kunnen spelen bij het bepalen van de criteria voor de beoordeling
en verwijdering schadelijke content die tevens illegaal is.
Het tegengaan van illegale/onrechtmatige content ligt enerzijds bij internetdiensten
zelf en anderzijds bij bevoegde toezichthouders. Zij zullen adequaat en transparant
op moeten treden, met heldere (beroeps)procedures voor de gebruikers wier content
verwijderd is.
Het kabinet is inmiddels in een vergaand stadium om een autoriteit op te richten die
erop zal toezien dat evident strafbare content wordt verwijderd: de Autoriteit Online
Terroristisch en Kinderpornografische Materiaal (ATKM). Deze autoriteit zal inzetten
op twee taken: de bestrijding van online kinderpornografisch materiaal én de bestrijding
van verspreiding van online terroristisch materiaal.15 Gelet op de waarborgen die mensenrechtenverdragen en de Grondwet bieden met betrekking
tot (beperking van) de vrijheid van meningsuiting is gekozen voor een zelfstandig
bestuursorgaan, waarmee het op grote afstand van de regering staat.
Bij andere schadelijke, maar niet illegale content, ligt het initiatief bij de online
platformen. Zij kunnen hun gebruiksvoorwaarden zo formuleren en toepassen dat zij
content die zij onwenselijk vinden kunnen tegengaan. Bij het toepassen hiervan zullen
deze partijen aandacht moeten hebben voor de (fundamentele) rechten en gewettigde
belangen van alle betrokken belanghebbenden, waaronder de gebruikers van de dienst.
Hier valt de vrijheid van meningsuiting ook onder.
8. Pleit voor een zorgplicht voor internetplatformen, onder duidelijke randvoorwaarden
De AIV stelt voor dat Nederland zich inspant om duidelijke regels te ontwikkelen in
het vormgeven van de zorgplicht van internet platformen. Bij het opstellen van de
deze regels voor zorgplicht en aansprakelijkheid dient volgens de AIV rekening gehouden
te worden met de aard, omvang en markmacht van de internetplatformen. Ook moet er
nadrukkelijk rekening worden gehouden met neveneffecten zoals (zelf)censuur. Het kabinet
heeft dit ook overwogen in reactie op een rapport van de Radboud Universiteit over
de bestrijding van illegale inhoud online.16 Naar aanleiding hiervan zijn er voorstellen gedaan tijdens de onderhandelingen over
de DSA en is het draagvlak bij andere lidstaten onderzocht. Uw kamer is hierover geïnformeerd
via de geannoteerde agenda’s voor de Raad voor Concurrentievermogen van 27–28 mei
en 25–26 november en de Commissiedebatten daarover.17
9. Maak de gebruikersvoorwaarden van internetplatformen mensenrechten-inclusief
De AIV stelt dat internetplatformen via hun gebruiksvoorwaarden in belangrijke mate
bepalen in hoeverre en in welke situaties online content verwijderd kan worden. Hierbij
hebben zij een ruimte discretionaire bevoegdheid. Nederland zet zich in voor naleving
van de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights door tech bedrijven. Zo is bij de onderhandelingen over de DSA in de Raad voorgesteld
om duidelijk te maken dat bedrijven bij het uitvoering geven aan het eerder genoemde
artikel 12 hier gebruik van kunnen maken. In de tekst die de Raad voor Concurrentievermogen
op 25 november 2021 heeft vastgesteld is dit geborgd.
10. Vergroot de digitale weerbaarheid van internetgebruikers
De AIV wijst op het belang van het vergroten van de digitale weerbaarheid van internetgebruikers.
Voor hen is het immers niet altijd eenvoudig om schadelijke content te herkennen of
de gevolgen van bepaalde content te overzien. Het kabinet zet in op onderwijs en voorlichting
om burgers digitaal weerbaarder te maken. Zo werkt het Ministerie van Binnenlandse
Zaken samen met het Netwerk Mediawijsheid om burgers te informeren over de werking
van mis- en desinformatie en hoe je kan herkennen of een bericht betrouwbaar is, onder
meer via de website www.isdatechtzo.nl. Ook werkt de Curriculumcommissie op verzoek van het Ministerie van Onderwijs Cultuur
en Wetenschap aan een herziening van het curriculum voor het onderwijs; hierin krijgen
digitale geletterdheid en mediawijsheid een prominente rol.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat