Brief regering : Informatie over een aantal onderwerpen op het terrein van bodem en ondergrond
30 015 Bodembeleid
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 105 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 mei 2022
Met deze brief wil ik u graag informeren over een aantal onderwerpen op het terrein
van bodem en ondergrond. Naast de door de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
op 23 februari jl. gevraagde stand van zaken rond de Maasplas bij Kinrooi Vlaanderen,
betreft het de besluitvorming over hersanering van het EMK-terrein in Krimpen aan
den IJssel; de aanpassing van de indicatieve niveaus van ernstige verontreiniging
PFAS; de stand van zaken rond de bestuurlijke afspraken over bodem; schuimglas en
het opnemen van informatie over bodemverontreinigingen in de basisregistratie ondergrond.
Stand van zaken rond de Maasplas bij Kinrooi Vlaanderen
Op 23 februari 2022 heeft de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat mij verzocht
om een brief met de stand van zaken van de situatie rondom de grondstort in de Maasplas,
de risico’s van deze stortingen, de status van het overleg en de afspraken die IenW
hierover wil maken. Met deze brief kom ik, mede namens de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat, aan uw verzoek tegemoet.
Op 18 december 2021 zijn er berichten in de pers verschenen over de onrust die was
ontstaan over het opvullen van een Maasplas bij de Vlaamse gemeente Kinrooi met mogelijk
vervuilde grond. In eerste instantie was Nederland niet op de hoogte gebracht. Inmiddels
zijn de nodige contacten gelegd. Op basis van de afgegeven vergunning mag er geen
zwaar vervuilde grond worden toegepast in de betreffende Maasplas.
Tot op heden is er in deze Maasplas nog geen grond toegepast en is ook nog niet bekend
welke partijen grond toegepast gaan worden. Zodra er grond toegepast wordt zal hierop
de Vlaamse regelgeving van toepassing zijn, die vergelijkbaar is met die in Nederland.
Zoals is aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel
Handelingen II 2021/22, nr. 1652) is het daarom nog niet goed mogelijk om aan te geven welke risico’s hier uit voortvloeien.
IenW houdt contact met de gemeente Maasgouw, provincie Limburg en de betrokken drinkwaterbedrijven
over dit onderwerp en is met de Vlaamse collega’s in gesprek om duidelijke afspraken
te maken over de grondkwaliteit en de monitoring daarvan.
Drinkwaterbedrijven, provincie Limburg en gemeente Maasgouw hebben beroep ingesteld
bij de Belgische Raad van State tegen het besluit met betrekking tot de vergunning
voor de uitbreiding tot zandontginning te Kinrooi. Hiernaast zijn de drinkwaterbedrijven
een kort geding procedure gestart bij de Belgische civiele rechter tegen de vergunninghouder
Rekin teneinde (onder meer) de tenuitvoerlegging van de vergunning te verbieden. In
deze kort geding procedure, waarvan op 18 februari jl. de zitting heeft plaatsgevonden,
heeft de vergunninghouder gesteld deel te willen nemen aan een verzoeningspoging.
De vergunninghouder heeft hierbij de toezegging gedaan dat de vergunning gedurende
de verzoeningspoging niet ten uitvoer zou worden gelegd. Het eerste gesprek heeft
op 10 maart plaatsgevonden. Tijdens het gesprek met de vergunninghouder waren vertegenwoordigers
van de drinkwaterbedrijven en hun raadsman aanwezig alsook de raadsman van de vergunninghouder
en de raadsman van OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij). Afgesproken werd
dat de vergunning tot 25 april, de dag dat er een vervolggesprek plaatsvindt, niet
wordt uitgevoerd.
Daarnaast heeft er een informatief gesprek plaats gevonden tussen gemeente Maasgouw
en de vergunninghouder.
Besluitvorming over hersanering van het EMK-terrein in Krimpen aan den IJssel
Op 23 april en 6 juli 2021 (Kamerstuk 28 089, nr. 188 en Kamerstuk 30 015, nr. 101) heeft mijn voorganger u geïnformeerd over de sanering van het EMK terrein. Toen
is onder meer aangegeven dat met de bestuurlijke partners (de provincie Zuid-Holland,
gemeente Krimpen aan den IJssel en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard)
is gekozen om de variant «saneren en ontwikkelen» verder uit te werken. Met deze variant
wordt de verontreinigde grond zoveel als redelijkerwijs mogelijk verwijderd en wordt
rekening gehouden met de uitvoeringsrisico’s. Op 15 juli 2021 hebben de bestuurlijke
partners besloten om in te stemmen met deze variant, onder voorbehoud van de uitkomst
van twee onderzoeken. Daarnaast vroeg de gemeente aan het ministerie om de optie te
heroverwegen om langs de damwand te hersaneren in combinatie met het plaatsen van
een nieuwe damwand.
De beide onderzoeken zijn uitgevoerd en daarnaast is de hersanering langs de damwand
heroverwogen. Dit heeft ertoe geleid dat op 10 maart jl. de bestuurlijke partners
overeenstemming over het vervolg hebben bereikt, waarbij rekening wordt gehouden met
een aantal aanbevelingen uit de beide onderzoeken. De aanbeveling betreft dat bij
de bodemsanering de aanwezige AVI-slakken zodanig worden te herschikt dat ze buiten
de te bebouwen delen komen te liggen. De aanbevelingen om periodieke monitoring in
te zetten bij de damwanden wordt ook overgenomen. Uit de review van de damwandonderzoeken
komt naar voren dat de damwandconstructie volgens het geplande ontwerp in de voorkeursvariant
verbeterd kan worden. De damwand is na de versteviging voldoende robuust voor de komende
50 jaar. Tot slotte heeft de heroverweging van de hersanering van de verontreiniging
langs de damwanden niet tot andere conclusies geleid. De extra kosten leiden nauwelijks
tot enige milieuwinst en de baten in de vorm van extra terrein dat bebouwd kan worden.
Verder is er geen sprake van enige milieuwinst in de vorm dat de milieu hygiënische
risico’s
Na het uitvoeren van de variant saneren en ontwikkelen kan het nu nog sterk vervuilde
EMK-terrein weer benut worden als bedrijventerrein. Het terrein ligt in een gebied
waar grond voor ontwikkeling schaars is. Met de aanvullende bodemsanering komt op
termijn er naar verwachting in 2025 circa 6 hectare industriegrond vrij voor de gemeente
Krimpen aan den IJssel.
Aanpassing indicatieve niveaus van ernstige verontreiniging PFAS
In juli 2021 heeft het RIVM de notitie «Risicogrenzen ten behoeve van de vaststelling
van Interventiewaarden voor PFOS, PFOA en GenX» uitgebracht. Daarbij is aangeven dat
nog een impact assessment zou worden uitgevoerd, onder meer om te zien of de berekende
risicogrenswaarden ook in de praktijk als interventiewaarden zouden kunnen worden
gebruikt (Kamerstuk 30 015, nr. 101). De impact assessment heeft RIVM inmiddels op haar website gepubliceerd. De risicogrenswaarden
zullen worden gebruikt om interventiewaarden voor grond en grondwater vast te stellen.
Deze interventiewaarden helpen bevoegde gezagen om te bepalen of er op een specifieke
locatie sprake is van een ernstige PFAS-verontreiniging en of er maatregelen (bijvoorbeeld
sanering) nodig zijn. Het vastleggen hiervan in de bodemregelgeving zal samenlopen
met het proces van wettelijke verankering van de waarden uit het handelingskader PFAS
en daarin te maken keuzes. Tot die tijd kunnen de waarden als indicatieve niveaus
van ernstige verontreiniging (INEVs) gebruikt worden. Deze vervangen de eerdere INEVs
uit maart 2020 (Kamerstukken 35 334 en 25 295, nr. 80). Als gevolg van de doorrekening van de EFSA-opinie (Kamerstukken 28 089 en 26 991, nr. 183) liggen de INEVs nu lager dan de waarden uit 2020. INEVs zijn, net als interventiewaarden,
een hulpmiddel voor bevoegde gezagen om te bepalen of er op specifieke locaties sprake
is van een verontreiniging. Indien er waarden boven de genoemde risicogrenzen worden
gemeten, betekent dat niet automatisch dat de betreffende locatie gesaneerd moet worden.
Ook andere factoren, zoals het beoogd gebruik van de locatie, wegen hierbij mee. Dit
is ter beoordeling aan het bevoegd gezag. Hiermee geef ik invulling aan de toezeggingen
die in juli en december vorig jaar zijn gedaan (Kamerstuk 30 015, nr. 101 en Kamerstuk 35 334, nr. 172).
Om een beeld te krijgen van de omvang van met PFAS-verontreinigde locaties, voer ik
samen met de koepels van medeoverheden een inventarisatie uit. Ik verwacht u het rapport
voor het zomerreces te kunnen sturen, conform de aangenomen motie van de leden Hagen
en Bouchallikh (Kamerstuk 28 089, nr. 204).
Stand van zaken rond de bestuurlijke afspraken over bodem
Op 6 juli 2021 bent u geïnformeerd over de stand van zaken van de bestuurlijke afspraken
bodem (Kamerstuk 30 015, nr. 101). Deze meerjarige afspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het
Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) zijn een vervolg
op het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020. De afspraken hebben betrekking op
de afronding van spoedsaneringen, buitenproportionele opgaven, apparaatskosten, kennisontwikkeling
en samenwerking. De verwachting was dat eind 2021 nieuwe meerjarige afspraken gemaakt
zouden worden. Tijdens de bestuurlijke gesprekken bleek dat voor enkele onderdelen
meer tijd nodig is om tot een goede uitwerking te komen. Deze onderwerpen worden momenteel
geconcretiseerd en ik verwacht u uiterlijk in de tweede helft van 2022 over nieuwe
meerjarige afspraken vanaf 2023 te kunnen informeren. Voor 2022 zijn tijdelijke afspraken
gemaakt, zodat de noodzakelijke aanpak van bodemverontreinigingen door decentrale
overheden gecontinueerd kan worden.
Opnemen van informatie over bodemverontreinigingen in de Basisregistratie ondergrond
(BRO)
De Tweede Kamer heeft in januari 2019 een gewijzigde motie van de leden Ronnes en
Van Gerven aangenomen (Kamerstuk 34 864, nr. 19) waarin de regering wordt gevraagd om informatie over bodemverontreinigingen in de
Basisregistratie Ondergrond op te nemen. Over de voortgang van de afhandeling van
deze motie bent u eerder geïnformeerd (Kamerstuk 33 136, nr. 23, Kamerstuk 29 383, nr. 361 en Kamerstuk 33 136, nr. 24). Op basis van uitgevoerd onderzoek is door de Programmastuurgroep Basisregistratie
Ondergrond, die onder voorzitterschap staat van het Ministerie van BZK, vastgesteld
dat de initiële investeringskosten 11,9 mln. euro bedragen. Het Ministerie van IenW
stelt 5 mln. euro per jaar beschikbaar voor de periode 2022–2023 uit de middelen voor
bodem en ondergrond. Voor de dekking van de 1,9 mln. euro voor de periode 2024–2026
zullen nog nadere afspraken worden gemaakt met het Ministerie van BZK. Voor dekking
van de structurele beheerskosten voeren de Ministeries van BZK en EZK overleg met
netbeheerders en grondroerders. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Ronnes-Van
Gerven en aan de toezeggingen die in de eerder genoemde brieven aan uw Kamer zijn
gedaan.
Schuimglas
Op 4 november 2021 heeft de Vaste Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat verzocht
een reactie te geven op de mogelijke toelating van lichtgewicht materialen zoals schuimglas
in Nederland. Uw verzoek is naar aanleiding van een mailbericht van het Platform Slappe
Bodem op 20 oktober 2021 aan de Vaste commissie, waarin wordt verwezen naar een eerder
verstuurde brief.
Er is gevraagd de toetsing aan de milieueisen in de regelgeving voor specifieke materialen
aan te passen. Het materiaal zal naar verwachting veel worden toegepast onder wegen
in stedelijk gebied en in bodems die erg gevoelig zijn voor veranderingen in de bodemcondities
door toepassing van materialen.
Daarom vind ik het ook belangrijk te kijken of er geen neveneffecten kunnen ontstaan,
die nu nog niet als milieueis in de regelgeving zijn opgenomen.
De beoordeling op welke wijze dit laatste nu kan worden geborgd, is nog niet afgerond.
Ik zal u zo spoedig mogelijk een reactie doen toekomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat