Brief regering : Reactie op verzoek commissie over aanvullende hoofdlijnen inzake toerisme
26 419 Toerisme en recreatie
Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2022
Met deze brief geef ik invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische
Zaken en Klimaat om een aanvullende hoofdlijnenbrief over toerisme met daarin in ieder
geval een update over Perspectief 2030 en de uitwerking van de HollandCity strategie
en de historische zeilvaart (bruine vloot). In deze brief geef ik aan hoe ik samen
met alle betrokkenen verder wil werken aan het gastvrijheidsbeleid. Ik ga achtereenvolgens
in op de context, beleidsdoelen en rollen in het gastvrijheidsdossier en de samenwerking
in de sector met name gericht op de uitvoering van de sectorvisie, Perspectief 2030.1 Vervolgens informeer ik u over de actuele ontwikkeling t.a.v. een drietal specifieke
sectoren:
– De reissector en de geplande evaluatie van de Pakketreizenrichtlijn;
– De historische zeilvaart (Bruine Vloot);
– De kermissector, mede naar aanleiding van de motie van de leden Amhaouch en Van Haga
waarin het kabinet wordt opgeroepen te verkennen wat nodig is om de kermistraditie
en -cultuur te behouden.2
Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om u te infomeren over de uitvoering van
een tweetal moties over de bekendheid van regionale attracties, namelijk de motie
Amhaouch/Von Martels3 en de motie Von Martels/Schonis4.
Context
De gastvrijheidssector is een belangrijke sector van de Nederlandse economie. Tussen
2015 en 2020 groeide het belang van deze sector gestaag en namen de toeristische en
recreatieve bestedingen met bijna een kwart toe. Pre-corona (in 2019) was de omzet
van de sector 90,8 miljard (4,4% BNP) met 811.000 banen in Nederland. De omzet van
de sector groeide in de periode 2015–2019 met 23,5% en de werkgelegenheid met 13%.
Daarnaast levert de gastvrijheidssector ook een belangrijke sociaal maatschappelijke
bijdrage aan onze samenleving. De sector draagt bij aan het welzijn van Nederlanders
en onze buitenlandse gasten, biedt ontspanning en een invulling van de vrije tijd.
Ook levert de sector een bijdrage aan het in stand houden en versterken van het voorzieningenniveau
van dorpen en steden in Nederland.
Aan het einde van het vorige decennium liep de groei van het aantal bezoekers tegen
grenzen aan en werd de keerzijde van deze groei zichtbaar. Met de komst van meer bezoekers
nam ook de druk op de leefomgeving op bepaalde plekken toe. Deze negatieve gevolgen
hebben geleid tot een verschuiving in het gastvrijheidsbeleid, waarbij de focus niet
langer ligt op enkel groei van de sector, maar op een meer duurzame sector, met meer
spreiding over het land, waarbij lasten en lusten beter in balans zijn.
De COVID-19 pandemie heeft de hele sector hard getroffen. De overheid heeft ondernemers
ondersteund met steunpakketten, maar bovenal hebben ondernemers en werknemers in de
sector de afgelopen twee jaar een ongekende veerkracht getoond. Op het moment dat
we afscheid konden nemen van de beperkende maatregelen ontstond voor delen van de
sector opnieuw onzekerheid door de oorlog in de Oekraïne.
Het is moeilijk te voorspellen hoe de toeristische markt er komende tijd precies uit
zal zien en hoe de bezoeker zich zal gedragen. Covid-19 is nog steeds onder ons. Ook
de gestelde klimaatdoelen hebben effect op de gastvrijheidssector en vakantie- en
reisgedrag: ook deze sector zal moeten veranderen. Door de Oekraïne oorlog kan de
reisbereidheid naar Europa vanuit andere continenten afnemen. Kortom: veel onzekerheden.
Wat wel duidelijk is, is dat de behoefte aan ontspanning, reizen, zakelijke bijeenkomsten
en vakantie ook in de toekomst groot zal blijven, wellicht in een andere vorm, minder
ver weg en/of minder frequent. Ondernemers zullen dus flexibel moeten blijven en permanent
moeten nadenken over mogelijke aanpassingen van hun bedrijfs-en verdienmodel.
Tegen deze achtergrond heeft het kabinet het belang van de sector in het coalitieakkoord
bevestigd en onderkend door aan te geven dat toerisme een volwaardige plek in het
economisch beleid krijgt, waarbij ingezet wordt op spreiding. De overheid heeft hier
de afgelopen jaren tijdens de coronaperiode al zichtbaar invulling aan willen geven
middels de financiële steun en de intensieve samenwerking met de sector. Ook is de
Taskforce Gastvrijheidssector in het leven geroepen, waarin voor het eerst ondernemers,
overheid en kennisinstellingen samenwerking zoeken op de thema’s die relevant zijn
voor de sector op de middellange termijn.
Samen met deze partners wil ik de gastvrijheidseconomie duurzaam verder ontwikkelen,
op een manier waarbij zoveel mogelijk regio’s kunnen profiteren van de maatschappelijke
en economische kansen en waarbij de draagkracht van regio’s en gebieden niet wordt
overschreden.
Beleidsdoel en rolverdeling
De afgelopen jaren is de focus van het gastvrijheidsbeleid veranderd. Met de groei
van het aantal bezoekers kwam de nadruk van het beleid meer te liggen op kwaliteit
in plaats van kwantiteit. Met de sectorvisie Perspectief 2030 is in 2019 de focus
verschoven van het aantrekken van meer bezoekers en promotie van bekende bestemmingen
naar ontwikkeling en beheer van regionale bestemmingen. Deze visie is nog steeds actueel,
ook al is deze opgesteld voor de coronacrisis.
Het doel van het gastvrijheidsbeleid is een duurzame toeristische ontwikkeling. Het
begrip «duurzaam» wordt hier in de brede betekenis gebruikt. Het gaat om de economische,
maatschappelijke en ecologische ontwikkeling van toerisme, bijvoorbeeld een gezond
verdienmodel voor ondernemers, de effecten op het erfgoed en de toeristisch-recreatieve
druk op bestemmingen in relatie tot de draagkracht van de leefomgeving.
Digitalisering, de klimaat- en duurzaamheidsopgave en de uitdagingen op gebied van
human capital zijn ook voor de toerisme sector belangrijke ontwikkelingen. Deze zijn
geadresseerd in de sectorvisie Perspectief 2030. De urgentie van deze transities is
alleen maar duidelijker geworden.
Sinds het kabinet Rutte I (2010–2012) is de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk
economisch beleid bij de regio komen te liggen en daarmee zijn provincies en gemeenten
een belangrijke speler in de ontwikkeling van deze sector geworden. Dit past ook goed
bij het schaalniveau van recreatieve en toeristische activiteiten. Iedere regio heeft
een eigen identiteit en toeristische kracht, en eigen uitdagingen en ontwikkelopgaven.
De bedoeling is om deze tot zijn recht te laten komen binnen het gezamenlijk kader
van Perspectief 2030.
In dit krachtenveld voel ik mij als Minister van EZK verantwoordelijk voor het stimuleren
en faciliteren van de samenwerking in de sector om de gastvrijheidseconomie duurzaam
verder te ontwikkelen. Hierbij zet ik in op het spreiden van bezoekers door middel
van het promoten van minder bekende plekken in ons land, het ondersteunen van provincies
en regio’s bij bestemmingsontwikkeling en -management en het vergroten van de kennisbasis
van de sector. Daarnaast wil ik in het verlengde van het generieke EZK-beleid duurzaam
ondernemerschap bevorderen, waarbij ook voor deze sector de transities op het gebied
van duurzaamheid en digitalisering belangrijk zijn.
Hieronder licht ik toe hoe ik met alle partners en in het bijzonder met het Nederlands
Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) aan deze beleidsdoelen wil werken. Ook ga
ik in op de specifieke beleidsinstrumenten die we daarvoor kunnen inzetten, zoals
de subsidie aan NBTC, de samenwerking in de Taskforce Gastvrijheidssector en de samenwerking
in internationaal verband. Ik ga het komend jaar onderzoeken of de instrumenten en
de manier waarop we die inzetten doelmatig en doeltreffend zijn of dat daar nog verbetering
in mogelijk is.
Samenwerking in de sector en uitvoering van Perspectief 2030
Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen
Bij de uitvoering van het toerismebeleid is een belangrijke rol weggelegd voor het
NBTC. De destinatiemanagement-organisatie van Nederland werkt met alle spelers in
de sector samen en wordt voor een groot deel gesubsidieerd door het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat. Voor de periode 2020–2023 ligt de focus van NBTC op
vier kernactiviteiten:
• Kennis en data: Het generen van relevante en actuele data en inzichten, waaronder
de Landelijke Data Alliantie;
• Beleid- en merkontwikkeling: Het creëren van een krachtig profiel van de bestemming
Nederland, waaronder de doorontwikkeling van Perspectief 2030;
• Bestemmingsmanagement: Het faciliteren van regio’s en steden om zich optimaal te ontwikkelen:
waaronder het (door) ontwikkelen van de Holland City verhaallijnen en het faciliteren
van de Landelijke Actieagenda Perspectief 2030;
• Marketingcommunicatie: Het aantrekken van waardevolle bezoekers: waaronder campagnes
gericht op het aantrekken van zakelijke bezoekers en het spreiden van bezoekers.
Tijdens COVID-19 gingen veel Nederlanders op vakantie in eigen land. Om dit te blijven
stimuleren is ook in 2022 de binnenlandse markt onderdeel van het werkterrein van
het NBTC. Zo wordt er nieuw vrijetijdsonderzoek uitgevoerd en worden vakanties van
Nederlanders in eigen land gestimuleerd. Voor de buitenlandse markten geldt dat afgelopen
jaren en begin 2022 reizen sterk beperkt was. De consumentenmarketing is als eerste
weer opgepakt in onze belangrijkste markten (de bezoekers uit onze buurlanden) en
uitgebreid zodra de COVID-19 situatie in markten waarop NBTC zich focust het toelaat.
Perspectief 2030
Perspectief 2030 is de lange termijn visie die gaat over de duurzame ontwikkeling
van Nederland als toeristische bestemming. Voor de concretisering en implementatie
van deze visie is met de sector een Actieagenda opgesteld5. Hierbinnen is specifiek aandacht voor bestemmingsmanagement (verdere ontwikkeling
van toeristisch-recreatief aanbod op basis van analyse, samenwerking en een gezamenlijke
visie). Daarnaast werkt NBTC aan de regionale doorvertaling van de visie als ondersteuning
voor de beleidsontwikkeling door regionale en lokale overheden.
Het gedachtengoed van Perspectief 2030 heeft ook effect op welke type bezoekers de
communicatie en marketing van NBTC zich richt. NBTC richt zich op doelgroepen die
economisch, sociaal-cultureel en ecologisch passen binnen de draagkracht en de identiteit
van een gebied.
Om ervoor te zorgen dat Nederland ook in 2030 een aantrekkelijke bestemming is, is
het belangrijk dat de lusten en lasten in balans zijn, toeristen gespreid worden in
ruimte en tijd en de sector zich richt op duurzaamheid. Bij zakelijk bezoek ligt de
nadruk op meetings en congressen die kennisclusters kunnen versterken en bijdragen
aan het innovatiebeleid.
Binnen Perspectief 2030 is duurzaamheid één van de vijf thema’s. Om ervoor te zorgen
dat de gastvrijheidssector bijdraagt aan de klimaatdoelstellingen heeft NBTC ervoor
gekozen om verduurzaming van de sector hoge prioriteit te geven binnen haar activiteiten.
Belangrijk is dat de sectorvisie Perspectief 2030 breed is onderschreven. De gastvrijheidssector
is divers met veel verschillende branches en raakt aan de beleidsterreinen van meerdere
departementen en andere overheden. Het gedeelde ontwikkelingsperspectief geeft alle
partijen richting zodat beleid goed op elkaar afgestemd kan worden.
HollandCity strategie: van Promotie en marketing naar bestemmingsmanagement
Sinds 2016 is het spreiden van toeristen een belangrijke doelstelling binnen het toeristisch
beleid. Om dit te bereiken heeft NBTC met de HollandCity strategie hier destijds een
eerste invulling aan gegeven.
Deze HollandCity strategie richt zich op spreiding van bezoek op basis van thematische
samenwerkingen door middel van de zogenaamde verhaallijnen door Nederland en het organiseren
van themajaren. Aanvankelijk was deze samenwerking gericht op het aantrekken van bezoek
door middel van marketingactiviteiten. De afgelopen jaren is er een verschuiving naar
het versterken van het aanbod. Inmiddels neemt na vijf jaar de investeringsbereidheid
om bij te dragen aan deze verhaallijnen af bij provincies en steden waardoor een aantal
van de landelijke samenwerkingsverbanden is beëindigd. Aangezien meerjarige samenwerking
rondom aansprekend thema’s nog steeds een relevant instrument is voor de spreiding
van bezoek wil NBTC met provincies, steden en regio’s kijken naar de mogelijkheden
voor nieuwe samenwerkingen rondom thema’s en bestaande verhaallijnen.
Kennisbasis en data
Het versterken van de kennisbasis van de sector is onderdeel van de opdracht bij de
subsidie die EZK aan NBTC geeft. Om hier invulling aan te geven faciliteert NBTC de
Landelijke Data Alliantie waarin wordt samengewerkt aan statistische onderzoeken en
het ontwikkelen van methoden voor onderzoek.
Door de sterke focus op promotie in de afgelopen decennia heeft de nadruk vooral gelegen
op de statistische informatie over de vraag naar toerisme, dat wil zeggen aantallen
bezoekers, hun kenmerken, gedragingen en bestedingen. Met het nieuwe perspectief op
toerisme ontstaat er ook een nieuwe behoefte aan informatie, bijvoorbeeld over aanbod
en de te verwachten bezoekersstromen. Gemeenten en provincies hebben behoefte aan
lokale en regionale data. Om ervoor te zorgen dat initiatieven voor data-onderzoeken
elkaar aanvullen en versterken, wil ik met alle partners binnen de Landelijke Data
Alliantie een gezamenlijk kader, een «landelijke datastrategie» vormgeven.
Taskforce Gastvrijheidssector
De in 2020 opgerichte Taskforce Gastvrijheidssector is een «triple helix» samenwerkingsverband:
bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Voor het eerst in deze sector werken
de branches, destinatiemanagement-organisaties, NBTC, overheden en kennisinstellingen
in een duurzaam netwerk samen aan de ontwikkeling van de sector en concretisering
van Perspectief 2030. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar verduurzaming, human
capital en bestemmingsmanagement. EZK ondersteunt de Taskforce in haar werkzaamheden.
Als bijlage 1 bij deze brief treft u de publieksversie aan van de actieagenda van
Perspectief 20306. Hierin worden per pijler van Perspectief 2030 de acties benoemd en wordt aangegeven
welke partijen samenwerken.
Belangrijke voorwaarde voor een succesvolle samenwerking is dat organisaties werken
vanuit een gezamenlijk belang en dus over de eigen domeinen heen kijken ten behoeve
van een toekomstbestendig gastvrijheidssector. De brancheorganisaties hebben recent
aangegeven dat zij aanvullende concrete voorstellen willen doen voor een inhoudelijke
versterking van de agenda gericht op het thema ondernemerschap. Dit is een welkome
aanvulling.
Onderzoek regelingen gastvrijheidsdomein
In mijn hoofdlijnenbrief7 heb ik mijn plannen voor het versterken van duurzaam ondernemerschap toegelicht.
De gastvrijheidssector is bij uitstek een MKB-sector en de programma’s en instrumenten
op het gebied van digitalisering, duurzaamheid, financiering en regeldruk voor het
MKB zijn ook op de ondernemers van deze sector gericht.
In het verlengde van het generieke beleid heeft EZK met de Taskforce Gastvrijheid
in het najaar van 2021 de opdracht gegeven voor een onderzoek naar subsidieregelingen
voor ondernemers in het gastvrijheidsdomein die verduurzaming, innovatie en digitalisering
stimuleren. Aanleiding voor dit onderzoek is de motie van het lid Von Martels8 waarin werd gevraagd samen met de Taskforce te onderzoeken hoe ondernemers beter
gebruik kunnen maken van regelingen. Het onderzoek geeft een overzicht van regelingen
die worden aangeboden vanuit Europese regelingen, vanuit de rijksoverheid (RVO) en
op regionaal, provinciaal en gemeenteniveau. Verder wordt een beeld gegeven van het
daadwerkelijke gebruik van de regelingen en wordt er ingegaan op de aansluiting van
de regelingen op de vragen en behoeften van ondernemers. Als bijlage 2 bij deze brief
treft u dit onderzoek aan9. De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen die zich richten tot het Rijk, regio’s
en de sector zelf. Daarom heb ik de Taskforce gevraagd om zich te verdiepen in de
bevindingen en aanbevelingen en om met concrete acties voor de invulling van de aanbevelingen
te komen.
Internationale samenwerking
Ook internationaal staat toerisme hoog op de agenda. Covid-19 heeft dit versterkt
en heeft het belang maar ook de kwetsbaarheid van deze sector in internationale context
zichtbaar gemaakt. In dat kader heeft de Europese Raad de afgelopen tijd gesproken
over zowel crisismaatregelen op de korte termijn, als over het langetermijnperspectief
van toerisme in Europa.
Afgelopen februari heeft de Europese Commissie in het kader van de «industriestrategie»
voor het toeristisch ecosysteem het eerste transitiepad gepresenteerd.10 Het transitiepad bevat een aantal concrete acties en voorstellen die bijdragen aan
een veerkrachtiger, duurzamer en innovatiever toeristisch-ecosysteem. Het is tot stand
gekomen door middel van een uitgebreid consultatieproces waar ook verschillende stakeholders
uit Nederland actief aan hebben bijgedragen.
De integrale agenda op EU-niveau sluit goed aan op de Nederlandse aanpak en prioriteiten.
Ik zie het transitiepad daarom als een inspiratiebron voor Nederland en wil graag
met alle stakeholders kijken hoe we acties hieruit kunnen toepassen in de Nederlandse
context. Perspectief 2030 en de Taskforce Gastvrijheidssector bieden hier goede mogelijkheden
voor.
Daarnaast is Nederland actief betrokken bij de gesprekken over toerisme binnen de
G20. Vorig jaar heeft Nederland tijdens het Italiaans voorzitterschap de G20 Rome-richtlijnen
voor een veerkrachtig, inclusief en duurzaam herstel onderschreven.11 Het Indonesisch voorzitterschap heeft Nederland dit jaar uitgenodigd voor de Ministeriële
Conferentie op 26 september en zet tijdens de bijeenkomst «mensgericht herstel» centraal.
Indonesië wil hiermee het belang van lokale gemeenschappen en MKB-bedrijven voor het
herstel van de toeristische sector benadrukken. Nederland ondersteunt dit belang en
zal ook het expliciet het belang van duurzame toerisme-ontwikkeling benadrukken.
Specifieke sectoren
Aanbieders van pakketreizen
De grote daling in het aantal boekingen en reizen in de afgelopen twee jaar heeft
uiteraard gevolgen gehad voor de financiële positie van reisorganisaties en voor de
reisgarantiefondsen. De financiële impact was vooral groot bij de aanbieders van pakketreizen,
aangezien zij verplicht waren om reizigers terug te betalen, terwijl zij zelf ook
al inkoopkosten hadden gemaakt. Om de sector te ondersteunen heeft EZK naast het generieke
steunpakket twee specifieke maatregelen getroffen, te weten:
1. De leningsfaciliteiten voor de reisgarantiefondsen
In 2020 heeft het Kabinet leningsfaciliteiten opgericht waardoor de reisgarantiefondsen
indien nodig bij de Staat geld konden lenen, ten behoeve van de compensatie van consumenten
bij faillissementen van leden.12 Deze leningsfaciliteiten liepen op 31 december jl. af. Het grootste fonds, Stichting
Garantiefonds Reisgelden (SGR), heeft aangegeven op de korte termijn geen behoefte
meer te hebben aan de leningsfaciliteit. SGR staat er financieel goed voor, al blijft
de reissector kampen met onzekerheden. De kleinere fondsen, GGTO en VZR Garant, hebben
samen € 2,5 miljoen opgenomen uit de leningsfaciliteiten en daarmee voor de voorzienbare
periode ook voldoende middelen in kas om eventuele faillissementen te dekken.
2. De voucherkredietfaciliteit
Samen met SGR is in het voorjaar van 2021 een kredietfaciliteit opgezet, zodat reisondernemers
krediet konden krijgen om reissommen van pakketreizen aan de consument terug te betalen.13 Ondernemers konden tot het einde van 2021 een lening aangaan. EZK heeft hiervoor
€ 400 miljoen in leningen beschikbaar gesteld, waarvan € 189 miljoen is opgenomen
door reisondernemers. Ondernemers hebben 6 jaar de tijd om deze leningen terug te
betalen.
Toekomst van de Pakketreizenrichtlijn
De Europese Commissie zal in het vierde kwartaal van 2022 met een voorstel komen voor
een herziening van de Pakketreizenrichtlijn (2015/2302). Belangrijkste aanleiding
daarvoor is dat tijdens de coronapandemie is gebleken dat het huidige kader niet is
toegesneden op een crisissituatie zoals COVID-19, met name waar het de 14 dagen restitutietermijn
betreft.
Vanaf half maart 2020 hebben reisorganisaties op grote schaal pakketreizen geannuleerd
vanwege de ingestelde reisbeperkingen. Reisorganisaties dreigden acuut in de problemen
te komen door de wettelijke eis om bij annulering van een pakketreis of gekoppeld
reisarrangement binnen 14 dagen de consument de reissom terug te betalen. Om die reden
hebben verschillende reisgarantiefondsen voucherregelingen ontwikkeld, waardoor vouchers
beschermd waren tegen faillissementen. Na uiterlijk 12 maanden moesten de vouchers
worden uitbetaald aan de consument. Consumenten hebben daardoor tijdens de pandemie
lang moeten wachten op de teruggave van hun reissom.
Partijen uit de reisbranche hebben aangegeven dat zij graag een eerlijker verdeling
zien in de verdeling van de lasten over de keten bij crises. Reisorganisatoren hadden
tijdens de pandemie te maken met de terugbetalingsverplichting aan consumenten bij
annuleringen, maar waren tegelijkertijd afhankelijk van terugbetalingen door leveranciers
(luchtvaartmaatschappijen en hotels).
De Europese Commissie heeft in augustus 2021 in een routekaart reeds enkele denkrichtingen
neergelegd voor een herziening van de Pakketreizenrichtlijn. Het zou daarbij o.a.
kunnen gaan om regels waaraan (vrijwillige) vouchers moeten voldoen of om andere regels
over terugbetalingen in tijden van crisis. Ook denkt de Commissie aan een speciaal
nationaal of EU-fonds waaruit terugbetalingen kunnen worden betaald zonder dat de
reisaanbieder failliet hoeft te zijn (vergelijk de voucherkredietfaciliteit). Het
maximeren van aanbetalingen door consumenten is een andere optie om mogelijke problemen
tijdens toekomstige crises te verkleinen. Ook afspraken over betalingen tussen partijen
in de keten (bijv. van luchtvaartmaatschappij naar pakketreisaanbieder) zouden onderdeel
kunnen zijn van een herziening.
Het kabinet is het met de Europese Commissie eens dat de huidige regelgeving rondom
pakketreizen niet is toegesneden op crises zoals COVID-19. Tijdens de crisis bleef
het wettelijke recht op terugbetaling binnen veertien dagen onaangetast, maar in de
praktijk was de druk op consumenten om vouchers te accepteren groot. Het verduidelijken
van de status van vouchers bij buitengewone omstandigheden kan in de toekomst meer
duidelijkheid scheppen. Daarnaast heeft digitalisering steeds meer invloed op hoe
consumenten een reis boeken. Consumenten doen dit steeds vaker online en er zijn meer
mogelijkheden om zelf een (pakket)reis samen te stellen. In het kader hiervan is het
onder meer van belang om de status van tussenpersonen te verduidelijken. Zowel vanuit
de reissector als vanuit consumentenorganisaties is aandacht gevraagd voor de onduidelijkheid
die in de praktijk bestaat rondom de gekoppelde reisarrangementen. Tot slot is het
van belang dat een herziening van de Pakketreizenrichtlijn de juiste balans zoekt
tussen consumentenrechten en het belang van de toerisme-industrie. Naar aanleiding
van de motie van de leden Moorlag en Aartsen14 is het onderzoek naar manieren om de financieringsstructuur van de reissector minder
kwetsbaar te maken inmiddels gestart. Dit onderzoek zal door het kabinet mede worden
gebruikt in de standpuntbepaling bij de herziening van de Pakketreizenrichtlijn.
Historische zeilvaart (Bruine vloot)
Vanwege het belang dat het kabinet hecht aan de continuïteit van de sector van de
historische zeilvaart (de zogenaamde bruine vloot) is in augustus 2020 aanvullende
steun toegezegd vanwege de coronapandemie. Als invulling van die steun is de «Tijdelijke
subsidieregeling continuïteit bruine vloot» ontwikkeld. Deze regeling was bedoeld
om eigenaren van traditionele zeilschepen (50 jaar en ouder), aanvullend op het generieke
steun- en herstelpakket, te ondersteunen in het onderhoud en herstel van deze schepen
en het levend houden van een belangrijk deel van onze geschiedenis als onderdeel van
onze cultuur. Alle aanvragen van de subsidieregeling zijn inmiddels afgehandeld en
€ 7,2 miljoen is toegekend aan 224 ondernemers.
Met deze aanvullende steun naast het generieke steunpakket zijn deze ondernemers tijdens
de coronacrisis ruim gecompenseerd en hadden ze de mogelijkheid om hun vaste lasten
zoals bijvoorbeeld liggelden en groot onderhoud te betalen. Nu ondernemers van de
bruine vloot weer de mogelijkheid hebben om passagiers te vervoeren kan de blik weer
op de toekomst worden gericht.
In opdracht van de gemeente Harlingen in samenwerking met vier Zuiderzeegemeenten
heeft BMC een onderzoek gedaan naar de financieringsmogelijkheden voor een investeringsagenda
voor de sector. Uit het rapport van BMC komt een aantal zorgen naar voren ten aanzien
van het toekomstperspectief van de sector. Ik zal samen met mijn collega’s van OCW
en I&W in gesprek gaan met de sector, NBTC en de betrokken provincies en gemeentes
over de bevindingen en adviezen beschreven in het rapport van BMC.15
Kermissen
In de motie Amhaouch/Van Haga wordt de regering verzocht om «met de kermissector en
(kermis)gemeenten in gesprek te gaan en te verkennen wat nodig is om de kermistraditie
en -cultuur te behouden voor de toekomst, en de Kamer hierover in Q1 2022 te informeren».16
Dit gesprek heeft op 13 april plaatsgevonden. Aanwezig waren vertegenwoordigers van
de Ministeries van EZK, OCW en BZK, de VNG en een drietal gemeenten en de brancheverenigingen
NKB en Bovak. De aanwezigen hebben gesproken over de toekomstvisie, het businessmodel
en knelpunten die de sector ervaart zijn. Naar aanleiding van dit gesprek worden vervolgstappen
vastgesteld en wordt nog een tweede gesprek gepland.
Moties over regionale attracties
Tot slot wil ik uw Kamer informeren over de uitvoering van twee moties.
De motie Amhaouch/Von Martels17 vraagt om bij de spreidingstrategie van NBTC de kansen, behoeften en knelpunten van
samenwerking tussen internationale en regionale toeristische trekpleisters te betrekken,
zodat toeristische iconen voor een breder publiek toegankelijk kunnen worden. Deze
motie krijgt als volgt uitvoering. Het principe om bekend aanbod te koppelen aan minder
bekend aanbod wordt op meerdere niveaus toegepast door NBTC en Direct Marketing Organisatie’s
(DMO’s) van steden en regio’s:
• Op websites (o.a. Holland.com) en sociale mediakanalen (o.a. VisitNL);
• Bij het stimuleren van reisaanbieders (tour operators) om onbekend aanbod in het reisprogramma
op te nemen;
• Tijdens persreizen en bezoeken van influencers;
• Tijdens perspresentaties in het buitenland;
• Door middel van verhaallijnen.
De motie Von Martels/Schonis18 vraagt om te onderzoeken wat nodig is om de (naams)bekendheid van middelgrote en
kleinere musea en andere culturele instellingen in Nederland te vergroten bij de buitenlandse
toeristen, met name die uit de ons omringende landen en in de grensregio’s en waar
kansen liggen op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking tussen musea/instellingen
en andere dagattracties.
Ook deze motie krijgt uitvoering. NBTC ondersteunt regio’s bij het toegankelijk en
bekend maken van aanbod waaronder cultureel erfgoed door:
• Het gebruik van eigen kanalen om de zichtbaarheid te vergroten.
• In 2022 legt NBTC de focus op regionaal cultureel erfgoed door het beter bekend maken
van o.a. Unesco werelderfgoedlocaties en het thema «Dutch Masters» (o.a. Van Gogh
in Drenthe).
• Daarnaast wordt de samenwerking tussen grote en kleine musea gestimuleerd door een
Art Alliance op te zetten waar grote en kleine musea in deelnemen t.b.v. kennisuitwisseling en
stimulering van internationaal cultuurbezoek.
Aandachtspunten voor beide moties zijn:
• Een klein of middelgroot museum is meestal geen doorslaggevende reden voor (internationaal)
bezoek aan een regio. Het gaat om het totale aanbod dat samen met andere partijen
onder de aandacht wordt gebracht.
• Bij kleine en minder grote cultuurinstellingen is minder (financiële) capaciteit en
kennis beschikbaar gericht op internationaal bezoek en marketingcommunicatie.
• Er is een noodzaak tot meerjarige samenwerking én financiering, eenmalige activiteiten
hebben zeer beperkt effect.
Slot
De gastvrijheidssector heeft een centrale plek in onze samenleving. We maken allemaal
gebruik van haar diensten, vinden er plezier en ontspanning en velen verdienen er
ook hun inkomen. Bedrijven kunnen en willen weer ondernemen. Dat neemt niet weg dat
ondernemers uit een zware periode komen en er nog ondernemers zijn die last hebben
van de gevolgen van de coronacrisis. Zoals ook in het Coalitieakkoord is aangegeven
zal het kabinet deze ondernemers blijven helpen en zich inspannen om met oplossingen
te komen daar waar financieel gezonde ondernemingen door corona niet vooruitkomen
door schulden.
Er zijn veel partijen en partners wiens inzet van belang is voor een duurzame en evenwichtige
ontwikkeling van de sector. Ik kijk uit naar de samenwerking en wil met alle partners
recht doen aan de erkenning die het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) aan de sector geeft. Ik zal me inzetten voor een florerende gastvrijheidssector.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.