Brief regering : Het belang van het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 493 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2022
1. Inleiding
Doel: een sterke economie die bijdraagt aan brede welvaart
Een sterke, vernieuwende en duurzame economie, dat is de ambitie van dit kabinet.
Een economie die zo sterk en flexibel is dat we in de toekomst ons brood kunnen blijven
verdienen en we tegelijkertijd de gevolgen voor ons klimaat en leefomgeving beperken.
Een economie waarin alle Nederlanders een fijn leven kunnen hebben, nu en in de toekomst.
Om ons land klaar te maken voor de toekomst staan we voor drie grote transities, grote
veranderingen. We zullen stappen moeten zetten op het gebied van verduurzaming, energiebesparing
en nieuwe vormen van energie. We moeten onze digitale economie ontwikkelen en willen
voorop lopen met nieuwe technologieën. Ook moeten we er voor zorgen dat we onze grondstoffen
hergebruiken of dat deze afbreekbaar zijn. Dat zijn forse veranderingen, maar die
brengen zeker ook kansen met zich mee. Ons land is gewend om die kansen te pakken,
vernieuwend te zijn, onze tanden in nieuwe technieken te zetten. Daarmee bieden al
die kansen een voedingsbodem voor nieuwe bedrijven en nieuwe banen.
Onze economie wordt steeds meer beïnvloed door wat er in de rest van de wereld gebeurt.
De huidige oorlog in Oekraïne – en de daarop volgende sancties tegen Rusland – hebben
onder andere via stijgende energieprijzen grote invloed op wereldwijde beschikbaarheid
en levering van producten. Dat bewijst eens te meer dat onze economie weerbaar moet
zijn en dat we waar nodig onze strategische autonomie, onze onafhankelijke positie,
als Nederland – en Europa – op een aantal terreinen moeten verstevigen (protect and promote).
We hebben het bedrijfsleven nodig om ons land klaar te maken voor de toekomst. Om
te zorgen dat het bedrijfsleven die positieve bijdrage aan onze economie ook kan leveren,
is het vestigings- en ondernemingsklimaat cruciaal. Deze brief bevat de eerste denkrichtingen
over de kabinetsinzet daarop.
Rol bedrijfsleven is cruciaal
Een sterke en weerbare economie drijft op het lef van ondernemers, van het bedrijfsleven,
om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Om daar geld en energie in te steken en
daar vervolgens een mooi bedrijf mee op te zetten. Dat zijn de banen van de toekomst.
Daarbij is samenhang in en diversiteit van het bedrijfsleven essentieel: van ambitieuze
startups, sterke mkb-ondernemers tot aan grote (internationale) bedrijven.1 Het is mijn overtuiging dat bedrijven en de overheid elkaar hierbij nodig hebben.
Denk aan de kennis van (semi-) publieke onderwijs- en onderzoeksinstellingen die nodig
is om de benodigde innovaties voor elkaar te krijgen. Eén van de krachten van Nederland
die het kabinet daarom verder wil versterken, is onze samenwerking in zogenaamde (innovatieve)
ecosystemen en waardeketens.2 Het Leiden Bio Science Park en Brainport Eindhoven laten in de praktijk het belang
van deze samenwerking zien. Zo is Nederland door ASML en andere bedrijven op Brainport,
zoals SMART Photonics, een cruciale speler in de wereldwijde waardeketens voor respectievelijk
halfgeleiders en fotonica. Hier worden de innovaties van de toekomst ontwikkeld. Als
we hier op inzetten, komen we zelf tot de oplossingen voor de energietransitie en
digitalisering. Het voorkomt dat we straks volledig afhankelijk zijn van andere landen.
Ook verscheidenheid in het soort bedrijfsactiviteiten is van groot belang. Zo zullen
we bijvoorbeeld ook een duurzame en toekomstbestendige maak- en basisindustrie nodig
blijven hebben.3 Tijdens de coronapandemie hebben we goed kunnen zien hoe belangrijk het is om bijvoorbeeld
voor de productie van mondkapjes, vaccins en medicijnen niet volledig afhankelijk
te zijn van andere landen.
Wederkerigheid tussen samenleving, overheid en bedrijfsleven
De samenleving, de overheid en het bedrijfsleven hebben elkaar nodig. Het bedrijfsleven
draagt door maatschappelijk verantwoord te ondernemen bij aan de grote opgaven van
de samenleving en onze brede welvaart. De samenleving en overheid verwachten dit ook
van het bedrijfsleven. De overheid stelt hiervoor kaders en normen op (bijvoorbeeld
via wet- en regelgeving en beprijzing) en stimuleert (bijvoorbeeld via subsidies)
die bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan het klaar maken van ons land voor de toekomst.
Daarnaast moet de overheid zorgen voor aantrekkelijke randvoorwaarden voor bedrijven
om in Nederland te ondernemen. Bedrijven die bijdragen aan banen, innovaties en de
vooruitgang van Nederland. Het zorgdragen voor die voorwaarden is waar het vestigings-
en ondernemingsklimaat over gaat: het totaal aan factoren in een land dat bij een
bedrijf meeweegt in de beslissing om activiteiten te starten of uit te breiden. Welke
factoren meewegen in individuele bedrijfsbeslissingen verschilt van geval tot geval.
Sommige generieke factoren, zoals het fiscaal stelsel en fysieke infrastructuur, zijn
voor bijna alle bedrijven relevant. Andere, meer specifieke factoren als specifieke
wet- en regelgeving en gerichte subsidies, zijn voor bepaalde bedrijfsactiviteiten
(denk aan budget uit het Nationaal Groeifonds om bepaalde innovaties te stimuleren)
van belang. Ook speelt de perceptie bij het bedrijfsleven, bijvoorbeeld in hoeverre
bedrijven zich welkom voelen, een rol in het vestigings- en ondernemingsklimaat.
Onderstaand figuur geeft een schematische weergave van de visie van dit kabinet op
de economie en hoe het vestigings- en ondernemingsklimaat hierbij van belang is4. In het vervolg van deze brief ga ik daar dieper op in.
2. Het huidige vestigings- en ondernemingsklimaat voor bedrijven in Nederland
Internationale ranglijsten, zoals de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum en de World Competitiveness Ranking van het IMD, geven een globaal beeld van hoe het generieke Nederlandse vestigings-
en ondernemingsklimaat er ten opzichte van andere landen voor staat. Deze ranglijsten
geven ook de mogelijkheid om de ontwikkeling van deze positie over meerdere jaren
te volgen. Wel kijken de ranglijsten per definitie terug en geven dus geen volledig
beeld. Voor dit actuele beeld is de aanvulling van signalen uit de praktijk waardevol.
Deze signalen – van bedrijven, kennisinstellingen, regionale partijen etc. – leveren
vaak ook concrete aandachtspunten voor het specifieke vestigings- en ondernemingsklimaat
op.
Een goede uitgangspositie maar zorgen over de ontwikkeling
Op de verschillende internationale ranglijsten draait Nederland al jaren mee in de
top. Deze sterke uitgangspositie rechtvaardigt de conclusie dat het Nederlandse vestigings-
en ondernemingsklimaat er in algemene zin goed voor staat.5 Daarbij valt op dat Nederland weinig uitschieters naar beneden kent: Nederland scoort
op bijna alle factoren op zijn minst gemiddeld en daarnaast op sommige factoren, zoals
infrastructuur, uitstekend. De kracht van Nederland ligt duidelijk in de breedte.
Dit positieve beeld komt ook terug uit de verschillende praktijksignalen.
Maar uit de praktijk hoor ik ook toenemende zorgen die met name raken aan schaarste;
zoals een tekort aan geschikt (technisch) personeel en aan diverse vormen van ruimte
(zowel fysiek, op het gebied van stikstof als ten aanzien van mogelijke netwerkcapaciteit).
Daarnaast ontvang ik signalen over de ontwikkeling van ons fiscale stelsel, de toegang
tot financiering, de stabiliteit en voorspelbaarheid van overheidsbeleid en het specifieke
vestigings- en ondernemingsklimaat dat transities stimuleert. Dit laatste punt sluit
ook aan bij de conclusie van Dialogic dat Nederland op de verschillende specifieke
gebieden over het algemeen minder scoort dan op het generieke klimaat. Dialogic stelt
dat dit waarschijnlijk verband houdt met dat we in Nederland relatief veel generiek
(innovatie) beleid kennen.6 Tot slot is voor ons toekomstige vestigings- en ondernemingsklimaat de teruglopende
PISA-score7 van Nederland een punt van aandacht, omdat het onderwijs van vandaag van belang is
voor de beroepsbevolking van de toekomst.
3. Inzet op verbetering van het vestigings- en ondernemingsklimaat
Het is duidelijk dat de aantrekkelijkheid van ons vestigings- en ondernemingsklimaat
wordt bepaald door veel verschillende factoren en dus ook veel verschillende partijen.
Door het bedrijfsleven zelf – bijvoorbeeld omdat een bedrijf graag dicht bij zijn
toeleverancier wil zitten – maar ook door beleid op verschillende niveaus; Europees,
nationaal en regionaal. In dit geheel heb ik als Minister van Economische Zaken en
Klimaat een coördinerende en agenderende rol. De opgave daarbij is om allereerst te
bepalen wat nodig is in het vestigings- en ondernemingsklimaat waardoor bedrijven
een bijdrage kunnen leveren aan onze brede welvaart en de transities waar we voor
staan. Vervolgens bekijk ik – samen met eventueel betrokken partijen – op welke factoren
knelpunten liggen en waar concrete acties ter verbetering nodig zijn.
Gezien het doel dat Nederland aantrekkelijk is voor bedrijfsactiviteiten die bijdragen
aan onze brede welvaart, wil ik deze kabinetsperiode mijn inzet op het vestigings-
en ondernemingsklimaat langs twee lijnen vormgeven:
i) de basis op orde te brengen en zo te zorgen dat het generieke vestigings- en ondernemingsklimaat
van Nederland aantrekkelijk blijft, en te zorgen voor specifieke factoren die bedrijven
ondersteunen in de versnelling van de transities en, waar nodig om onze publieke belangen
te borgen, onze open strategische autonomie te vergroten.8
3.1. De basis op orde: het generieke vestigings- en ondernemingsklimaat
Het generieke vestigings- en ondernemingsklimaat bestaat uit factoren die voor (bijna)
alle bedrijven relevant zijn in hun beslissing om al dan niet in Nederland te ondernemen.
De stevige basis van een aantrekkelijk generiek vestigings- en ondernemingsklimaat
zorgt voor een verscheidenheid aan bedrijfstypen en bedrijfsactiviteiten in Nederland.
Deze diversiteit is van belang omdat dit de veerkracht en weerbaarheid van onze economie
vergroot. In deze brief licht ik vast enkele concrete factoren uit die aandacht behoeven.
Maar eerst wil ik twee algemene punten van aandacht noemen:
• Voorspelbaarheid van beleid: Voor bedrijven die willen ondernemen is het een groot goed dat zij weten waar ze
aan toe zijn. Hoe groter de voorspelbaarheid en stabiliteit, hoe meer bedrijven geneigd
zullen zijn het risico van investeren te nemen. Onzekerheid leidt tot uitstel of vermindering
van investeringen en is daarom onwenselijk. Tegelijkertijd hoort omgaan met onzekerheid
ook bij ondernemen, zeker met de transities waar we nu voor staan. Dat is onderdeel
van het ondernemersrisico. Het kabinet kan deze onzekerheid niet geheel wegnemen.
Maar het kabinet wil wel streven naar zo voorspelbaar en consistent mogelijk overheidsbeleid.
Bij transities kan dit bijvoorbeeld door een duidelijke stip op de horizon te zetten.
Maar we zullen daarnaast bij beleidswijzigingen de mogelijke consequenties voor de
voorspelbaarheid mee moeten wegen. In de verschillende gesprekken met bedrijven hoor
ik steeds vaker dat deze voorspelbaarheid, het op dat punt haast saaie imago van Nederland,
onder druk staat, en dat het beweegt van een kracht van Nederland naar een mogelijke
zwakte. Dat heeft dus zeker de aandacht van dit kabinet.
• Waardering voor het bedrijfsleven: In toenemende mate wordt – terecht – van bedrijven verwacht dat ze een positieve
bijdrage leveren aan de samenleving en aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.
Deze bijdrage ligt steeds verder onder een vergrootglas en ik merk dat de toon richting
bedrijven – met name de grote, internationale bedrijven – de afgelopen jaren verhardt.
Deze toon is niet altijd terecht. Uiteraard is het goed dat we als maatschappij scherp
en kritisch zijn op de bijdragen van bedrijven aan onze samenleving. Tegelijkertijd
vind ik het ook mijn rol om voor het bedrijfsleven te gaan staan en waardering uit
te spreken wanneer die op zijn plaats is, en dat is vaak het geval. Het bedrijfsleven
levert een grote en steeds groter wordende bijdrage aan de samenleving en de grote
maatschappelijke opgaven; we hebben het bedrijfsleven nodig om die opgaven te realiseren.
Een sterk bedrijfsleven wordt soms te zeer als een gegeven gezien. Voor mij is de
eerder genoemde wederkerigheid tussen overheid en bedrijfsleven het uitgangspunt,
inclusief de kaders en handhaving die daarbij horen en daar waar het werkt zelfregulering
de ruimte te geven.
3.1.1 Een aantal concrete factoren die aandacht behoeven
De sterke Nederlandse uitgangspositie, komt vooral voort uit het feit dat Nederland
van oudsher sterk is in de breedte. Om te zorgen dat Nederland deze sterke uitgangspositie
behoudt, zijn er zes concrete factoren die bij de verdere uitwerking in elk geval
mijn aandacht hebben:
i) Beschikbaarheid van (technische) geschoold personeel;
ii) Fiscaliteit;
iii) Goed werkende markten: in Nederland en in Europa;
iv) Ruimtelijke ordening;
v) Toegang tot financiering, en;
vi) Regeldruk.
Zeker drie van deze factoren vallen grotendeels onder verantwoordelijkheid van een
collega-minister. De verdere uitwerking naar concrete acties zal ik daarom samen met
mijn collega’s bezien. Voor de beschikbaarheid van (technisch) geschoold personeel
voelt het kabinet de urgentie zeer. Gezien de toenemende krapte op de arbeidsmarkt
en de mogelijke knelpunten die dit oplevert voor de transities waar we voor staan,
is het essentieel dat we ons als kabinet – samen met de verschillende partijen uit
het veld – inzetten om de instroom van (technisch) geschoolde mensen op de arbeidsmarkt
te vergroten. Dit vraagt blijvend onze aandacht en daarom kom ik, in reactie op de
motie van Amhaouch c.s.9, voor het zomerreces met een aanvalsplan. Hetzelfde geldt voor ons fiscale stelsel
dat voor bedrijven nog steeds één van de belangrijkere factoren is in hun bedrijfsbeslissing.
Daarbij gaat het om de juiste prikkels (stimuleren van innovatie, beprijzing CO2 als voorbeelden) en om voorspelbaarheid. De toegang tot financiering, goed werkende
markten en de regeldruk zijn factoren waar we vanuit EZK de komende periode extra
inspanning willen leveren om knelpunten weg te nemen. Tot slot, noem ik de ruimtelijke
ordening als punt van aandacht. Hiervoor is vooral goede samenwerking tussen het Rijk
en de regio vereist. De schaarste aan ontwikkelruimte, zowel fysiek als ook vanwege
restricties vanuit stikstof, geluid en andere milieufactoren, vraagt een actievere
rol van het Rijk in het samen met de regio’s zoeken naar slim ruimtegebruik en goede
afstemming van belangen en behoeften.
3.2 Specifieke factoren die transities versnellen en waar nodig open strategische
autonomie vergroten
Bedrijven over de volle breedte dienen een actieve bijdrage te leveren aan de drie
grote transities die dit kabinet heeft benoemd: klimaat en energie, digitalisering
en sleuteltechnologieën, en de circulaire economie. Zo is verduurzaming en energiebesparing
een uitdaging waar iedereen, en dus ook het gehele bedrijfsleven, mee te maken heeft.
Daarnaast zijn er ook bepaalde bedrijfsactiviteiten die helpen om transities te versnellen
en onze open strategische autonomie te vergroten. Een voorbeeld hiervan is de productie
van waterstof, belangrijk om ons klimaat minder te belasten en ons minder afhankelijk
te maken van traditionele energiebronnen. Het kabinet wil zich inzetten om het vestigings-
en ondernemingsklimaat voor deze specifieke activiteiten te versterken. Dit is ook
waar de overlap zit tussen mijn inzet op het vestigings- en ondernemingsklimaat en
de andere beleidsbrieven die dieper ingaan op deze transities en de randvoorwaarden
die daarvoor nodig zijn. Zo stuur ik uw Kamer nog voor het zomerreces een kamerbrief
met de visie op het strategische industriebeleid en een brief over valorisatie inclusief
de campusstrategie10. Inzet op maatwerkafspraken met de industrie om te verduurzamen, en het stimuleren
van consortia rond nieuwe technologieën via het Nationaal Groeifonds zijn voorbeelden
van specifieke factoren die bijdragen aan transities en open strategische autonomie.
Zoals in de inleiding al aangegeven is bij deze transities ook aandacht nodig voor
de diversiteit van het bedrijfsleven; een microbedrijf vergt bijvoorbeeld een andere
benadering dan het grootbedrijf. Zo wil het kabinet bijvoorbeeld zorgen dat er meer
ruimte komt voor het opstarten van innovatieve, technologie gedreven bedrijven. Startups
en scale-ups dragen met hun innovatieve (en vaak disruptieve) oplossingen bij aan
de transities waar we voor staan en zijn sterk in het vermarkten van nieuwe producten
en diensten op basis van sleuteltechnologieën.11 Daarom zal ik mij ook inzetten op een aantal specifieke factoren die voor deze bedrijven
van belang zijn, zoals het verbeteren van de toegang tot risicokapitaal. Ook wordt
Techleap.NL in 2022 geëvalueerd. Begin 2023 zal ik uw Kamer informeren over een vervolgaanpak
voor de ontwikkeling van zo goed mogelijke randvoorwaarden voor start- en scale-ups,
mede op basis van deze evaluatie.
3.2.1 Transities en open strategische autonomie: aansluiting op Europa en internationaal
In zijn algemeenheid wordt het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat in steeds
grotere mate beïnvloed door Europese en internationale regelgeving. Dat betekent voor
Nederland dat het essentieel is om goed betrokken te zijn bij de ontwikkeling van
deze regelgeving, bijvoorbeeld in de EU. Ook het vermogen om vanuit Nederland aan
te sluiten op het buitenland bepaalt de aantrekkelijkheid van Nederland; in Europa
en mondiaal. Internationale samenwerking kan helpen om ons land aantrekkelijker te
maken. Bijvoorbeeld doordat het de afzetmarkt voor Nederlandse bedrijven en hun innovaties
vergroot, maar ook door betere samenwerking met internationale (kennis)partners. Dat
vraagt een goede positionering van Nederlandse oplossingen binnen en buiten de Europese
landsgrenzen. Nederlandse consortia kunnen nog sterker worden gepositioneerd rond
de groeimarkten van de toekomst. In mei zal ik u samen met de Minister van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeren hoe wij Nederlandse sterktes internationaal
nog beter kunnen vermarkten.
Tot slot vindt de vormgeving van transities, zoals klimaat, en vraagstukken over open
strategische autonomie steeds meer op Europees niveau plaats. Daarom zet het kabinet
zich in dat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen participeren in de voor Nederland
kansrijke Europese projecten, zoals de Important Projects of Common European Interest
(IPCEI). Hiervoor is nu al € 335 miljoen gereserveerd, waardoor de Nederlandse deelname
op IPCEI’s Cloud, Micro-electronica 2 en Waterstof zeker is gesteld. Door hier in
te participeren, borgen we de expertise, scheppen we nieuwe verdienmodellen, vergroten
we open strategische autonomie en versterken we het specifieke vestigings- en ondernemingsklimaat
van Nederland én Europa op meerdere transities. Naar de toekomst toe blijft deze aansluiting
onverminderd van belang.
4. Conclusies en vervolg
Deze brief geeft onder meer invulling aan het verzoek van het lid Leijten (SP)12 om een beleidsbrief over het vestigingsklimaat. Deze brief bevat nog geen afgerond
plan, maar mijn eerste denkrichtingen. Denkrichtingen die ik graag samen met direct
betrokkenen – o.a. het bedrijfsleven, leden van het kabinet, regionale partijen en
uw Kamer – uitwerk tot concrete acties ter verbetering van ons vestigings- en ondernemingsklimaat.
Samen, want mijn overtuiging is dat het vestigings- en ondernemingsklimaat een zeer
breed onderwerp is waar wij tezamen voor verantwoordelijk zijn.
Ik zal uw Kamer voor het zomerreces in een tweede brief over verdere acties informeren.
Daarbij betrek ik ook de motie van Van Haga13 die vraagt om onderzoek naar redenen waarom bedrijven uit Nederland vertrekken. Ook
zal ik ingaan op hoe ik de ontwikkeling van het vestigings- en ondernemingsklimaat
deze kabinetsperiode wil monitoren.
Tot slot zal ik in die brief ook dieper ingaan op mijn visie op de toekomstige economie
waarvan deze brief – zoals tijdens het hoofdlijnendebat op 22 februari jl. toegezegd
aan de leden Kröger (GL) en Thijssen (PvdA) – de eerste contouren schetst (Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 89).
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.