Brief regering : Extern onderzoek koolstoflekkage non-ETS
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1038
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 april 2022
In het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) hebben we afgesproken om beleid te richten op 60% emissiereductie in Nederland in
2030, en in de EU hebben we met de andere lidstaten afgesproken ten minste netto 55%
emissiereductie in 2030 te realiseren. Hiertoe werkt het kabinet op dit moment aan
maatregelen om uitvoering te geven aan de afspraken in het Coalitieakkoord, en wordt
in de EU onderhandeld over het zogenaamde «Fit-for-55» pakket met Europese klimaatmaatregelen.
Alle sectoren zullen moeten bijdragen aan het halen van deze aangescherpte doelen,
inclusief de zogenaamde niet-ETS sectoren. Dit zijn sectoren die niet onder het bestaande
Europese emissiehandelssysteem vallen, waaronder de land- en tuinbouw, een deel van
de industrie, de mobiliteit en de gebouwde omgeving. Deze sectoren vallen onder de
Effort Sharing Regulation (ESR). De ESR wordt aangescherpt als onderdeel van het «Fit-for-55»
pakket, en leidt tot een hogere opgave voor individuele lidstaten. Het is aan de lidstaten
zelf om te bepalen op welke sectoren en op welke type instrumenten (normeren, beprijzen,
subsidiëren) de nadruk wordt gelegd bij het vormgeven van beleid dat aanzet tot de
vereiste emissiereductie.
CO2-beprijzing is een belangrijk onderdeel van een gebalanceerde beleidsmix. Het volgt
het principe «de vervuiler betaalt» en draagt bij aan kosteneffectieve transitie.
Productiebedrijven kunnen echter gevoelig zijn voor koolstoflekkage: als het nationale
klimaatbeleid veel strenger is dan in het buitenland, hebben deze bedrijven een concurrentienadeel
ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten, wat een risico geeft dat de productie
naar het buitenland verplaatst waar geen of minder streng klimaatbeleid wordt gevoerd.
Dit ondermijnt de effectiviteit van klimaatbeleid, omdat de uitstoot niet wordt gereduceerd,
maar slechts verplaatst en mogelijk zelfs toeneemt.
Het kabinet heeft daarom onderzocht hoe groot de risico’s op koolstoflekkage zijn
voor het brandstofgebruik in de ESR-sectoren, om te gebruiken in het verder vormgeven
van het nationale en Europese klimaatbeleid voor deze sectoren. De resultaten van
dit onderzoek staan in bijgevoegd rapport van onderzoeksbureau Trinomics1.
Volgens het rapport is maximaal 8,7 Mton van de emissies van brandstofgebruik in ESR-sectoren
in potentie gevoelig voor koolstoflekkage. Dit is circa 9% van de huidige ESR-emissies.
Circa driekwart van deze in potentie lekkagegevoelige emissies is afkomstig van niet-ETS
landbouw, waarbij emissies zich concentreren in de glastuinbouw. Circa één kwart is
afkomstig van niet-ETS industrie, waarbij emissies verspreid liggen over een brede
groep sectoren, waaronder de voedselverwerkende industrie en gespecialiseerde plasticsproductie.
Het rapport maakt onderscheid tussen het risico op intra-EU koolstoflekkage (van NL
naar andere EU-landen) en het risico op extra-EU koolstoflekkage (van NL naar niet-EU
landen). Bij Europese CO2-beprijzing, bijvoorbeeld via een Europees emissiehandelssysteem (ETS), bestaat er
geen risico op intra-EU koolstoflekkage, omdat er een gelijk speelveld bestaat voor
alle EU landen. Duurzame Nederlandse koplopers krijgen dan een eerlijke kans op de
Nederlandse én op de Europese markt, omdat er één CO2-prijs in alle EU-landen geldt.
Het onderzoek concludeert dat de hoeveelheid emissies die potentieel lekkagegevoelig
zijn worden gereduceerd met twee-derde, bij EU-brede CO2-beprijzing ten opzichte van nationale CO2-beprijzing van niet-ETS brandstofgebruik. De uitbreiding van de reikwijdte van het
nieuw voorgestelde ETS2 van enkel de gebouwde omgeving en het wegtransport naar alle brandstoffen, zoals
voorgesteld door enkele lidstaten tijdens de «Fit-for-55» onderhandelingen3, kan het risico op koolstoflekkage voor Nederlandse niet-ETS bedrijven in de glastuinbouw
en industrie daarom aanzienlijk verlagen ten opzichte van een uitsluitend nationale
aanpak. Dit is goed voor de gelijkheid van het speelveld en maakt investeringen van
individuele bedrijven in verduurzaming aantrekkelijker.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.