Brief regering : Voorhang wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit i.v.m. het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 231 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Ontvangen ter Griffie op 19 april 2022.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer
overgelegd tot en met 29 mei 2022.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder
worden gedaan dan op 30 mei 2022.
Bij deze termijn is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 april 2022
Dagelijks reizen we met zijn allen heel veel kilometers in Nederland. Voor studie,
ontspanning, ontmoetingen, of om goederen af te leveren. Meer dan de helft van de
afgelegde kilometers in het personenverkeer is gerelateerd aan werk. Werkgevers hebben
daarmee een belangrijke sleutel in handen om de personenmobiliteit te verduurzamen.
Niet alleen door technische veranderingen, bijvoorbeeld in het wagenpark, maar ook
door medewerkers minder of anders te laten reizen. Dat is belangrijk voor het klimaat,
en de schone lucht in ons land.
In 2019 zijn in het Klimaatakkoord1 afspraken gemaakt over het verminderen van CO2. Een van de afspraken is dat werkgebonden personenmobiliteit in 2030 1 megaton CO2 minder uitstoot. Om invulling te geven aan deze afspraak bereid ik daar regelgeving
over voor. Ik doe dat in samenspraak met de betrokken overheidsorganisaties, belangenverenigingen
en werkgeversorganisaties. Met de regelgeving is vooral beoogd om de werkgevers bewuste
keuzes te laten maken over verduurzaming van de personenmobiliteit.
Met deze brief bied ik u een ontwerp van deze nieuwe regelgeving aan2, in het kader van de voorhangprocedure die is voorgeschreven in de Omgevingswet.
Die procedure biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over de regelgeving
voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State wordt voorgelegd en vervolgens
wordt vastgesteld. De termijn van de voorhang is vier weken en wordt verlengd als
niet ten minste driekwart buiten een reces van uw Kamer valt.
De ontwerpregelgeving (ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur), de bijbehorende
ontwerpnota van toelichting en de beslisnota’s over dit onderwerp zijn als bijlagen
bij deze brief gevoegd3.
Plafond
Met de regelgeving die u vindt in de bijlage bij deze brief, komt er een gezamenlijk
CO2-plafond voor werkgevers met 100 of meer werknemers. In totaal gaat het om ongeveer
8.000 organisaties. Zij rapporteren vanaf 1 januari 2023 jaarlijks over de werkgebonden
personenmobiliteit. Dat betreft het totaal van de door werknemers gereisde zakelijke
en woon-werkkilometers.
Op basis van de gerapporteerde gegevens monitort mijn ministerie of het gestelde reductiedoel
van 1 megaton CO2 in 2030 bereikt gaat worden. Als in 2025 blijkt dat de emissies niet onder het emissieplafond
zijn gebleven of als er geen sprake is van een dalende lijn in de CO2-emissie, dan treedt voor werkgevers met 100 of meer werknemers een norm voor zakelijke
mobiliteit in werking, die de CO2-uitstoot per reizigerskilometer maximeert. Deze wettelijke norm is reeds opgenomen
in de bijgevoegde ontwerpregelgeving, en kan op dat moment dus snel in werking treden.
Voor woon-werk mobiliteit zal dan waarschijnlijk ook een norm nodig zijn. Hiervoor
is nieuwe regelgeving nodig.
Belang van werkgevers
Aanvankelijk was het idee de norm die de CO2-uitstoot per reizigerskilometer maximeert voor zakelijke mobiliteit, direct in werking
te laten treden. Werkgeversorganisaties hebben mij gevraagd dat niet te doen en eerst
te meten of het doel niet zonder een dergelijke norm kan worden gehaald. Veel van
de ongeveer 8.000 werkgevers met 100 of meer medewerkers zijn volop bezig met het
verduurzamen van hun mobiliteit. Ook zijn de effecten van de coronacrisis nog ongewis.
Veel werkgevers willen blijvend profiteren van de voordelen die thuiswerken biedt
voor hun werknemers. Dat scheelt ook in de CO2-uitstoot.
Voor mij staat het halen van het klimaatdoel voorop, en niet het middel. Ik sta dus
positief ten opzichte van het voorstel van werkgevers om eerst twee jaar te meten
of de uitstoot van CO2 voldoende daalt. Zoals gezegd rapporteren zij daartoe vanaf 2023 jaarlijks over de
werkgebonden personenmobiliteit en mijn ministerie monitort of het gestelde reductiedoel
van 1 megaton CO2 in 2030 bereikt gaat worden.
Ik hoop met deze regelgeving werkgevers een stimulans te geven hun zakelijke en woon-werkmobiliteit
verder te verduurzamen de komende jaren. Ik zie tal van mooie voorbeelden van organisaties
die hun werknemers minder laten reizen, of zicht inzetten voor schone alternatieven,
zoals de fiets of het openbaar vervoer. En goed voorbeeld doet volgen. Door werkgevers
de tijd te geven zelf een aanpak te kiezen die bij hen past, hoop ik te kunnen vermijden
hen een wettelijke norm op te moeten leggen. Om het reductiedoel te halen, en daarmee
de wettelijke norm te vermijden, tellen alle gedane investeringen van werkgevers mee.
Dus ook de investeringen die zijn gedaan om invulling te geven aan de andere afspraken
over personenmobiliteit in het Klimaatakkoord. Ik complimenteer de werkgevers met
de resultaten die al zijn gehaald en hoop dat velen het goede voorbeeld zullen volgen.
Dan zal een wettelijke norm niet nodig zijn.
Privacy
In de regelgeving is nadrukkelijk rekening gehouden met de privacy van werknemers.
Werkgevers rapporteren geen persoonsgegevens van werknemers maar alleen jaartotalen
van gereden kilometers en de gebruikte reismodaliteiten. Uiteraard moeten de werkgevers
bij het verzamelen van gegevens die zijn vereist voor de rapportage voldoen aan de
privacywetgeving.
Veel werkgevers hebben de gevraagde informatie al voor een deel in huis, als onderdeel
van de mobiliteitsregelingen die ze hebben met hun werknemers. Voor werkgevers waarvoor
dit niet het geval is, faciliteert het ministerie in de instrumenten die nodig zijn
om te rapporteren. Dat zorgt ervoor dat organisaties er zo min mogelijk extra werk
aan hebben, en de regeldruk dus laag blijft.
Voorbereiding
In de voorbereiding van deze regelgeving is een veelheid aan organisaties en partijen
betrokken. De positie en de standpunten van alle stakeholders zijn daarbij zorgvuldig
afgewogen zonder daarbij de klimaatdoelen uit het oog te verliezen. Het ontwerp van
de regelgeving is op 28 oktober 2020 gepubliceerd voor de internetconsulatie. In totaal
hebben 21 organisaties gebruik gemaakt van de consultatiemogelijkheid. Voor een verdere
toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van de nota van toelichting. Tot slot
is een aantal adviesorganen in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het
ontwerpbesluit. Die adviesorganen zijn het Adviescollege toetsing regeldruk, de Raad
voor de Rechtspraak en de Autoriteit Persoonsgegevens. In hoofdstuk 5 van de nota
van toelichting zijn de adviezen en de wijze van verwerking beschreven.
Tot slot
Ik hoop met deze regelgeving een nieuwe stap te zetten op weg naar volledig CO2-vrij vervoer in 2050. Het is mijn overtuiging dat we met deze regelgeving profiteren
van de voordelen voor het klimaat en de schone lucht in onze wijken. En tegelijkertijd
alles doen om de kosten en regeldruk voor werkgevers in Nederland zo laag mogelijk
houden. Voordat de regelgeving in werking treedt, draag ik er zorg voor dat de systemen
voor het ontvangen van de rapportages goed aansluiten op de administraties van de
werkgevers. Er is dan ook voorzien in werksessies en praktijktoetsen met en door werkgevers
en omgevingsdiensten. Daarbij houd ik de vinger aan de pols en betrek ik de werkgevers
om vooraf te verzekeren dat er een goede aansluiting is op de praktijk.
Ik houd uw Kamer op de hoogte van de voortgang.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.