Brief regering : TNO-rapport "Feasibility study "Radar-B" On the applicability of Radar-B systems on main waterways"
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2022
Hierbij bied ik u het rapport aan van TNO over de toepasbaarheid van «Radar-B» op
de Nederlandse vaarwegen1. Nadat het onderwerp «Radar-B» ter sprake kwam tijdens het Commissiedebat Maritiem
van 24 november jl. is toegezegd het rapport na afronding van het onderzoek met uw
Kamer te delen.
Achtergrond
Binnenvaartradars zijn onderhevig aan strikte (internationale) eisen die met een certificaatverplichting
worden geborgd. Dit maakt dat alleen daartoe gekwalificeerde schippers in slecht zicht
mogen varen met een gecertificeerde binnenvaartradar. Op kleine schepen en jachten
worden vaak zgn. jachtenradars gebruikt die niet aan voorgenoemde eisen (kunnen) voldoen.
Binnenvaartradars die om hun as draaien (open array) zijn immers te groot om bijvoorbeeld
op jachten en RHIBs te monteren. Op dit moment bestaat voor deze schepen dus geen
mogelijkheid om in slecht zicht met een goedgekeurde radar te varen op Nederlandse
vaarwegen.
De Radar-B werkgroep, bestaand uit onder andere uit vertegenwoordigers van de KNRM,
Vereniging Wadvaarders, het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond (KNWV), de Nederlandse
Vereniging van Kustzeilers, de Koninklijke Nederlandse Motorboot Club (KNMC) en de
Nederlandse Vereniging van Toerzeilers, bepleit het certificeren van jachtenradars,
genaamd «Radar-B», zodat ook schepen zonder typegoedgekeurde binnenvaartradar een
mogelijkheid hebben om in slecht zicht te varen op vaarwegen waar het Binnenvaartpolitiereglement
van toepassing is. Hiervoor hebben zij technische eisen voorgesteld.
In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft TNO een onderzoek
uitgevoerd om deze technische eisen aan de Radar-B verder in kaart te brengen en te
toetsen aan de hand van verschillende scenario’s. Voor dit onderzoek is geïnventariseerd
welke kleine lichte radars gebruikt worden door verschillende overheidsdiensten op
hun kleine schepen.
Na evaluatie van de door de Radar-B werkgroep voorgestelde technische vereisten en
het schetsen van verschillende scenario’s waarbij gebruikers van de Radar-B één of
meerdere (binnenvaart)schepen tegenkomen trekt TNO de volgende conclusies:
• Alle onderzochte open-array radars voldoen aan de door de werkgroep voorgestelde eisen,
maar dit type radar kan omwille van grootte en gewicht vaak niet op jachten en andere
kleine schepen geïnstalleerd worden.
• De oorspronkelijke eisen voor Radar-B, voorgesteld door de werkgroep Radar-B, sluiten
alle onderzochte kleine en lichte (niet-typegoedgekeurde) radars uit.
• Beam sharpening, een techniek die door verschillende fabrikanten gebruikt wordt om
de kwaliteit van het radarbeeld kunstmatig te verhogen, maakt op advies van TNO geen
onderdeel uit van de technische evaluatie, omdat het onvoldoende bewijs heeft gevonden
dat deze techniek onder alle omstandigheden hetzelfde effect oplevert.
Een gekwalificeerde schipper op een binnenvaartschip met typegoedgekeurde radar kan
twee obstakels (bijvoorbeeld twee binnenvaartschepen naast elkaar) op een breedte
van 30 meter op de vaarweg onderscheiden op een afstand van 1.200 m. Dit indachtig
stelt de Radar-B werkgroep voor dat datzelfde beeld voor een jacht moet ontstaan op
een afstand van 625 m. De radar haalt het dus kwalitatief niet bij een typegoedgekeurde
binnenvaartradar, maar nog steeds zou het kleine schip ruim voldoende tijd hebben
om maatregelen te treffen om een eventuele aanvaring te voorkomen.
Wanneer we open array radars en beam sharpening buiten beschouwing laten, worden deze eisen door geen enkele onderzochte radar gehaald.
Omdat uit de studie blijkt dat de voorgestelde eisen door de Radar-B werkgroep niet
behaald kunnen worden door de radars binnen de scope van dit onderzoek, doet TNO in
het laatste deel een voorstel voor alternatieve technische eisen ter overweging. TNO
stelt voor de maximale openingshoek van de radar te verruimen van 2,75° naar 5,2°,
waardoor de resolutie afneemt en een helder beeld van de situatie op een kortere afstand
wordt gegeven. Door deze grotere openingshoek wordt de afstand waarbij meerdere doelen
op een onderlinge afstand van 30 m te onderscheiden zijn verminderd tot 330 m. Hoewel
75 m voldoende zou moeten zijn om een klein schip te stoppen, is de tijd die de schipper
hiervoor heeft sterk afhankelijk van de onderlinge snelheid.
Bovendien is het mogelijk dat wanneer een klein schip op 330 m nog geen actie heeft
ondernomen, een kruisend binnenvaartschip daar al op moet anticiperen.
Vervolg
Het onderzoek door TNO biedt goede technische feiten voor verdere stappen. Wanneer
het gaat over de nautische veiligheid kan de techniek niet in isolatie worden gezien.
Zo werkt de radar-B werkgroep aan een voorstel voor opleiding en examen. Ook moet
onderzocht worden of de risico’s van het certificeren van de Radar-B gemitigeerd kunnen
worden, bijvoorbeeld door een verplichting om een radarreflector te voeren of een
beperking van de maximumsnelheid. Ook wacht ik de reactie van de werkgroep Radar-B
op het rapport af.
Zowel de werkgroep als het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat willen toewerken
naar een situatie waarbij de nautische veiligheid gewaarborgd, zo niet verhoogd wordt.
Gezien de technische en opleidingsvereisten, zal na consultaties met de werkgroep
en de binnenvaartsector een beleidsbeslissing gemaakt worden of en zo ja onder welke
voorwaarden de Radar-B toegelaten kan worden op Nederlandse vaarwegen. Ik verwacht
een dergelijke beslissing in het derde kwartaal van 2022. Ik zal Uw Kamer over de
voortgang blijven informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat