Brief regering : Verduurzaming van de industrie
29 826 Industriebeleid
               32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
         
Nr. 135 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2022
Met het Coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn de ambities van het Nederlandse klimaatbeleid verhoogd. Dit in navolging van
                  de versterkte doelen van de EU Green Deal en in lijn met het akkoord van Parijs om
                  de opwarming van de aarde tegen te gaan. Deze afspraken gaan verder dan het Klimaatakkoord
                  van 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 342). Dit heeft gevolgen voor de broeikasgas reductieopgave van alle sectoren, waaronder
                  de industrie.
               
Het belang van verduurzamen wordt versterkt door de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne.
                  Beide maken duidelijk dat verstoring van de aanvoer van energie, grondstoffen en producten,
                  tot tal van kwetsbaarheden in industriële waardeketens kan leiden. En dus om de strategische
                  onafhankelijkheid van onze energievoorziening en productie waardeketens te vergroten
                  is het van belang om de verduurzamingsambities te realiseren. Dit biedt bovendien
                  nieuwe economische kansen voor de Nederlandse industrie en dienstensectoren.
               
In het vervolg van deze brief geef ik, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie
                  en de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat aan hoe het kabinet de verduurzaming
                  van de industrie en met de industrie, wil gaan realiseren. Met deze brief doe ik tevens
                  de motie-Bontenbal en Grinwis1 af. U vindt mijn reactie op deze motie in bijlage 1.
               
Het belang van een toekomstgerichte basisindustrie
De basisindustrie heeft een strategische positie aan het begin van vele industriële
                  waardeketens van onder meer maakindustrie, voedingsmiddelen en fijn-chemie. Daarmee
                  staat deze industrie aan de basis van vele producten die wij dagelijks gebruiken,
                  van voedingsmiddelen tot medicijnen en van auto’s tot meubels en is essentieel voor
                  de leveringszekerheid van deze producten. Productie van staal, plastics en brandstoffen
                  door Europese bedrijven speelt daarom een belangrijke rol in onze bestaanszekerheid
                  en draagt bij aan de strategische autonomie van de EU.
               
De industrie is van blijvend groot belang voor de Nederlandse economie (€ 134 miljard
                  toegevoegde waarde, 1,4 miljoen banen en relatief hoge productiviteit2). De sector investeert relatief veel in R&D en industriële bedrijven zijn belangrijke
                  partners in publiek-private innovatie consortia. De industrie draagt daarmee bij aan
                  internationaal sterke innovatie- en kennissystemen in Nederland. Doordat de industrie
                  ook veel diensten afneemt (o.a. ingenieursbureaus, cateraars, juristen, accountants,
                  transporteurs) zorgt zij ook voor hoogwaardige werkgelegenheid in het bredere (mkb)
                  bedrijfsleven.
               
De noodzaak om klimaatverandering tegen te gaan, de impact op de leefomgeving te verminderen
                  en toekomstig, duurzaam economisch potentieel op te bouwen, zal de basisindustrie
                  blijvend veranderen. Nederland is goed gepositioneerd voor een klimaatneutrale en
                  circulaire industrie door haar stevige kennisbasis, geografische ligging aan de Noordzee,
                  de beschikbaarheid van diepzeehavens voor aan- en afvoer van groene grondstoffen en
                  energiedragers, de aanwezigheid van bestaande gasinfrastructuur en lege gasvelden
                  voor transport en opslag van waterstof en door de synergievoordelen van bedrijven
                  in industrieclusters.
               
Door eerder dan anderen de noodzakelijke transitie te starten, kunnen bedrijven een
                  koploperspositie innemen en zich blijvend onderscheiden bij het duurzaam produceren.
                  Dit vergroot ook de exportkansen voor maakindustrie en dienstverleners die dit mede
                  mogelijk maken.
               
Groen industriebeleid
In 2019 is in het Klimaatakkoord voor de industrie afgesproken om te komen tot een
                  reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 14,3 Mton per jaar in 2030. Om dit
                  doel te borgen is de CO2-heffing voor de industrie geïntroduceerd.
               
In de Klimaat- en Energie Verkenning 2021 heeft het PBL geconstateerd dat de industrie
                  op koers ligt om het doel te gaan behalen, vooral dankzij de borging door de CO2-heffing3.
               
Het klimaat is er niet bij gebaat als bedrijvigheid en uitstoot worden verplaatst
                  naar het buitenland. De verduurzaming van de industrie zal hier plaats moeten vinden.
                  Bedrijven die willen verduurzamen worden daarom door de overheid ondersteund om de
                  transitie te maken. Dat gebeurt met subsidies voor verduurzaming en innovatie, door
                  in te zetten op het tijdig beschikbaar maken van hernieuwbare energie en de daarvoor
                  benodigde infrastructuur.
               
Dat betekent niet dat alle bedrijven de verduurzaming zullen mee maken. We accepteren
                  dat bedrijven die deze transitie niet willen of kunnen maken, op termijn zullen verdwijnen.
                  De overheid creëert de randvoorwaarden waarmee bedrijven de transitie kunnen maken.
               
In het Coalitieakkoord is een nationale wettelijke CO2-reductie afgesproken van 55% en een streven van 60% ten opzichte van 1990. Daaruit
                  volgt dat de CO2-reductie opgave voor de industrie wordt verhoogd met indicatief 5 – 5,9 Mton per
                  jaar, eventueel opgehoogd door maatwerkafspraken. In het vervolg van deze brief zal
                  ik aangeven hoe ik deze aangescherpte ambitie langs vier beleidslijnen wil realiseren.
               
I Borging door normeren en beprijzen
               
Aanscherping van de CO2-heffing en invoering CO2-minimum prijs
De CO2-heffing voor de industrie is ontwikkeld om zekerheid over de realisatie van de gewenste
                  CO2-reductie van de industrie te creëren. De heffing geeft de industrie een consistente
                  prijsprikkel voor verduurzaming en vormt een voorspelbare basis voor het plannen van
                  verduurzamingsinvesteringen.
               
Het is daarom dat het kabinet, zoals afgesproken in het Coalitieakkoord, de CO2-heffing inzet om de aangescherpte ambities voor de industrie te borgen. Van de geplande
                  5–5,9 Mton per jaar additionele reductie in 2030 wordt 4 Mton per jaar via de CO2-heffing geborgd.
               
In het Coalitieakkoord is tevens afgesproken om een CO2-minimumprijs industrie in te voeren. Deze CO2-minimumprijs heeft net als voor elektriciteitsopwekking niet als doel inkomsten te
                  genereren voor de Staat, maar geeft wel een stabiel prijssignaal (ondergrens) aan
                  bedrijven waar zij rekening mee kunnen houden bij hun investeringen. Het kabinet onderzoekt
                  of er draagvlak is bij andere EU-lidstaten om een dergelijke minimumprijs in te voeren
               
De aangescherpte CO2-heffing en de CO2-minimumprijs worden op dit moment uitgewerkt. Via het Belastingplan 2023 wordt u
                  hierover verder geïnformeerd.
               
Aanpassing Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie
Het kabinet wil bedrijven stimuleren om het gebruik van aardgas te verminderen en
                  in plaats daarvan duurzame elektriciteit voor hun energievoorziening te gaan gebruiken.
                  Om die reden is in het Coalitieakkoord een aantal aanpassingen van de Energiebelasting
                  (EB) en de Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE) aangekondigd.
               
Door de EB op aardgas te verhogen met name voor de grotere verbruikers en de ODE op
                  elektriciteit te verlagen wordt deze verduurzamingsprikkel gerealiseerd.
               
Deze aanpassingen worden op dit moment uitgewerkt. U wordt via het Belastingplan 2023
                  hierover verder geïnformeerd.
               
De vrijstelling en teruggaafregeling in de energiebelasting (aardgas en elektriciteit)
                  voor metallurgische en mineralogische procedés4 wordt per 1 januari 2025 afgeschaft, waardoor deze sectoren extra geprikkeld worden
                  om energie te besparen.
               
Met deze maatregelen brengen we de energiebelasting beter in lijn met de voorstellen
                  uit het EU Fit-For-55 pakket
               
Aanscherping van de energiebesparingsplicht
Energie besparen is een van de goedkoopste manieren om CO2 te reduceren en is essentieel om de klimaatdoelen te bereiken. De energiebesparingsplicht
                  verplicht bedrijven om energiebesparingen met een terugverdientijd van minder dan
                  5 jaar uit te voeren. De energiebesparingsplicht wordt in 2023 uitgebreid naar ETS-
                  en vergunningplichtige bedrijven. Dat betekent dat het kabinet, naast uitbreiding
                  van de doelgroep en het aantal maatregelen, de Erkende Maatregelenlijst zal aanpassen.
                  Hierdoor weten bedrijven welke maatregelen voor hen verplicht zijn.5Het kabinet zet ook extra middelen in voor toetsing en handhaving door het bevoegd
                  gezag (mede-overheden).
               
Tot eind 2020 werd energiebesparing bij bedrijven met een groot energieverbruik bevorderd
                  via de Meerjarenafspraak Energie-Efficiency (MJA/MEE Convenanten). Omdat de deelnemers
                  aan de MJA/MEE convenanten nu via de uitgebreide energiebesparingsplicht verplicht
                  worden te besparen, heeft een nieuw energiebesparingsconvenant weinig meerwaarde en
                  zal het kabinet daar niet op inzetten.
               
II Stimuleren en faciliteren bij verduurzaming
               
Bedrijven die willen verduurzamen worden niet alleen door normering en beprijzing
                  daartoe geprikkeld, maar worden tegelijkertijd door de overheid ondersteund en gefaciliteerd.
                  Daarmee zorgen we ervoor dat de verduurzaming hier gebeurt en dat emissies en bedrijvigheid
                  niet weglekken naar het buitenland.
               
Dat gebeurt concreet met subsidies voor verduurzaming en innovatie en door het tijdig
                  beschikbaar maken van hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde infrastructuur.
               
Intensivering van generieke subsidie instrumenten
De verschillende subsidieregelingen die beschikbaar zijn voor het ondersteunen van
                  innovatieve verduurzaming van de industrie hebben de afgelopen jaren bewezen een cruciale
                  rol te vervullen bij het daadwerkelijk realiseren van verduurzaming. Binnen de industrie
                  gaat ongeveer 60 procent van het subsidiebudget van de diverse regelingen naar het
                  mkb6.
               
Voor de industrie zijn de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie
                  (SDE++), de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de Versnelde Klimaatinvesteringen
                  Industrie (VEKI) En de Topsector Energie Studies (TSE), Energie Investeringsaftrek
                  (EIA), Milieu Investeringsaftrek (MIA), Willekeurige Afschrijving Milieu Investeringen
                  (VAMIL) belangrijke regelingen. Deze regelingen zullen verder worden geoptimaliseerd
                  onder andere voor circulaire economie investeringen die bijdragen aan CO2-reductie:
               
• SDE++ is een van de belangrijkste regelingen om grootschalige verduurzamingsprojecten voor
                        de industrie te realiseren. Het openstellingsbudget voor de komende SDE++-ronde is
                        fors verhoogd tot € 13 miljard. De industrie kan hiermee op korte termijn extra stappen
                        zetten. Omdat met CCS op relatief korte termijn en kosteneffectieve wijze CO2 gereduceerd kan worden, wordt het plafond voor CCS in de industrie voor de SDE++-regeling,
                        met ingang van de 2022-ronde verhoogd. De inzet van CCS zal geleidelijk afnemen in
                        het transitieproces naar schone industrie.
                     
• DEI+: Circulaire, energie- en klimaatgerelateerde innovaties die eerder op laboratorium-
                        en pilotschaal zijn ontwikkeld kunnen met ondersteuning van de DEI+ subsidie op industriële
                        schaal worden gedemonstreerd. De DEI+ regeling heeft bewezen een belangrijke rol te
                        vervullen bij marktklaar maken van duurzame innovaties. Het voornemen is om de DEI+
                        regeling uit te breiden, waardoor toepassing van nieuwe klimaatneutrale- en circulaire
                        technologie nog breder kan worden ondersteund.
                     
• VEKI faciliteert de realisatie van projecten die tot energiebesparing of elektrificatie
                        leiden met bewezen technologieën. Juist in deze tijd is energiebesparing extra relevant.
                        Op korte termijn zal besloten worden hoe deze regeling verder geoptimaliseerd kan
                        worden.
                     
• TSE Industrie Studies is een belangrijke regeling om het mkb te helpen goede verduurzamingsplannen te ontwikkelen
                        door het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek voor procesefficiëntie en energiebesparingsmaatregelen.
                        Om de drempel hiervoor te verlagen wordt het minimum subsidiebedrag verlaagd naar
                        € 25.000.
                     
• EIA/MIA/VAMIL: Met ingang van 2022 zijn deze regelingen aangepast waardoor een aantal technieken
                        beter ondersteund kunnen worden. In het coalitieakkoord is daarnaast afgesproken om
                        meer geld voor de EIA regeling en de MIA/VAMIL regeling uit te trekken.
                     
De Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI), die momenteel
                  aanvullend op de SDE++ ontwikkeld wordt, is van groot belang om innovatieve technieken
                  zoals groene chemie of elektrificatie, grootschalig uit te rollen in de industrie.
                  De NIKI regeling zal omvangrijkere duurzame investeringen, waarin deze technieken
                  worden toegepast, met een subsidie voor de aanloopjaren ondersteunen. Momenteel wordt
                  aan (concept) wetsteksten, informele consultatie bij industriële partijen en het notificatieproces
                  in Brussel gewerkt, waarna de regeling ter goedkeuring aan uw Kamer kan worden voorgelegd.
                  De planning is er op gericht dat de NIKI in het eerste kwartaal van 2023 kan worden
                  gepubliceerd, waarna een eerste openstelling plaats kan vinden.
               
Voor de financiering van de NIKI, het voortzetten van de VEKI en het uitbreiden van
                  de DEI+ is op dit moment nog geen budget beschikbaar en zal nog besluitvorming in
                  het kader van het Klimaatfonds moeten plaatsvinden.
               
Versterken van de regie op- en versnelde realisatie van duurzame infrastructuur
Tijdige realisatie van de energie-en grondstoffeninfrastructuur is een kritische randvoorwaarde
                  voor het bereiken van de klimaatdoelen en het behoud van verdienvermogen voor bestaande
                  en nieuwe industrie.
               
Daarom voert het kabinet regie op infrastructuurprojecten van nationaal belang via
                  het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Klimaat (MIEK). Het MIEK-projectenoverzicht
                  2021 is op 26 november 2021 aan uw Kamer aangeboden. Op 24 maart 2022 is bovendien
                  de Cluster Energie Strategie (CES) van het zesde cluster aangeboden aan het Ministerie
                  van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Het MIEK-projectenoverzicht laat echter over
                  de volle breedte van projecten een gat zien tussen de gewenste realisatiedata van
                  de industriële clusters en de voorlopig geplande ingebruiknamedata van de netbeheerders.
                  Doorlooptijden van procedures, stikstof en voldoende uitvoeringscapaciteit staan tijdige
                  aanleg in de weg. Het kabinet spant zich in om deze belemmeringen weg te nemen. Het
                  Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) werkt daarnaast met industrie,
                  netbeheerders, energieproducenten en mede-overheden aan mogelijkheden om de gewenste
                  realisatiedata van de industrie en de geplande ingebruiknamedata van infrastructuur
                  dichter bij elkaar te brengen. Voor de zomer wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang
                  van de projecten.
               
III Maatwerkafspraken met grote uitstoters en verduurzaming mkb
               
Maatwerk visie
Het beleid van dit kabinet zoals hierboven omschreven borgt de realisatie van de CO2-doelstelling door de industrie en stimuleert en faciliteert de industrie in Nederland
                  om te verduurzamen.
               
De 20 grootste uitstoters namen in 2019 33,2 Mton van de totale industriële broeikasgas
                  uitstoot van 54,6 Mton voor hun rekening. Daarnaast veroorzaakten zij 9,7 Mton directe
                  emissies die worden gerapporteerd onder de electriciteitssector7. Daarom wil ik met deze groep grootste industriële uitstoters nog een stap verder
                  gaan. Ik wil met hen vorm geven aan fundamenteel nieuwe duurzame technologieën en
                  tegelijkertijd afspraken maken over een programma voor snellere en ambitieuzere CO2-reductie, waarbij ik met de maatwerkaanpak het CO2-reductie potentieel van de industrie maximaal wil benutten en versnellen en de impact
                  op de leefomgeving wil minimaliseren. Dit draagt ertoe bij dat de Nederlandse industrie
                  wereldwijd koploper en kraamkamer van duurzame technologie en bedrijfsvoering kan
                  worden.
               
Doelgroep
In het Coalitieakkoord wordt als doelgroep de «Top 10–20 grootste uitstoters» aangegeven.
                  Een gerichte inzet op deze beperkte groep geeft uitzicht op maximale impact. Ik wil
                  mij daarbij richten op de 20 grootste industriële uitstoters, waaronder ook afvalverbrandingsinstallaties
                  die voor de klimaatdoelen onder de sector industrie vallen. Ik verwacht dat deze afspraken
                  ook positieve effecten hebben op de industrieclusters en mkb-bedrijven.
               
Afspraken
Met bedrijven wil ik bindende afspraken maken over de realisatie van extra CO2-reductie. Daarnaast wil ik afspraken maken over de lange termijn verduurzamingsplannen
                  voor klimaat neutrale en circulaire productie en grootschalige technologische doorbraak
                  projecten. Ook het verminderen van de impact van het bedrijf op milieu- en leefomgeving
                  is noodzakelijk, bijvoorbeeld door het verbeteren van de waterkwaliteit en reductie
                  van zeer zorgwekkende stoffen, luchtemissies, geluid, enzovoorts. Tot slot wil ik
                  graag afspraken maken over goed werkgeverschap, deugdelijk bestuur en investeringen
                  in opleiding van personeel.
               
Bij maatwerkafspraken is wederkerigheid het uitgangspunt. Voor de overheid betekent
                  dit dat we bereid zijn afspraken te maken over ondersteuning bij het realiseren van
                  financiering, versnellen van kritische infrastructuur, het faciliteren van snelle
                  en efficiënte vergunningverlening, het wegnemen van onnodige barrières in wet- en
                  regelgeving en het ondersteunen van markten voor nieuwe duurzame energiedragers, grondstoffen
                  en circulaire producten. We houden daarbij rekening met de samenhang van bedrijven
                  in industrieclusters.
               
Op dit moment wordt een afsprakenkader gemaakt dat ik voor de zomer met uw Kamer zal
                  delen.
               
Middelen
Voor maatwerk zijn middelen in het Klimaatfonds gereserveerd. Ik onderzoek of voor
                  de ondersteuning van maatwerkprojecten het mogelijk is om het generiek instrumentarium
                  voor de industrie, te gebruiken bij het besteden van deze middelen. Dit heeft de voorkeur
                  vanuit het perspectief van het Europese staatssteunkader en biedt vanuit de systematiek
                  van het instrument borging op doelmatige besteding van middelen. Het generieke instrumentarium
                  zal daarvoor verder aangepast worden. Ook onderzoek ik opties voor financiële maatwerkondersteuning.
               
Validatie
Zoals ook eerder door uw Kamer is aangegeven is het van belang om de plannen van bedrijven
                  qua haalbaarheid, kosteneffectiviteit en ambitieniveau onafhankelijk te laten toetsen
                  door externe ter zake kundige experts. Ik zal voor de zomer in meer detail aangeven
                  hoe die toetsing wordt vormgegeven.
               
Volgende stappen
Ik wil de volgende stappen zetten bij het realiseren van de maatwerkafspraken:
• Inventarisatiefase: Op dit moment lopen de eerste inventariserende gesprekken met de 20 grootste uitstoters.
                           Ik rond deze fase in mei af. Op basis van deze inventarisatie is het mogelijk om een
                           eerste beeld te ontwikkelen van de meest kansrijke plannen van de bedrijven, de knelpunten
                           en de potentie om zowel additionele reductie in 2030 als neutraliteit in 2050 te realiseren.
                        
• Ontwikkeling afsprakenkader: Op dit moment wordt een afsprakenkader ontwikkeld, dat voor de zomer met uw Kamer
                           gedeeld zal worden.
                        
• Ontwikkeling Joint Letter of Intent: Het maken van bindende maatwerkafspraken is een complex proces. Ik wil daarom de
                           afspraken met bedrijven gefaseerd tot stand brengen. Als eerste stap in het maken
                           van afspraken wil ik niet-bindende Joint Letters of Intent (JLOI) overeenkomen met
                           bedrijven, die het kader voor de nadere uitwerking van bindende afspraken vormen.
                           Ik ben voornemens in de loop van dit jaar de eerste en voor eind 2023 de meeste van
                           de JLOI’s te hebben afgesloten met de deelnemende bedrijven.
                        
• Bindende maatwerkafspraken: Uiteindelijk wil ik bindende afspraken maken met bedrijven. Na het afsluiten van
                           JLOI’s wil ik deze zo snel mogelijk omzetten in bindende afspraken. Om dit te kunnen
                           doen zullen zowel door de overheid als door het betreffende bedrijf de nodige stappen
                           gezet moeten worden. Zo moet door het bedrijf uitvoerige engineering plaatsvinden
                           en moet een business case worden ontwikkeld. Door de overheid kan bijvoorbeeld afstemming
                           over infrastructuur plaats vinden. Pas als dit alles helder en gevalideerd is, kan
                           gestart worden met het maken van bindende afspraken. Over een eerste tijdslijn hiervoor
                           kan ik dan ook pas meer duidelijkheid geven wanneer de JLOI met een bedrijf is overeengekomen.
                        
Uw Kamer wordt voor de zomer verder geïnformeerd over de plannen voor maatwerkafspraken.
Stimuleren van de verduurzaming van het mkb
Dit kabinet zet, naast de maatwerkaanpak bij de 10–20 grootste CO2-uitstoters, in op de verduurzaming van het mkb.
In de Kamerbrief van 1 november 2021 over de ondersteuning van het mkb bij de klimaat
                  en energietransitie8 heeft de toenmalig Staatssecretaris van Klimaat en Energie uw Kamer geïnformeerd
                  over de ondersteuning van het mkb bij de klimaat- en energietransitie. Bij de begrotingsbehandeling
                  van EZK op 4 november 2021 is de motie Romke de Jong c.s.9 ingediend, waarin de regering is verzocht de effectiviteit te onderzoeken van twee
                  instrumenten waarmee mkb ondernemers ondersteund worden bij het in kaart brengen van
                  de mogelijkheden om hun bedrijf te verduurzamen. Bij het indienen van het beleidsprogramma
                  voor Klimaat en Energie begin mei zal de Minister voor Klimaat en Energie de Kamer
                  verder informeren over de voortgang van de in de brief genoemde maatregelen en over
                  de uitwerking van de motie Romke de Jong c.s.
               
Het industrieel mkb kan, naast de CO2-reductie door middel van maatregelen onder de eerder genoemde energiebesparingsplicht,
                  significante CO2-reducties realiseren met meer ingrijpende aanpassingen aan productieprocessen die
                  een terugverdientijd van meer dan 5 jaar hebben.
               
Voor die laatste categorie aanpassingen moeten echter diverse randvoorwaarden gerealiseerd
                  worden, zoals toegang tot infrastructuur, betaalbare duurzame energie en financiering,
                  wet- en regelgeving, R&D ondersteuning en beschikbaarheid van geschoold personeel:
                  zeer vergelijkbaar met de randvoorwaarden voor grotere bedrijven. Door in te zetten
                  op het creëren van deze randvoorwaarden wil ik deze groep mkb bedrijven ondersteunen
                  bij hun verduurzaming.
               
Via ondersteuning van kennisprogramma’s van RVO en brancheverenigingen, zoals het
                  door EZK gesubsidieerde 6–25 project van de FME probeer ik kennisdeling te stimuleren.
                  Via de website www.mkbklimaatwerk.nl hebben mkb ondernemers toegang tot een grote hoeveelheid informatie over verduurzaming
                  van hun bedrijf en kunnen ze in contact komen met adviseurs van RVO. Bij het Versnellingshuis
                  Nederland Circulair!10 worden ondernemers geholpen met al hun vragen over circulair ondernemen en samenwerken
                  in ketens.
               
Daarnaast zal de eerder in deze brief genoemde optimalisatie van generieke subsidie-instrumenten
                  het mkb gaan helpen verduurzamingsprojecten te realiseren.
               
Het onlangs opgeleverde CES en het Koploper programma van het zogenoemde zesde cluster
                  zijn voor mij een belangrijk startpunt voor het realiseren van infrastructuurbehoeften
                  van deze groep bedrijven.
               
Deze aanpak zal de komende tijd als onderdeel van een verkenning van opties voor invulling
                  van de kabinetsambitie van verduurzaming van het mkb, nader onderzocht worden. Ik
                  zal uw Kamer daarover informeren in het vierde kwartaal van dit jaar.
               
IV Stimuleren circulaire economie
               
Het Coalitieakkoord geeft aan dat er een ambitieus klimaatdoel voor de circulaire
                  economie en een bijbehorend uitvoeringsprogramma wordt gerealiseerd. Het voortouw
                  daarvoor ligt bij de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in samenwerking
                  met andere betrokken departementen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK),
                  EZK en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
               
Het programma is van belang voor de industrie. Immers het minder nieuwe grondstoffen
                  gebruiken en het hergebruiken van grondstoffen, en het vervangen van fossiele grondstoffen
                  door hernieuwbare grondstoffen is essentieel voor industriële verduurzaming en leidt
                  tot een vermindering van de CO2-emissie in Nederland en elders. EZK draagt daarmee bij aan het tot stand brengen
                  van de circulaire economie.
               
Het stimuleringsbeleid van het kabinet zoals hierboven beschreven biedt ruimte voor
                  circulaire investeringen die ook leiden tot CO2-reductie. In het uitvoeringsprogramma zullen verbeteringen aan de subsidieregelingen
                  voor grootschalige circulaire projecten opgenomen worden. Het kabinet werkt verder
                  aan een beleidspakket bestaande uit normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen.
               
In de beleidsbrief van mei zal de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
                  uw Kamer verder informeren over circulaire economie. Deze aanpak zal ook worden opgenomen
                  in het programma Klimaat en Energie.
               
Tot slot
Het Coalitieakkoord heeft een ambitieuze doelstelling neergelegd voor de verduurzaming
                  van de industrie. De Oekraïnecrisis laat zien dat de verwezenlijking van deze ambitie
                  niet alleen noodzakelijk is om de effecten van klimaatverandering te bestrijden, maar
                  ook een middel is om de strategische onafhankelijkheid van onze energie- en grondstoffenvoorziening
                  te vergroten.
               
Het is daarom van groot belang om de in deze brief genoemde maatregelen snel, maar
                  ook zorgvuldig, uit te voeren. Ik zie ernaar uit hieraan intensief met uw Kamer samen
                  te werken.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Bijlage 1: Reactie op Motie-Bontenbal en Grinwis
                  
Maatwerk grootste 12 uitstoters – Motie-Bontenbal en Grinwis
De motie Bontenbal en Grinwis11verzoekt het kabinet om bij de vertaling van de Europese 55%-reductiedoelstelling
                     naar het Nederlandse klimaatbeleid een aanpak mee te nemen die zich richt op het maken
                     van gerichte ambitieuze maatwerkafspraken met de twaalf grootste uitstoters, een aanpak
                     die reductie vraagt op die specifieke plekken waar meer mogelijk is. Middels de hierboven
                     beschreven maatwerkaanpak hoop ik afdoende invulling te geven aan deze motie.
                  
Indieners
- 
              
                  Indiener
 M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
