Brief regering : Verduurzaming van de industrie
29 826 Industriebeleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 135 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2022
Met het Coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn de ambities van het Nederlandse klimaatbeleid verhoogd. Dit in navolging van
de versterkte doelen van de EU Green Deal en in lijn met het akkoord van Parijs om
de opwarming van de aarde tegen te gaan. Deze afspraken gaan verder dan het Klimaatakkoord
van 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 342). Dit heeft gevolgen voor de broeikasgas reductieopgave van alle sectoren, waaronder
de industrie.
Het belang van verduurzamen wordt versterkt door de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne.
Beide maken duidelijk dat verstoring van de aanvoer van energie, grondstoffen en producten,
tot tal van kwetsbaarheden in industriële waardeketens kan leiden. En dus om de strategische
onafhankelijkheid van onze energievoorziening en productie waardeketens te vergroten
is het van belang om de verduurzamingsambities te realiseren. Dit biedt bovendien
nieuwe economische kansen voor de Nederlandse industrie en dienstensectoren.
In het vervolg van deze brief geef ik, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie
en de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat aan hoe het kabinet de verduurzaming
van de industrie en met de industrie, wil gaan realiseren. Met deze brief doe ik tevens
de motie-Bontenbal en Grinwis1 af. U vindt mijn reactie op deze motie in bijlage 1.
Het belang van een toekomstgerichte basisindustrie
De basisindustrie heeft een strategische positie aan het begin van vele industriële
waardeketens van onder meer maakindustrie, voedingsmiddelen en fijn-chemie. Daarmee
staat deze industrie aan de basis van vele producten die wij dagelijks gebruiken,
van voedingsmiddelen tot medicijnen en van auto’s tot meubels en is essentieel voor
de leveringszekerheid van deze producten. Productie van staal, plastics en brandstoffen
door Europese bedrijven speelt daarom een belangrijke rol in onze bestaanszekerheid
en draagt bij aan de strategische autonomie van de EU.
De industrie is van blijvend groot belang voor de Nederlandse economie (€ 134 miljard
toegevoegde waarde, 1,4 miljoen banen en relatief hoge productiviteit2). De sector investeert relatief veel in R&D en industriële bedrijven zijn belangrijke
partners in publiek-private innovatie consortia. De industrie draagt daarmee bij aan
internationaal sterke innovatie- en kennissystemen in Nederland. Doordat de industrie
ook veel diensten afneemt (o.a. ingenieursbureaus, cateraars, juristen, accountants,
transporteurs) zorgt zij ook voor hoogwaardige werkgelegenheid in het bredere (mkb)
bedrijfsleven.
De noodzaak om klimaatverandering tegen te gaan, de impact op de leefomgeving te verminderen
en toekomstig, duurzaam economisch potentieel op te bouwen, zal de basisindustrie
blijvend veranderen. Nederland is goed gepositioneerd voor een klimaatneutrale en
circulaire industrie door haar stevige kennisbasis, geografische ligging aan de Noordzee,
de beschikbaarheid van diepzeehavens voor aan- en afvoer van groene grondstoffen en
energiedragers, de aanwezigheid van bestaande gasinfrastructuur en lege gasvelden
voor transport en opslag van waterstof en door de synergievoordelen van bedrijven
in industrieclusters.
Door eerder dan anderen de noodzakelijke transitie te starten, kunnen bedrijven een
koploperspositie innemen en zich blijvend onderscheiden bij het duurzaam produceren.
Dit vergroot ook de exportkansen voor maakindustrie en dienstverleners die dit mede
mogelijk maken.
Groen industriebeleid
In 2019 is in het Klimaatakkoord voor de industrie afgesproken om te komen tot een
reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 14,3 Mton per jaar in 2030. Om dit
doel te borgen is de CO2-heffing voor de industrie geïntroduceerd.
In de Klimaat- en Energie Verkenning 2021 heeft het PBL geconstateerd dat de industrie
op koers ligt om het doel te gaan behalen, vooral dankzij de borging door de CO2-heffing3.
Het klimaat is er niet bij gebaat als bedrijvigheid en uitstoot worden verplaatst
naar het buitenland. De verduurzaming van de industrie zal hier plaats moeten vinden.
Bedrijven die willen verduurzamen worden daarom door de overheid ondersteund om de
transitie te maken. Dat gebeurt met subsidies voor verduurzaming en innovatie, door
in te zetten op het tijdig beschikbaar maken van hernieuwbare energie en de daarvoor
benodigde infrastructuur.
Dat betekent niet dat alle bedrijven de verduurzaming zullen mee maken. We accepteren
dat bedrijven die deze transitie niet willen of kunnen maken, op termijn zullen verdwijnen.
De overheid creëert de randvoorwaarden waarmee bedrijven de transitie kunnen maken.
In het Coalitieakkoord is een nationale wettelijke CO2-reductie afgesproken van 55% en een streven van 60% ten opzichte van 1990. Daaruit
volgt dat de CO2-reductie opgave voor de industrie wordt verhoogd met indicatief 5 – 5,9 Mton per
jaar, eventueel opgehoogd door maatwerkafspraken. In het vervolg van deze brief zal
ik aangeven hoe ik deze aangescherpte ambitie langs vier beleidslijnen wil realiseren.
I Borging door normeren en beprijzen
Aanscherping van de CO2-heffing en invoering CO2-minimum prijs
De CO2-heffing voor de industrie is ontwikkeld om zekerheid over de realisatie van de gewenste
CO2-reductie van de industrie te creëren. De heffing geeft de industrie een consistente
prijsprikkel voor verduurzaming en vormt een voorspelbare basis voor het plannen van
verduurzamingsinvesteringen.
Het is daarom dat het kabinet, zoals afgesproken in het Coalitieakkoord, de CO2-heffing inzet om de aangescherpte ambities voor de industrie te borgen. Van de geplande
5–5,9 Mton per jaar additionele reductie in 2030 wordt 4 Mton per jaar via de CO2-heffing geborgd.
In het Coalitieakkoord is tevens afgesproken om een CO2-minimumprijs industrie in te voeren. Deze CO2-minimumprijs heeft net als voor elektriciteitsopwekking niet als doel inkomsten te
genereren voor de Staat, maar geeft wel een stabiel prijssignaal (ondergrens) aan
bedrijven waar zij rekening mee kunnen houden bij hun investeringen. Het kabinet onderzoekt
of er draagvlak is bij andere EU-lidstaten om een dergelijke minimumprijs in te voeren
De aangescherpte CO2-heffing en de CO2-minimumprijs worden op dit moment uitgewerkt. Via het Belastingplan 2023 wordt u
hierover verder geïnformeerd.
Aanpassing Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie
Het kabinet wil bedrijven stimuleren om het gebruik van aardgas te verminderen en
in plaats daarvan duurzame elektriciteit voor hun energievoorziening te gaan gebruiken.
Om die reden is in het Coalitieakkoord een aantal aanpassingen van de Energiebelasting
(EB) en de Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE) aangekondigd.
Door de EB op aardgas te verhogen met name voor de grotere verbruikers en de ODE op
elektriciteit te verlagen wordt deze verduurzamingsprikkel gerealiseerd.
Deze aanpassingen worden op dit moment uitgewerkt. U wordt via het Belastingplan 2023
hierover verder geïnformeerd.
De vrijstelling en teruggaafregeling in de energiebelasting (aardgas en elektriciteit)
voor metallurgische en mineralogische procedés4 wordt per 1 januari 2025 afgeschaft, waardoor deze sectoren extra geprikkeld worden
om energie te besparen.
Met deze maatregelen brengen we de energiebelasting beter in lijn met de voorstellen
uit het EU Fit-For-55 pakket
Aanscherping van de energiebesparingsplicht
Energie besparen is een van de goedkoopste manieren om CO2 te reduceren en is essentieel om de klimaatdoelen te bereiken. De energiebesparingsplicht
verplicht bedrijven om energiebesparingen met een terugverdientijd van minder dan
5 jaar uit te voeren. De energiebesparingsplicht wordt in 2023 uitgebreid naar ETS-
en vergunningplichtige bedrijven. Dat betekent dat het kabinet, naast uitbreiding
van de doelgroep en het aantal maatregelen, de Erkende Maatregelenlijst zal aanpassen.
Hierdoor weten bedrijven welke maatregelen voor hen verplicht zijn.5Het kabinet zet ook extra middelen in voor toetsing en handhaving door het bevoegd
gezag (mede-overheden).
Tot eind 2020 werd energiebesparing bij bedrijven met een groot energieverbruik bevorderd
via de Meerjarenafspraak Energie-Efficiency (MJA/MEE Convenanten). Omdat de deelnemers
aan de MJA/MEE convenanten nu via de uitgebreide energiebesparingsplicht verplicht
worden te besparen, heeft een nieuw energiebesparingsconvenant weinig meerwaarde en
zal het kabinet daar niet op inzetten.
II Stimuleren en faciliteren bij verduurzaming
Bedrijven die willen verduurzamen worden niet alleen door normering en beprijzing
daartoe geprikkeld, maar worden tegelijkertijd door de overheid ondersteund en gefaciliteerd.
Daarmee zorgen we ervoor dat de verduurzaming hier gebeurt en dat emissies en bedrijvigheid
niet weglekken naar het buitenland.
Dat gebeurt concreet met subsidies voor verduurzaming en innovatie en door het tijdig
beschikbaar maken van hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde infrastructuur.
Intensivering van generieke subsidie instrumenten
De verschillende subsidieregelingen die beschikbaar zijn voor het ondersteunen van
innovatieve verduurzaming van de industrie hebben de afgelopen jaren bewezen een cruciale
rol te vervullen bij het daadwerkelijk realiseren van verduurzaming. Binnen de industrie
gaat ongeveer 60 procent van het subsidiebudget van de diverse regelingen naar het
mkb6.
Voor de industrie zijn de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie
(SDE++), de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de Versnelde Klimaatinvesteringen
Industrie (VEKI) En de Topsector Energie Studies (TSE), Energie Investeringsaftrek
(EIA), Milieu Investeringsaftrek (MIA), Willekeurige Afschrijving Milieu Investeringen
(VAMIL) belangrijke regelingen. Deze regelingen zullen verder worden geoptimaliseerd
onder andere voor circulaire economie investeringen die bijdragen aan CO2-reductie:
• SDE++ is een van de belangrijkste regelingen om grootschalige verduurzamingsprojecten voor
de industrie te realiseren. Het openstellingsbudget voor de komende SDE++-ronde is
fors verhoogd tot € 13 miljard. De industrie kan hiermee op korte termijn extra stappen
zetten. Omdat met CCS op relatief korte termijn en kosteneffectieve wijze CO2 gereduceerd kan worden, wordt het plafond voor CCS in de industrie voor de SDE++-regeling,
met ingang van de 2022-ronde verhoogd. De inzet van CCS zal geleidelijk afnemen in
het transitieproces naar schone industrie.
• DEI+: Circulaire, energie- en klimaatgerelateerde innovaties die eerder op laboratorium-
en pilotschaal zijn ontwikkeld kunnen met ondersteuning van de DEI+ subsidie op industriële
schaal worden gedemonstreerd. De DEI+ regeling heeft bewezen een belangrijke rol te
vervullen bij marktklaar maken van duurzame innovaties. Het voornemen is om de DEI+
regeling uit te breiden, waardoor toepassing van nieuwe klimaatneutrale- en circulaire
technologie nog breder kan worden ondersteund.
• VEKI faciliteert de realisatie van projecten die tot energiebesparing of elektrificatie
leiden met bewezen technologieën. Juist in deze tijd is energiebesparing extra relevant.
Op korte termijn zal besloten worden hoe deze regeling verder geoptimaliseerd kan
worden.
• TSE Industrie Studies is een belangrijke regeling om het mkb te helpen goede verduurzamingsplannen te ontwikkelen
door het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek voor procesefficiëntie en energiebesparingsmaatregelen.
Om de drempel hiervoor te verlagen wordt het minimum subsidiebedrag verlaagd naar
€ 25.000.
• EIA/MIA/VAMIL: Met ingang van 2022 zijn deze regelingen aangepast waardoor een aantal technieken
beter ondersteund kunnen worden. In het coalitieakkoord is daarnaast afgesproken om
meer geld voor de EIA regeling en de MIA/VAMIL regeling uit te trekken.
De Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI), die momenteel
aanvullend op de SDE++ ontwikkeld wordt, is van groot belang om innovatieve technieken
zoals groene chemie of elektrificatie, grootschalig uit te rollen in de industrie.
De NIKI regeling zal omvangrijkere duurzame investeringen, waarin deze technieken
worden toegepast, met een subsidie voor de aanloopjaren ondersteunen. Momenteel wordt
aan (concept) wetsteksten, informele consultatie bij industriële partijen en het notificatieproces
in Brussel gewerkt, waarna de regeling ter goedkeuring aan uw Kamer kan worden voorgelegd.
De planning is er op gericht dat de NIKI in het eerste kwartaal van 2023 kan worden
gepubliceerd, waarna een eerste openstelling plaats kan vinden.
Voor de financiering van de NIKI, het voortzetten van de VEKI en het uitbreiden van
de DEI+ is op dit moment nog geen budget beschikbaar en zal nog besluitvorming in
het kader van het Klimaatfonds moeten plaatsvinden.
Versterken van de regie op- en versnelde realisatie van duurzame infrastructuur
Tijdige realisatie van de energie-en grondstoffeninfrastructuur is een kritische randvoorwaarde
voor het bereiken van de klimaatdoelen en het behoud van verdienvermogen voor bestaande
en nieuwe industrie.
Daarom voert het kabinet regie op infrastructuurprojecten van nationaal belang via
het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Klimaat (MIEK). Het MIEK-projectenoverzicht
2021 is op 26 november 2021 aan uw Kamer aangeboden. Op 24 maart 2022 is bovendien
de Cluster Energie Strategie (CES) van het zesde cluster aangeboden aan het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Het MIEK-projectenoverzicht laat echter over
de volle breedte van projecten een gat zien tussen de gewenste realisatiedata van
de industriële clusters en de voorlopig geplande ingebruiknamedata van de netbeheerders.
Doorlooptijden van procedures, stikstof en voldoende uitvoeringscapaciteit staan tijdige
aanleg in de weg. Het kabinet spant zich in om deze belemmeringen weg te nemen. Het
Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) werkt daarnaast met industrie,
netbeheerders, energieproducenten en mede-overheden aan mogelijkheden om de gewenste
realisatiedata van de industrie en de geplande ingebruiknamedata van infrastructuur
dichter bij elkaar te brengen. Voor de zomer wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang
van de projecten.
III Maatwerkafspraken met grote uitstoters en verduurzaming mkb
Maatwerk visie
Het beleid van dit kabinet zoals hierboven omschreven borgt de realisatie van de CO2-doelstelling door de industrie en stimuleert en faciliteert de industrie in Nederland
om te verduurzamen.
De 20 grootste uitstoters namen in 2019 33,2 Mton van de totale industriële broeikasgas
uitstoot van 54,6 Mton voor hun rekening. Daarnaast veroorzaakten zij 9,7 Mton directe
emissies die worden gerapporteerd onder de electriciteitssector7. Daarom wil ik met deze groep grootste industriële uitstoters nog een stap verder
gaan. Ik wil met hen vorm geven aan fundamenteel nieuwe duurzame technologieën en
tegelijkertijd afspraken maken over een programma voor snellere en ambitieuzere CO2-reductie, waarbij ik met de maatwerkaanpak het CO2-reductie potentieel van de industrie maximaal wil benutten en versnellen en de impact
op de leefomgeving wil minimaliseren. Dit draagt ertoe bij dat de Nederlandse industrie
wereldwijd koploper en kraamkamer van duurzame technologie en bedrijfsvoering kan
worden.
Doelgroep
In het Coalitieakkoord wordt als doelgroep de «Top 10–20 grootste uitstoters» aangegeven.
Een gerichte inzet op deze beperkte groep geeft uitzicht op maximale impact. Ik wil
mij daarbij richten op de 20 grootste industriële uitstoters, waaronder ook afvalverbrandingsinstallaties
die voor de klimaatdoelen onder de sector industrie vallen. Ik verwacht dat deze afspraken
ook positieve effecten hebben op de industrieclusters en mkb-bedrijven.
Afspraken
Met bedrijven wil ik bindende afspraken maken over de realisatie van extra CO2-reductie. Daarnaast wil ik afspraken maken over de lange termijn verduurzamingsplannen
voor klimaat neutrale en circulaire productie en grootschalige technologische doorbraak
projecten. Ook het verminderen van de impact van het bedrijf op milieu- en leefomgeving
is noodzakelijk, bijvoorbeeld door het verbeteren van de waterkwaliteit en reductie
van zeer zorgwekkende stoffen, luchtemissies, geluid, enzovoorts. Tot slot wil ik
graag afspraken maken over goed werkgeverschap, deugdelijk bestuur en investeringen
in opleiding van personeel.
Bij maatwerkafspraken is wederkerigheid het uitgangspunt. Voor de overheid betekent
dit dat we bereid zijn afspraken te maken over ondersteuning bij het realiseren van
financiering, versnellen van kritische infrastructuur, het faciliteren van snelle
en efficiënte vergunningverlening, het wegnemen van onnodige barrières in wet- en
regelgeving en het ondersteunen van markten voor nieuwe duurzame energiedragers, grondstoffen
en circulaire producten. We houden daarbij rekening met de samenhang van bedrijven
in industrieclusters.
Op dit moment wordt een afsprakenkader gemaakt dat ik voor de zomer met uw Kamer zal
delen.
Middelen
Voor maatwerk zijn middelen in het Klimaatfonds gereserveerd. Ik onderzoek of voor
de ondersteuning van maatwerkprojecten het mogelijk is om het generiek instrumentarium
voor de industrie, te gebruiken bij het besteden van deze middelen. Dit heeft de voorkeur
vanuit het perspectief van het Europese staatssteunkader en biedt vanuit de systematiek
van het instrument borging op doelmatige besteding van middelen. Het generieke instrumentarium
zal daarvoor verder aangepast worden. Ook onderzoek ik opties voor financiële maatwerkondersteuning.
Validatie
Zoals ook eerder door uw Kamer is aangegeven is het van belang om de plannen van bedrijven
qua haalbaarheid, kosteneffectiviteit en ambitieniveau onafhankelijk te laten toetsen
door externe ter zake kundige experts. Ik zal voor de zomer in meer detail aangeven
hoe die toetsing wordt vormgegeven.
Volgende stappen
Ik wil de volgende stappen zetten bij het realiseren van de maatwerkafspraken:
• Inventarisatiefase: Op dit moment lopen de eerste inventariserende gesprekken met de 20 grootste uitstoters.
Ik rond deze fase in mei af. Op basis van deze inventarisatie is het mogelijk om een
eerste beeld te ontwikkelen van de meest kansrijke plannen van de bedrijven, de knelpunten
en de potentie om zowel additionele reductie in 2030 als neutraliteit in 2050 te realiseren.
• Ontwikkeling afsprakenkader: Op dit moment wordt een afsprakenkader ontwikkeld, dat voor de zomer met uw Kamer
gedeeld zal worden.
• Ontwikkeling Joint Letter of Intent: Het maken van bindende maatwerkafspraken is een complex proces. Ik wil daarom de
afspraken met bedrijven gefaseerd tot stand brengen. Als eerste stap in het maken
van afspraken wil ik niet-bindende Joint Letters of Intent (JLOI) overeenkomen met
bedrijven, die het kader voor de nadere uitwerking van bindende afspraken vormen.
Ik ben voornemens in de loop van dit jaar de eerste en voor eind 2023 de meeste van
de JLOI’s te hebben afgesloten met de deelnemende bedrijven.
• Bindende maatwerkafspraken: Uiteindelijk wil ik bindende afspraken maken met bedrijven. Na het afsluiten van
JLOI’s wil ik deze zo snel mogelijk omzetten in bindende afspraken. Om dit te kunnen
doen zullen zowel door de overheid als door het betreffende bedrijf de nodige stappen
gezet moeten worden. Zo moet door het bedrijf uitvoerige engineering plaatsvinden
en moet een business case worden ontwikkeld. Door de overheid kan bijvoorbeeld afstemming
over infrastructuur plaats vinden. Pas als dit alles helder en gevalideerd is, kan
gestart worden met het maken van bindende afspraken. Over een eerste tijdslijn hiervoor
kan ik dan ook pas meer duidelijkheid geven wanneer de JLOI met een bedrijf is overeengekomen.
Uw Kamer wordt voor de zomer verder geïnformeerd over de plannen voor maatwerkafspraken.
Stimuleren van de verduurzaming van het mkb
Dit kabinet zet, naast de maatwerkaanpak bij de 10–20 grootste CO2-uitstoters, in op de verduurzaming van het mkb.
In de Kamerbrief van 1 november 2021 over de ondersteuning van het mkb bij de klimaat
en energietransitie8 heeft de toenmalig Staatssecretaris van Klimaat en Energie uw Kamer geïnformeerd
over de ondersteuning van het mkb bij de klimaat- en energietransitie. Bij de begrotingsbehandeling
van EZK op 4 november 2021 is de motie Romke de Jong c.s.9 ingediend, waarin de regering is verzocht de effectiviteit te onderzoeken van twee
instrumenten waarmee mkb ondernemers ondersteund worden bij het in kaart brengen van
de mogelijkheden om hun bedrijf te verduurzamen. Bij het indienen van het beleidsprogramma
voor Klimaat en Energie begin mei zal de Minister voor Klimaat en Energie de Kamer
verder informeren over de voortgang van de in de brief genoemde maatregelen en over
de uitwerking van de motie Romke de Jong c.s.
Het industrieel mkb kan, naast de CO2-reductie door middel van maatregelen onder de eerder genoemde energiebesparingsplicht,
significante CO2-reducties realiseren met meer ingrijpende aanpassingen aan productieprocessen die
een terugverdientijd van meer dan 5 jaar hebben.
Voor die laatste categorie aanpassingen moeten echter diverse randvoorwaarden gerealiseerd
worden, zoals toegang tot infrastructuur, betaalbare duurzame energie en financiering,
wet- en regelgeving, R&D ondersteuning en beschikbaarheid van geschoold personeel:
zeer vergelijkbaar met de randvoorwaarden voor grotere bedrijven. Door in te zetten
op het creëren van deze randvoorwaarden wil ik deze groep mkb bedrijven ondersteunen
bij hun verduurzaming.
Via ondersteuning van kennisprogramma’s van RVO en brancheverenigingen, zoals het
door EZK gesubsidieerde 6–25 project van de FME probeer ik kennisdeling te stimuleren.
Via de website www.mkbklimaatwerk.nl hebben mkb ondernemers toegang tot een grote hoeveelheid informatie over verduurzaming
van hun bedrijf en kunnen ze in contact komen met adviseurs van RVO. Bij het Versnellingshuis
Nederland Circulair!10 worden ondernemers geholpen met al hun vragen over circulair ondernemen en samenwerken
in ketens.
Daarnaast zal de eerder in deze brief genoemde optimalisatie van generieke subsidie-instrumenten
het mkb gaan helpen verduurzamingsprojecten te realiseren.
Het onlangs opgeleverde CES en het Koploper programma van het zogenoemde zesde cluster
zijn voor mij een belangrijk startpunt voor het realiseren van infrastructuurbehoeften
van deze groep bedrijven.
Deze aanpak zal de komende tijd als onderdeel van een verkenning van opties voor invulling
van de kabinetsambitie van verduurzaming van het mkb, nader onderzocht worden. Ik
zal uw Kamer daarover informeren in het vierde kwartaal van dit jaar.
IV Stimuleren circulaire economie
Het Coalitieakkoord geeft aan dat er een ambitieus klimaatdoel voor de circulaire
economie en een bijbehorend uitvoeringsprogramma wordt gerealiseerd. Het voortouw
daarvoor ligt bij de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in samenwerking
met andere betrokken departementen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK),
EZK en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Het programma is van belang voor de industrie. Immers het minder nieuwe grondstoffen
gebruiken en het hergebruiken van grondstoffen, en het vervangen van fossiele grondstoffen
door hernieuwbare grondstoffen is essentieel voor industriële verduurzaming en leidt
tot een vermindering van de CO2-emissie in Nederland en elders. EZK draagt daarmee bij aan het tot stand brengen
van de circulaire economie.
Het stimuleringsbeleid van het kabinet zoals hierboven beschreven biedt ruimte voor
circulaire investeringen die ook leiden tot CO2-reductie. In het uitvoeringsprogramma zullen verbeteringen aan de subsidieregelingen
voor grootschalige circulaire projecten opgenomen worden. Het kabinet werkt verder
aan een beleidspakket bestaande uit normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen.
In de beleidsbrief van mei zal de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
uw Kamer verder informeren over circulaire economie. Deze aanpak zal ook worden opgenomen
in het programma Klimaat en Energie.
Tot slot
Het Coalitieakkoord heeft een ambitieuze doelstelling neergelegd voor de verduurzaming
van de industrie. De Oekraïnecrisis laat zien dat de verwezenlijking van deze ambitie
niet alleen noodzakelijk is om de effecten van klimaatverandering te bestrijden, maar
ook een middel is om de strategische onafhankelijkheid van onze energie- en grondstoffenvoorziening
te vergroten.
Het is daarom van groot belang om de in deze brief genoemde maatregelen snel, maar
ook zorgvuldig, uit te voeren. Ik zie ernaar uit hieraan intensief met uw Kamer samen
te werken.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Bijlage 1: Reactie op Motie-Bontenbal en Grinwis
Maatwerk grootste 12 uitstoters – Motie-Bontenbal en Grinwis
De motie Bontenbal en Grinwis11verzoekt het kabinet om bij de vertaling van de Europese 55%-reductiedoelstelling
naar het Nederlandse klimaatbeleid een aanpak mee te nemen die zich richt op het maken
van gerichte ambitieuze maatwerkafspraken met de twaalf grootste uitstoters, een aanpak
die reductie vraagt op die specifieke plekken waar meer mogelijk is. Middels de hierboven
beschreven maatwerkaanpak hoop ik afdoende invulling te geven aan deze motie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.