Brief regering : Kennismakingsgesprekken met de regio in het kader van het MIRT
35 925 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2022
Nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2022
Op 28 maart en 4 april jl. hebben we, samen met de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening een «ronde door Nederland» gemaakt om kennis te maken met
de regionale bestuurders in de verschillende landsdelen en in de goederenvervoercorridors.
We hebben gesproken over de gezamenlijke opgaven en ambities, met name op het gebied
van woningbouw en bereikbaarheid. Met deze brief informeren we u op hoofdlijnen over
deze kennismakingsgesprekken. Tevens informeren we u over de stand van zaken van het
project ZuidasDok. Dit conform de toezegging in het Hoofdlijnendebat van 16 februari
2022.
De kennismakingsgesprekken hebben een rijke oogst opgeleverd aan beelden over opgaven,
kansen, aandachtspunten en ambities in alle regio’s. Zo worden nieuwe verbindingen
uit het Deltaplan voor het Noorden gezien als een kans om de brede welvaart in het
Noorden te vergroten. Tijdens het overleg in Emmen is daarnaast stil gestaan bij woningbouw
en kansen voor waterstof en circulariteit als dragers van economische versterking
van de regio gekoppeld aan grensoverschrijdende verbindingen. In Delft, waar het overleg
was met de bestuurders uit Zuidwest, zagen we de ambitie om gezamenlijke opgaven op
het gebied van bereikbaarheid, wonen, werken en innovatie voortvarend en integraal
samen met andere gemeenten aan te pakken als onderdeel van de doorontwikkeling van
«de Oude Lijn», de spoorlijn tussen Leiden en Dordrecht. In Zeeland ligt de focus
op integrale grensoverschrijdende havenontwikkeling, innovatieve mobiliteitsconcepten
en het versterken van vervoer over het spoor.
Amersfoort heeft laten zien hoe een gebied met een rijk industrieel verleden wordt
ontwikkeld tot een duurzaam, divers en hoogstedelijk gebied, als voorbeeld dat er
in de regio Noordwest niet alleen woningen worden gebouwd, maar complete en duurzame
steden en samenlevingen in een aantrekkelijk en vitaal landschap tot stand komen.
In Nijmegen is gesproken over kansen voor bereikbaarheid en verstedelijking, en over
het belang van klimaatadaptatie bij ruimtelijke inrichting in Oost Nederland.
In Zuid Nederland ging het gesprek in Veldhoven over de synergie tussen verstedelijking,
een aantrekkelijk vestigingsklimaat en (internationale) bereikbaarheid. Met de bestuurders
uit de goederenvervoercorridors lag de focus in Moerdijk op ruimtelijke economische
ontwikkeling door vervoerscorridors, het belang van verduurzaming en digitalisering
van de logistieke- en transportsector.
Bovenstaande voorbeelden betreffen slechts een selectie en illustreren de opgaven
die breder spelen in de regio en de daarin gelegen steden en landelijke gebieden.
De voorbeelden laten de kracht van de verschillende regio’s zien en benadrukken ook
dat elke regio zijn eigen kenmerken en identiteit heeft, waarmee met maatwerk naar
toekomstige ontwikkelingen wordt gekeken. Ook werd duidelijk dat goede bereikbaarheid
en infrastructuur daarbij een sturende kracht heeft.
In de overleggen werd door de regio’s benadrukt dat intensief samenwerken tussen overheden,
bedrijven en maatschappelijke organisaties noodzakelijk is om complexe opgaven zoals
mobiliteit, woningbouw, energie, water, klimaatadaptatie, stikstof en natuur in samenhang
aan te pakken. De behoefte is uitgesproken om tempo te houden in de besluitvorming,
maatregelen af te spreken om zo bij te dragen aan een passend antwoord gezien de opgaven.
In de kennismakingsgesprekken is gesproken over het Coalitieakkoord en over hoe modernisering
van het MIRT een verdere impuls kan geven aan het goede gesprek tussen Rijk en regio.
Dat ondersteunt de noodzakelijke samenwerking tussen alle overheidslagen. Regie op
de opgaven in het ruimtelijke domein is bij dit alles noodzakelijk. Daarnaast hebben
we de eerste contouren geschetst hoe we uitwerking willen geven aan de gezamenlijke
opgave om de bereikbaarheid van de nieuw te ontwikkelen woningbouwgebieden op orde
te hebben.
In het Coalitieakkoord is veel geld vrijgemaakt om door te pakken en werk te maken
van deze opgaven. Zo biedt de € 7,5 miljard voor goede ontsluiting van nieuwe woningen
een unieke kans om voor zowel de korte als de lange termijn te komen tot robuuste
en toekomstbestendige oplossingen voor de bereikbaarheid van nieuw te bouwen woningen.
Onze inzet is om daarbij breed te kijken naar kansrijke mobiliteitsoplossingen: slimme,
toekomstvaste en duurzame oplossingen met alle modaliteiten van kleinschalige tot
aan majeure projecten. Ten slotte is de prioritering rond stikstof aan de orde geweest.
Coalitiemiddelen in relatie tot het financieel beeld
In de Bestuurlijke Overleggen Verstedelijking en Financieel Beeld van het najaar van
2021 is gesproken over de dilemma’s die zich voordoen bij een aantal samenhangende
onderwerpen rondom het financieel beeld. Uw Kamer is hierover geïnformeerd met de
MIRT brief van december 20211. Met het Coalitieakkoord zijn middelen beschikbaar gekomen voor onder andere ontsluiting
van woningbouwgebieden, instandhouding, de Lelylijn, twee infrastructuurprojecten
uit het Nationaal Groeifonds en verkeersveiligheid. De komende jaren groeien bijvoorbeeld
de budgetten voor instandhouding stapsgewijs toe naar € 1,125 mld. extra vanaf 2026
en structureel € 1,25 miljard extra vanaf 2038 voor de instandhouding van onze wegen,
spoor en vaarwegen. We investeren ook extra in het Deltafonds (€ 250 mln. structureel
vanaf 2026) om achterstanden weg te werken. Hiermee kunnen we een belangrijke bijdrage
leveren aan de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van Nederland. Ondanks de
extra middelen moeten er nog steeds scherpe keuzes gemaakt worden binnen de financiële
mogelijkheden van het Mobiliteitsfonds. Dit geldt zowel voor instandhouding, lopende
projecten als nieuwe aanleg. Onze aandacht zal zich de komende jaren richten op de
basis op orde houden (dit geldt bv. voor het vervoerssysteem en watersysteem), toekomstbestendigheid
en daarbij inzetten op haalbare en duurzame oplossingen zowel voor de korte als lange
termijn alsook het waarmaken van ambities, bijvoorbeeld om zo snel mogelijk te kunnen
voldoen aan de vraag naar nieuwe, goed bereikbare woningen.
Uw Kamer is eerder gemeld dat er gewerkt wordt aan verbetering van de beheersing,
op zowel project- als programmaniveau.2 Onder de noemer van Modernisering van het MIRT kijken we naar de haalbaarheid van
de ambities, scherpere prioritering, de gezamenlijke inzet op kostenbeheersing en
hoe we als Rijk en regio hierin samenwerken. Immers, veel projecten worden geconfronteerd
met forse kostenstijgingen en risico’s. Dit bemoeilijkt het besluitvormingsproces
over de majeure opgaven waar we voor staan op het gebied van de bereikbaarheid. In
de kennismakingsgesprekken is van alle zijden benadrukt dat goede afspraken over het
zicht op financiering van projecten noodzakelijk is om de bestuurlijke besluitvorming
adequaat te ondersteunen. Door goede afspraken hieromtrent vooraf moet de kans op
teleurstellingen – vroeger of later – worden voorkomen. Over de manier waarop dat
het best vorm kan worden gegeven worden nadere afspraken gemaakt tijdens de komende
Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving. Over de Modernisering van het MIRT en de verbetering
van de kostenbeheersing zal uw Kamer rond de zomer van 2022 nader geïnformeerd worden.
Bereikbaarheid van nieuwe woningbouwgebieden
Met de regio is specifiek ingegaan op de € 7,5 miljard uit het Coalitieakkoord voor
de goede ontsluiting van nieuwe woningen. Op 11 maart jl.3 is het programma woningbouw door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening namens het kabinet naar uw Kamer gestuurd. Hierin staat beschreven hoe wij
samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de komende periode
stapsgewijs te werk zullen gaan om goed ontsloten woningbouw in Nederland te realiseren.
In de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is aangekondigd
dat we ten eerste versnellingsafspraken introduceren voor woningbouwplannen die bijna
hard zijn4. Regie op de ruimtelijke ontwikkeling en het maken van keuzes is nodig voor een versnelling
van de woningbouwopgave. Locaties en gebieden waar, met een passende investering in
de ontsluiting of met een bereikbaarheidspakket, een flink aantal woningen bereikbaar
gemaakt kan worden zullen we ondersteunen. Uit de € 7,5 mld. die beschikbaar is voor
goede ontsluiting van nieuwe woningen, zal een bedrag voor een eerste tranche als
onderdeel van de versnellingsafspraken op korte termijn ingezet worden. De omvang
van het totale bedrag voor de versnellingsafspraken is afhankelijk van wat op korte
termijn gerealiseerd kan worden. Daarover kan zowel tijdens het BOL als tijdens het
BO MIRT in het najaar besloten worden. De middelen zullen daarnaast ook worden ingezet
om de ontsluiting en bereikbaarheid van nieuwe woningen in de 15 grootschalige woningbouwgebieden
en daarbuiten te kunnen realiseren. De € 7,5 mld. voor ontsluiting van nieuwe woningen
is toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds en komen in overleg tussen de Minister voor
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de regionale overheden en ons tot besteding.
Het MIRT proces en de MIRT systematiek zijn hierbij leidend. We kijken zo naar heel
Nederland, naar alle modaliteiten en slimme, toekomstvaste en duurzame oplossingen.
We gaan daarmee in goede samenwerking en voortvarend aan de slag.
De belangrijke criteria voor het beoordelen van de plannen die mogelijk in aanmerking
komen voor versnellingsafspraken zijn5:
• Binnen 3 tot 5 jaar moet er daadwerkelijk worden gestart met de bouw (schop de grond
in) van een substantieel aantal woningen.
• Gemeenten of regio’s nemen hun verantwoordelijkheid door, naast het realiseren van
de geplande woningen, bijvoorbeeld aansluitende plannen te maken rondom de «last mile».
Hierover maken we wederkerige afspraken. We nemen geen financiële verantwoordelijkheden
van provincies en gemeenten over en zetten alleen in op het stimuleren en versnellen
van woningbouw waar deze anders geen doorgang had gevonden.
• De verhouding tussen investering en het aantal woningen. Het inzetten op bestaande
plannen waar reeds voorzieningen zijn, zoals onderwijs en zorg, dan wel, waar ruimte
op het mobiliteitsnetwerk is, vergen minder investeringen dan bij nieuwe locaties
waar deze (mobiliteits)voorzieningen nog ontbreken. Deze plannen kunnen ook eerder worden gerealiseerd.
Het ondersteunen van dergelijke plannen heeft bij versnellingsafspraken de voorkeur.
• De effecten op de robuustheid van het totale hoofdwegen- en spoornet zijn minimaal.
• We streven naar de bouw van twee derde betaalbare woningen die aansluiten bij de woningbehoefte
in de regio.
• Urgentie van de woningbouwopgave in de betreffende regio en de mate van passendheid
binnen de prestatieafspraken.
• Klimaatadaptatie, energie, groen, natuur inclusief, waterrobuustheid, een evenwichtige
balans tussen wonen en werken en wettelijke eisen ten aanzien van luchtkwaliteit,
stikstof, natuur, externe veiligheid, gezondheid en geluid zijn toetsingscriteria
bij de keuze en de inrichting van de locaties.
We doen hiervoor het volgende:
• IenW en BZK doen in april een uitvraag naar regio’s of gemeenten om een propositie
in te dienen voor kansrijke versnellingslocaties, waarbij we uitgaan van cofinanciering.
• IenW, EZK en BZK inventariseren op basis van bestaande woningbouwplannen (harde plancapaciteit)
waar kansen liggen vanuit de ruimte op de nationale infrastructuurnetwerken (zowel
op de weg als in het OV). Het realiseren van woningbouw op die plekken of de transitie
van gebieden naar woningbouw op dergelijke plekken is bezien vanuit benutting van
bestaande investeringen, kosteneffectief. Naar dergelijke mogelijkheden gaan wij actief
op zoek. Met de medeoverheden gaan we in overleg om de kansen voor versnelling te
bezien.
Tegelijkertijd werken we verder aan het gezamenlijk afweegkader om de middelen in
het Coalitieakkoord voor de goede ontsluiting van nieuwe woningbouwgebieden, zowel
in de 15 grootschalige woningbouwgebieden als daarbuiten, zorgvuldig en kosteneffectief
in te zetten. Het streven is dit afweegkader in de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving
(BOL) – na overleg met het IPO, VNG,
vervoerregio’s en de Unie van Waterschappen – in juni met de regionale bestuurders
te bespreken en vast te stellen. We denken op hoofdlijnen aan de volgende criteria:
woningbouwwaarde, mobiliteitswaarde, ruimtelijke kwaliteit, de toekomstige draagkracht
van het water- en bodemsysteem en een goede balans tussen werken en wonen met bereikbare
banen.
Tijdens de kennismakingsgesprekken is daarbij onder meer besproken dat «water en bodem»
steeds meer sturend zijn bij locatiekeuzen en kwamen het belang van nabijheid van
voorzieningen, het slim combineren van OV en fiets, het belang van hubs en de noodzaak
om op sommige plaatsen corridors c.q. het hoofdnetwerk te versterken aan de orde.
Het kan daarbij nadrukkelijk ook gaan om reeds lopende MIRT-projecten die een bijdrage
leveren aan ontsluiting van nieuwe woongebieden.
Tijdens het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving nemen we besluiten over financiële bijdragen
aan kleinschalige bereikbaarheidsmaatregelen in te versnellen locaties of gebieden.
Met behulp van het afweegkader kunnen we in de Bestuurlijke Overleggen MIRT in het
najaar de volgende set aan investeringsafspraken gemaakt worden over de verdere inzet
van de € 7,5 mld. voor de goede ontsluiting van nieuwe woningen in de 15 grootschalige
woningbouwgebieden. Zoals aangekondigd zullen we in het beleidsprogramma IenW van
medio mei ook breder ingaan op keuzes en afwegingen ten aanzien van bereikbaarheidsopgaven6.
Het streven is deze kabinetsperiode zo snel mogelijk sluitende afspraken te maken
over de volledige € 7,5 mld. voor het ontsluiten van nieuwe woningen en de daarbij
passende bereikbaarheidsoplossingen.
Prioritering projecten stikstof
Eerder is uw Kamer gemeld dat de stikstofproblematiek voor vertraging op onderdelen
van het MIRT-programma kan zorgen.7 In de MIRT-brief van 15 december 20218 bent u daarnaast geïnformeerd dat door de maximale rekenafstand van 25 km voor een
aantal projecten nieuwe stikstofberekeningen en beoordelingen moeten worden gedaan.
Het gaat daarbij om een grotere onderzoekslast, omdat sprake is van een ruimere maximale
rekenafstand dan voorheen. De beschikbare capaciteit aan stikstofdeskundigen is beperkt,
waardoor een prioritering van projecten onvermijdelijk is. Dat betekent dat een aantal
projecten in planning naar achter schuift of tijdelijk «on hold» wordt gezet. Tijdens
de bestuurlijke overleggen in november 2021 zijn afwegingscriteria voor de prioritering
van projecten gedeeld en besproken met de regionale bestuurders. Ook is hen gevraagd
mee te denken over kansrijke oplossingen. We zijn hierover met de regio in gesprek.
Nadat de uitkomsten van deze gesprekken zijn verwerkt, zal de prioritering van projecten
met uw Kamer worden gedeeld.
Zuidasdok
Tijdens het commissiedebat Hoofdlijnendebat IenW op 16 februari 2022 is toegezegd
om uw Kamer te informeren voor het Notaoverleg op 11 april a.s. over het proces rondom
het overleg over het Zuidasdok. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en
de regio zijn in gesprek over een bijdrage voor het tekort op het project Zuidasdok.
Na aantreden van een nieuw college van BenW vindt hierover bestuurlijk overleg plaats
met de gemeente Amsterdam. Daarna wordt uw Kamer nader geïnformeerd over dit project.
Correctie op Kamerbrief Voortgangrapportage Tracéwetplichtige projecten
In de Kamerbrief «Voortgangsrapportage Tracéwetplichtige projecten tweede helft 2021»
van 28 maart 20229 is abusievelijk een verkeerde voetnoot opgenomen. Voetnoot 1 in die brief moet zijn:
«Het gaat om de volgende projecten: A27/A12 Ring Utrecht, A1/A28 knooppunt Hoevelaken,
A6 Almere Buiten-Oost-Lelystad, A4 Haaglanden-N14, InnovA58 Tilburg-Eindhoven, A27
Houten-Hooipolder en InnovA58 Annabosch-Galder.»
Vervolgproces en planning MIRT
Jaarlijks kent het MIRT-proces twee bestuurlijke overlegmomenten met de regio. Het
eerste is het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving in juni waarin de nadruk ligt op onderwerpen
op het gebied van ruimte en wonen. Het tweede is het Bestuurlijk Overleg MIRT in november
waarin vooral onderwerpen op het gebied van bereikbaarheid en water worden besproken
en investeringsbeslissingen kunnen worden genomen. Zoals hiervoor aangegeven willen
we willen we in het voorjaar in de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving de eerste
concrete versnellingsafspraken met de regio’s maken voor de korte termijn ten behoeve
van de bereikbaarheid van de woningbouw. Na de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving
en MIRT zullen wij u nader informeren.
We hebben tijdens de gastvrije kennismakingsgesprekken heel veel energie en enthousiasme
bij de regiopartners gezien om samen aan de versnelling van de urgente woningbouw
en de goede ontsluiting daarvan te werken. Met deze inspirerende kennismakingsgesprekken
is een goede basis gelegd voor de samenwerking tussen Rijk en medeoverheden in deze
kabinetsperiode.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat