Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het wetsvoorstel seksuele misdrijven
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 54
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2022
Een veilig Nederland, waarin iedereen zichzelf kan zijn. Waarin ruimte is om jezelf
te ontplooien op de manier waarop je dat zelf wilt. Waarin je in vrijheid je grenzen
kan aftasten, maar waarin tegelijkertijd respect bestaat voor die grenzen. Kortom,
waarin ruimte is voor je eigen persoonlijke levenssfeer en ontwikkeling. Naar zo’n
Nederland streef ik. Op geen ander terrein dan dat van de seksuele misdrijven zijn
deze uitgangspunten urgenter. De recente ontwikkelingen in onze maatschappij, die
ook veel in het nieuws zijn, laten zien dat aandacht voor een klimaat waarin de seksuele
en lichamelijke integriteit worden beschermd van enorm groot belang is. Het bieden
van die bescherming is een recht voor slachtoffers. En het is mijn plicht als Minister
om die bescherming te waarborgen.
Het bieden van die bescherming is tegelijk een zaak van ons allemaal en de verantwoordelijkheid
van eenieder. Het maatschappelijk debat naar aanleiding van de #BOOS-uitzending laat
zien dat het gesprek over seksueel grensoverschrijdend gedrag de betrokkenheid van
alle Nederlanders, en alle sectoren, vergt. En dat op veel verschillende manieren
iets tegen dit gedrag kan worden gedaan.
Het strafrecht vormt bij dit alles het sluitstuk, maar in mijn ogen wel een onmisbaar
sluitstuk. Om de strafrechtelijke bescherming te verbeteren, zal ik de wet aanpassen
via het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Dit wetsvoorstel verruimt en verbetert de
strafrechtelijke bescherming van slachtoffers tegen inbreuken op de lichamelijke en
seksuele integriteit. Het is een stap die hard nodig is. Het wetsvoorstel biedt een
duidelijke normstelling over seksueel grensoverschrijdend gedrag, die beter aansluit
bij de huidige maatschappelijke opvattingen. Zo wordt bijvoorbeeld het misdrijf verkrachting
zo gewijzigd dat iemand straks strafbaar is als de verdachte wist of een ernstig vermoeden
had dat de ander geen seks wilde en toch heeft doorgezet. Dwang, geweld en bedreiging
zijn hierbij strafverzwarende factoren, maar niet langer een vereiste voor een veroordeling.
Hiermee worden slachtoffers beter beschermd en kunnen zij in meer situaties aangifte
doen. Politie en openbaar ministerie (OM) worden in staat gesteld om gerichter en
effectiever op te treden en dus iets met die aangiftes te doen.
Zoals uw Kamer weet, ligt het voorstel momenteel voor advies bij de Afdeling advisering
van de Raad van State. Als dit advies is uitgebracht en verwerkt, zal ik het zo snel
als mogelijk aan uw Kamer aanbieden. Zoals ik uw Kamer eerder heb gezegd, streef ik
ernaar dat, afhankelijk van het uitbrengen van het advies, voor het zomerreces te
kunnen doen. Inwerkingtreding is voorzien in 2024. De tijd tot 2024 is nodig om de
betrokken organisaties, zoals bijvoorbeeld de politie en het OM, de tijd te geven
om de invoering van de wet zorgvuldig voor te bereiden.
Tot die tijd zitten we niet stil en wordt op mijn departement hard gewerkt aan het
voorbereiden van de daadwerkelijke invoering van het wetsvoorstel. Samen met politie,
het OM, het Centrum Seksueel Geweld (CSG), het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid (CCV), gemeenten en andere organisaties staan we voor een grote taak
om ervoor te zorgen dat als dit wetsvoorstel wet wordt de invoering soepel verloopt.
In deze brief schets ik op hoofdlijnen hoe dit programma eruit gaat zien. De invoering
van het wetsvoorstel wordt momenteel met alle betrokken organisaties verder afgestemd.
Voor de zomer informeer ik uw Kamer uitgebreider hierover. Met deze brief kom ik tegemoet
aan het verzoek dat op 16 februari jl. is gedaan in de procedurevergadering van de
vaste commissie voor Justitie en Veiligheid strekkende tot het informeren van uw Kamer
over de voortgang van het implementatieprogramma.
1. De implementatie van het wetsvoorstel seksuele misdrijven
Belangrijke wijzigingen in het wetsvoorstel seksuele misdrijven zijn de uitbreiding
van de strafbaarheid voor aanranding en verkrachting en de introductie van nieuwe
delicten, zoals de strafbaarstelling van seksuele intimidatie in het openbaar en de
strafbaarstelling van sexchatting. Met deze uitbreiding en introductie kunnen slachtoffers in meer gevallen van seksueel
overschrijdend gedrag aangifte doen en kunnen politie en OM in meer gevallen optreden.
De uiteenlopende aard van deze, deels nieuwe, delicten maakt dat bij de uitvoering
van deze wet veel organisaties betrokken zijn. Uiteindelijk moeten de betrokken partijen,
zoals de politie en het OM, in de praktijk aan de slag met de wijzigingen die het
wetsvoorstel meebrengt. Deze organisaties hebben een eigen verantwoordelijkheid voor
de implementatie van het wetsvoorstel, maar zij moeten ook met elkaar daarover in
gesprek om te zorgen dat activiteiten goed op elkaar worden afgestemd. Zo kunnen we
er bijvoorbeeld voor zorgen dat zaken die straks bij de politie worden opgepakt soepel
worden overgedragen aan het OM. Ook kunnen de in het wetsvoorstel voorziene wijzigingen
leiden tot nieuwe OM-aanwijzingen die weer van invloed kunnen zijn op de werkwijze
van en afspraken met andere ketenpartners. Eventuele nieuwe afspraken moeten zo veel
mogelijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel klaar staan.
Bij de coördinatie van de implementatie van het wetsvoorstel ligt een belangrijke
rol voor mijn departement. Momenteel richt ik, zoals uw Kamer weet, in nauwe samenspraak
met de betrokken organisaties, een implementatieprogramma in. Een belangrijk onderdeel
hiervan is dat de betrokken organisaties (o.a. politie, OM en CSG) met elkaar om de
tafel gaan zodat zij van elkaar weten welke concrete stappen ter implementatie worden
gezet en welke stappen nog genomen moeten worden. Daarbij worden verschillende werkgroepen
ingericht die zich specifiek zullen buigen over drie grote wijzigingen die uit het
wetsvoorstel voortvloeien, namelijk: i) de aanpassing van het aanrandings- en verkrachtingsdelict,
ii) de strafbaarstelling van seksuele intimidatie in het openbaar en iii) de introductie
van het delict sexchatting. Deze drie onderdelen gaan het meeste effect hebben voor de werkprocessen voor verschillende
organisaties binnen de strafrechtketen. Ik vind het belangrijk dat de organisaties
die in de praktijk het meest met deze wijzigingen te maken zullen krijgen in kleiner
verband gezamenlijk aan de implementatie daarvan werken. Op die manier kunnen we ervoor
zorgen dat slachtoffers na invoering van de wet direct adequaat kunnen worden geholpen
als deze delicten zich voordoen.
Het streven is in juni het implementatieprogramma van start te laten gaan. Het projectplan
dat daartoe momenteel wordt geschreven stem ik op korte termijn nader met deze organisaties
af en zal ik, conform de toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Criminaliteitsbestrijding
van 1 december jl. (Kamerstuk 28 684, nr. 677), voor de zomer met uw Kamer delen.
2. Een breed maatschappelijk thema
Het wetsvoorstel seksuele misdrijven is een strafrechtelijke regeling: het formuleert de voorwaarden waaronder strafrechtelijke aansprakelijkheid
wordt gevestigd. De aan dit wetsvoorstel onderliggende normen hebben echter betrekking
op de samenleving als geheel. Een sterke inbedding van die normen in onze samenleving
vergt een breder offensief en de inzet van veel meer dan het strafrecht alleen, zoals
ik hierboven al opmerkte. De Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben uw Kamer onlangs bericht over de extra inzet
die het kabinet pleegt om de integrale aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag
en seksueel geweld te versterken, waarvan de aanstelling van een regeringscommissaris
onderdeel uitmaakt.1 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is nauw bij deze initiatieven betrokken.
Ook in dit kader zullen het wetsvoorstel en de daarin besloten liggende normen onderwerp
van gesprek zijn.
3. Financiën
De financiële middelen voor het wetsvoorstel komen voort uit de motie van het lid
Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 13), die werd aangenomen bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 22–23 september
jl. (Handelingen II 2021/22, nrs. 2 en 3, items 2 en 5) Ik heb uw Kamer daarover apart
bij brief geïnformeerd.2 Voor het implementatieprogramma is in totaal tweemaal 300.000 euro beschikbaar gesteld.
Een deel daarvan wordt gebruikt voor de personele bezetting van het programma. Het
andere deel is bedoeld om gedurende de looptijd van het programma te voorzien in financiering
van activiteiten die in het kader van de implementatie nodig zijn.
Ik vind het van belang om uw Kamer over het wetsvoorstel en de implementatie daarvan
met regelmaat te berichten. Zoals hierboven al opgemerkt, zal ik uw Kamer voor de
zomer over de stand van zaken van het implementatieprogramma nader informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid