Brief regering : Voortgangsrapportage vervanging onderzeebootcapaciteit
34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst
Nr. 35
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 april 2022
Bij deze bied ik u de voortgangsrapportage aan over het programma vervanging onderzeebootcapaciteit1. De voortgangsrapportage beschrijft de feitelijke ontwikkelingen in het programma
in het afgelopen kalenderjaar, aangevuld met voor de Kamer relevante besluiten tot
het moment van vaststelling van de rapportage. De informatie berust mede op verschillende
onderzoeken die de afgelopen maanden zijn uitgevoerd, maar ook op de uitkomsten van
de dialoog die in december 2021 met de kandidaat-werven is gehouden, en op analyses
van de risico’s en de handelingsopties.
Het huidige moment van rapporteren, kort na mijn aantreden, biedt mij de gelegenheid
om uiteen te zetten waar Defensie staat in de uitvoering van de verwervingsvoorbereiding
en welke vervolgstappen moeten worden gezet. In de brief van 27 oktober 2021 (Kamerstuk
34 225, nr. 34) heeft Defensie gemeld dat de planning substantiële aanpassing behoeft. Ik meld in
deze brief de planning voor de eerstvolgende mijlpaal en een indicatieve planning
voor het vervolg. Bij het bereiken van de mijlpaal wordt het beeld geactualiseerd.
De ervaringen in het project – alsmede de geopolitieke situatie – maken het weinig
zinvol om ver in de toekomst gelegen mijlpalen scherp te definiëren.
Ik ben op basis van de informatie uit de dialoogrondes en de onderzoeken tot drie
overkoepelende besluiten gekomen om het proces rondom dit grote project te verbeteren.
Deze besluiten betreffen een scherpere inhoudelijke afbakening, langer doorvaren van
de Walrusklasse, en effectievere governance. Ik heb opdracht gegeven voor het met
de hoogste prioriteit vastleggen van een beoordelingskader en gunningsmodel inclusief
primaire en secundaire eisen (met de afwegingen ten aanzien van product, tijd en geld).
Dit vormt de eerstvolgende mijlpaal in de verwervingsvoorbereiding, waarover de Kamer
na de zomer vertrouwelijk zal worden geïnformeerd.
Een voortvarende aanpak van het vervolg van het programma is des te urgenter geworden
in het licht van de snel verslechterde veiligheidssituatie langs de oostflank van
het NAVO-verdragsgebied. De destabiliserende militaire agressie van Rusland tegen
Oekraïne dwingt Europese NAVO-landen zoals Nederland om sneller dan tot dusver voorzien
hun Defensie-uitgaven op peil te brengen en te investeren in capaciteiten waaraan
behoefte bestaat in de NAVO en de EU. De onderzeeboten vormen een belangrijke en veel
gevraagde niche-capaciteit, waarop bondgenoten en partners de komende decennia moeten
kunnen blijven rekenen. Tegen deze achtergrond is het ook nodig dat Defensie rekening
houdt met gevolgen voor de beschikbaarheid en prijzen van materieel op de onstuimige
defensiemarkt.
Context
Begin 2021 zijn de kaders voor de dialoog met de drie kandidaat-werven, en daarmee
de planning en aanpak, vastgesteld. De aanpak betrof een dialoog in drie dialoogrondes,
met drie kandidaat-werven. In dialoogronde 1 zijn de haalbaarheid en het realiteitsgehalte
van het eisenpakket, de financiële omvang, de planning en de mijlpalen getoetst. Hieruit
bleek dat de mijlpalen zoals gemeld in de B-brief (contracttekening eind 2022, levering
eerste nieuwe onderzeeboot vanaf 2028, uitfasering Walrusklasse 2031) zelfs in het
meest gunstige scenario niet meer konden worden gerealiseerd. In de brief van 27 oktober
2021 is de Kamer gemeld dat de planning substantiële aanpassing behoeft. Daarbij is
gemeld dat de dialoog minder snel is verlopen en minder diepgang had dan van tevoren
ingeschat. Dit had te maken met de informatievoorziening door de kandidaat-werven,
maar ook met de keuze van Defensie om te beginnen met een brede uitvraag, zonder daarbij
aan te geven welke behoeften «hard» zijn. Defensie bleek voorts meer tijd nodig te
hebben om de informatie van de werven goed te kunnen analyseren. Vooruitlopend op
een besluit over de nieuwe planning zijn eerst de uitkomsten van verschillende onderzoeken
afgewacht. Besloten is om in de tussentijd wel te starten met de tweede dialoogronde.
Het eerste deel van de tweede dialoogronde is in december 2021 uitgevoerd.
Geopolitieke ontwikkelingen
De dreiging die uitgaat van Rusland onder Poetin, heeft de behoefte van Defensie aan
een toekomstbestendige onderzeebootcapaciteit alleen maar versterkt. Een aantal uitgangspunten
blijft onverminderd van kracht. Defensie wil de beste boot verwerven voor de beste
prijs, maar ook de beste boot houden gedurende de levensduur. Internationale samenwerking
is randvoorwaardelijk. Nederland beschikt sinds de jaren negentig niet meer over een
zelfscheppende onderzeebootindustrie. Defensie beschikt niet meer zoals ten tijde
van de bouw van de Walrusklasse over de kennis en capaciteit om een centrale rol te
vervullen in het ontwerp en de productie van onderzeeboten. Er is daarom gekozen voor
een concurrentiegerichte verwervingsstrategie met drie buitenlandse kandidaat-werven.
Dit wil niet zeggen dat er geen Nederlandse industriële betrokkenheid kan zijn. De
verwervingsstrategie is erop gericht om door gebruikmaking van artikel 346 VWEU vanuit
een wezenlijk nationaal veiligheidsbelang, kennis en capaciteit te waarborgen, ook
met het oog op de instandhouding op termijn. De kandidaat-werven dienen te voldoen
aan eisen ter waarborging van wezenlijke belangen van nationale veiligheid en strategische
autonomie, waarbij de Nederlandse industrie en kennisinstellingen betrokken kunnen
worden. Daarnaast werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), zoals
gemeld in de B-brief en onder meer nader uiteengezet in de basisrapportage, gedurende
de dialoog in een parallel traject met de kandidaat-werven een industriële samenwerkingsovereenkomst
uit.
De militaire behoefte zoals gesteld in het Concept of Operations (CONOPS) blijft leidend. De Nederlandse onderzeedienst onderscheidt zich met een
wijze van opereren waarbij de onderzeeboten langdurig op grote afstand van de thuisbasis
kunnen worden ingezet. Dit vereist ook een unieke configuratie voor de toekomstige
onderzeeboot. Deze unieke configuratie zal niet berusten op een geheel nieuw ontwerp,
maar zal voortbouwen op bestaande configuraties en technische oplossingen die de kandidaat-werven
al in gebruik of ontwikkeling hebben en die in onderlinge samenhang tot een uniek
ontwerp zullen leiden dat invulling geeft aan de operationele behoeften van Defensie.
Daarnaast zullen deze ontwerpen aangevuld worden met innovatieve oplossingen om de
onderzeebootcapaciteit toekomstbestendig te maken.
Alvorens de planning en aanpak van het vervolg van het programma nader toe te lichten,
ga ik in op de drie terreinen waarop besluiten nodig zijn. Dit betreft de inhoudelijke
afbakening, de maatregelen voor het langer in de vaart houden van de huidige Walrusklasse,
en de aanpassingen om de governance en programmaorganisatie effectiever te maken.
Inhoudelijke afbakening
De verwervingsstrategie blijft berusten op concurrentie, maar er zal een scheiding
worden aangebracht tussen de aanschaf van de onderzeeboot en het onderhoud gedurende
de gehele levensduur. Voor de dialoog is ingezet op de uitwerking en toetsing van
een eisenpakket waarbij naast de investeringskosten ook de kosten van onderhoud en
instandhouding gedurende de gehele levensduur zoveel mogelijk worden vastgelegd (Life-Cycle Costs – LCC). Tijdens de dialoogronden van het afgelopen jaar is gebleken dat het uitwerken
van een dienstencontract voor het onderhoud en de instandhouding gedurende de volledige
levensduur door alle kandidaat-werven wordt afgeraden vanwege de kostenimplicaties
(werven berekenen de onzekerheden en risico’s door naar de klant). Tevens zijn de
drie kandidaat-werven niet bereid om een prestatiecontract voor onderhoud af te sluiten
bij de contracttekening, vanwege het ontbreken van een gedetailleerd onderzeebootontwerp
(dit wordt pas na contracttekening tijdens de engineering fase in detail bekend) en
onzekerheid over het exacte gebruiksprofiel (dit is afhankelijk van de wijze van inzet
na ingebruikname). Een verdere dialoog levert waarschijnlijk weinig meerwaarde op
omdat Defensie de werven niet kan committeren om tot de essentie te komen en het echte
ontwerpproces pas begint na de daadwerkelijke keuze voor een werf. Tegelijk kan het
laten vervallen van het resterende deel van de dialoog risico’s meebrengen (zie onder
toegelicht).
Het is sneller en afgaand op het contact met de kandidaat-werven doelgerichter om
in het leveringscontract van de onderzeeboten afspraken te maken over de strategisch
autonomie, de toekomstige inrichting van de instandhouding en het daarvoor beoogde
toekomstige partnerschap. Na contracttekening van de leveringsovereenkomst kunnen
dan nadere overeenkomsten volgen op basis van inzichten uit de fase waarin het gedetailleerde
ontwerp voor de nieuwe onderzeeboot wordt vastgelegd. Voordeel hiervan is dat het
instandhoudingsdeel voor het planbare onderhoud robuuster kan worden afgesproken.
Er zijn na de gunning namelijk meer werf-specifieke afspraken over te maken. Daarnaast
kan maatwerk met de winnende werf worden toegepast voor de uitwerking van de regierol
van de Directie Materiële Instandhouding (DMI) in Den Helder en de bijbehorende instandhoudingsfilosofie.
Door gebruiksrechten te verkrijgen wordt DMI zo goed mogelijk gepositioneerd om zelf
Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen te betrekken voor de instandhouding gedurende
de hele levensduur.
Na een jaar dialoog heeft Defensie inmiddels een veel beter inzicht gekregen in hetgeen
de werven kunnen leveren en in de (financiële) risico’s die aan het verwervingstraject
zijn verbonden. De uitkomsten van de dialoog in december 2021 onderstrepen het belang
van nadere toespitsing van het eisenpakket. Alle kandidaat-werven maken kenbaar dat
ze hun ontwerpen pas kunnen optimaliseren als Defensie eerst concreter zijn prioriteiten
kenbaar maakt voor de eisen die aan de boot zullen worden gesteld en de aanpassingen
die Defensie wenst, bijvoorbeeld voor het inbouwen van government furnished equipment/information/software. Ook bleek (opnieuw) dat de oorspronkelijke planning veel te optimistische doorlooptijden
hanteerde en dat op basis van de leverschema’s van de kandidaat-werven hoe dan ook
moet worden uitgegaan van een lange doorlooptijd voor de periode tussen contracttekening
en het volledig operationeel inzetbaar krijgen van de eerste twee nieuwe onderzeeboten.
De risicoanalyses uit het vierde kwartaal van 2021 bevestigen het eerder ontstane
beeld (zie de brief van 27 oktober 2021, Kamerstuk 34 225, nr. 34) dat de in de basisrapportage gemelde planning onhaalbaar is, maar maken ook duidelijk
dat hetgeen de werven aanbieden nog niet past binnen de beoogde richtprijs en plafondprijs,
en dat de risicoreservering geen ruimte meer bevat om onvoorziene tegenvallers op
te vangen. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de extra investeringskosten voor
langer doorvaren met de Walrusklasse (zie onderstaand), of met mogelijk sterk gestegen
prijzen op de defensiemarkt als gevolg van schaarste en inflatie.
De recente actualisering van de planning op basis van realistische doorlooptijden
toont aan dat voortzetting van de huidige aanpak te veel tijd zou kosten om tot een
werfkeuze te komen en daarmee de continuïteit van de Onderzeedienst op termijn in
gevaar zou brengen. Indien de nieuwe onderzeeboten op termijn nog niet beschikbaar
zijn terwijl het einde van de levensduur van de Walrusklasse feitelijk zou worden
bereikt, ontstaat een capability gap. Dit zou grote consequenties hebben voor het behoud van kennis en personeel en het
streven van Defensie is om dit zo mogelijk te voorkomen. Hoewel het risico op een
capability gap reëel is in alle onderzochte planningsscenario’s, is de kans daarop het grootst bij
voortzetting van de huidige dialoogaanpak. Het vervolgen van de huidige aanpak kan
erin resulteren dat de contracttekening met de winnende werf zou geschieden in de
periode midden 2025 – begin 2026 en dat de eerste twee nieuwe onderzeeboten in de
periode 2035 – 2038 volledig operationeel inzetbaar zijn. Dit maakt het zoals gezegd
urgent om te bezien hoe gerichter kan worden toegewerkt naar de offerteaanvraag, gunning
en werfkeuze.
De focus moet, naast sturing op tijdige levering van de nieuwe onderzeeboten, bij
de uitwerking van het eisenpakket binnen het budget meer worden gericht op de specifieke
eisen die Nederland aan het onderzeebootontwerp stelt om in NAVO-verband de komende
decennia in een niche-capaciteit te kunnen blijven voorzien. In de basisrapportage
is gemeld dat voor enkele systemen nog geen behoefte is gesteld of budget gereserveerd
voor de aanschaf, maar dat in het eisenpakket wel provisions for zijn voorzien. Daarbij is toegelicht dat het onderzeebootontwerp enige ruimte en
flexibiliteit moet bieden voor het verwerven van een aanvullend (wapen)systeem in
de toekomst. De onderzeeboten zullen ook geschikt moeten zijn voor het lanceren van
langeafstandsraketten. De versterking van de maritieme slagkracht zal worden bezien
in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie, waarover de Kamer in de Defensienota
2022 nader zal worden geïnformeerd.
De bovengenoemde aspecten samenvattend, moet Defensie nu de keuze maken om de verwervingsvoorbereiding
voort te zetten volgens het snelst haalbare en verantwoorde tijdspad. De inschatting
is dat het proces niet is gebaat bij een volgende dialoogronde, maar dat een stap
voorwaarts moet worden gezet en de concurrentiegerichte offerteaanvraag zijn werk
moet gaan doen. Er wordt op basis van alle tot dusver verkregen informatie nu concreet
toegewerkt naar een offerteaanvraag (Request for Quotation – RFQ) op basis van een leveringscontract. Er zal in de planning geen tijd meer worden
ingeruimd voor het resterende deel van de dialoog. Deze toegespitste aanpak scheelt
tijd ten opzichte van het huidige traject en leidt ook tot meer focus bij de kandidaat-werven.
Tegelijk kan het laten vervallen van het resterende deel van de dialoog risico’s meebrengen
zoals de mogelijkheid van ongeldige offertes, een grotere kans op engineering change proposals na contracttekening en mogelijk hogere kosten. Het risicoprofiel en de risicoreservering
zullen worden herijkt. Defensie zal mitigerende maatregelen treffen alvorens tot een
offerteaanvraag over te gaan. Defensie zal ook advies van de landsadvocaat inwinnen
over de juridische inkleding van de te volgen procedure. Er komt voorts een nog grotere
nadruk te liggen op vastlegging van toegang tot de kostenopbouw van de werf en een
kostenmodel om de prijs-kwaliteit verhouding te kunnen beoordelen. Een deel van de
mitigerende maatregelen zal vanwege de aanbesteding van vertrouwelijke aard zijn.
Langer doorvaren Walrusklasse
Met het oog op waarborging van de continuïteit van de Onderzeedienst, zijn onder leiding
van de Commandant der Zeestrijdkrachten (CZSK) de mogelijkheden en implicaties onderzocht
van langer doorvaren met de Walrusklasse. De uitkomsten hiervan zijn als vertrouwelijke
bijlage 1 aan de voortgangsrapportage toegevoegd2. CZSK heeft in samenwerking met de Militaire Zeewaardigheidsautoriteit van DMO een
plan uitgewerkt waarmee de Walrusklasse op basis van de huidige (technische) inzichten
op veilige en relevante wijze kan doorvaren tot midden jaren dertig.
Langer doorvaren moet bovenal veilig en verantwoord zijn. Voor mij staat voorop dat
de veiligheid van het personeel niet in het geding mag komen. Beslissingen over het
doorvaren met de Walrusklasse mogen niet afhankelijk zijn van het later dan beoogd
beschikbaar worden van de nieuwe onderzeeboten, ook als het betekent dat er inzetbeperkingen
gelden of zelfs tijdelijk een capability gap ontstaat. De veiligheid wordt op basis van veiligheidsprotocollen door de Militaire
Zeewaardigheidsautoriteit scherp in de gaten gehouden. Technische degradatie of beperkte
onderhoudbaarheid kan op langere termijn als gevolg hebben dat omwille van de veiligheid
het operatieprofiel van de Walrusklasse moet worden aangepast. Zorgvuldige communicatie
richting het personeel hierover is essentieel.
Langer doorvaren van de Walrusklasse gaat gepaard met beperkingen van de inzetbaarheid,
mede als gevolg van het moeten overgaan op een ander onderhoudsconcept. Het op korte
termijn uit de vaart nemen van een van de vier Walrusklasse onderzeeboten is nodig
om het naar verwachting intensievere onderhoud van de resterende boten te kunnen blijven
uitvoeren. Het is de intentie om de continuïteit van de onderzeebootcapaciteit zo
veel mogelijk te waarborgen en daarvoor uiteindelijk twee Walrusklasse onderzeeboten
in de vaart te houden, zolang de inzet veilig kan geschieden, tot aan het moment dat
twee nieuwe onderzeeboten volledig inzetbaar zijn. De veilige inzetbaarheid van de
Walrusklasse wordt, zoals eerder aangegeven, scherp in de gaten gehouden. Bovendien
zijn aanvullende investeringen nodig voor het op peil houden van de veiligheid en
operationele relevantie. Defensie zal dit bedrag met het oog op bewuste ontkoppeling
buiten het projectbudget, maar binnen de Defensiebegroting, opvangen (zie vertrouwelijke
bijlage 2 bij de voortgangsrapportage)3.
Effectievere governance
De onderzoeken naar de oorzaken van tijdsoverschrijdingen en de doorlichting van de
programmaorganisatie maken duidelijk wat de afgelopen jaren bij Defensie niet goed
is gegaan in het vervangingsprogramma. Er zijn bijvoorbeeld onrealistische doorlooptijden
gehanteerd en het zorgvuldig doorlopen van het proces voerde in de besluitvorming
vaak de boventoon in plaats van sturing op het kader «tijd». Daarbij is niet goed
genoeg gecommuniceerd tussen verschillende lagen van de governance en werd informatie
over een realistische planning onvoldoende gedeeld. Gevolg daarvan was dat intern
en extern werd vastgehouden aan een niet realistische planning. Om dit in de toekomst
zo veel mogelijk te voorkomen, breng ik veranderingen aan in de governance. Ik wil
bovendien een cultuur bevorderen van rolvastheid en zelfkritisch vermogen. Met het
uitvoeren van de onderzoeken is een belangrijke stap gezet om tekortkomingen te adresseren
en lessen te leren, van het bestuurlijk niveau tot en met het programmamanagement,
ook met het oog op andere (toekomstige) materieelprojecten. Ik ben mij ervan bewust
dat Defensie het nu bovenal in de praktijk moet laten zien.
De aanbevelingen uit de onderzoeken impliceren een breed palet aan verbetermaatregelen.
Het integrale overzicht treft u aan als bijlage 1 bij de voortgangsrapportage4. Ik heb besloten het overgrote deel van de aanbevelingen over te nemen. De maatregelen
hebben onder meer betrekking op versimpeling van de governance-structuur, betere sturing
en communicatie, versterking van het projectteam, en professionalisering van de planning
en het risicomanagement. Dit heeft ook gevolgen voor de wijze waarop Defensie in het
vervolg zal communiceren over doorlooptijden en mijlpalen waarvoor nog geen precieze
inschatting kan worden gemaakt. Hierbij is het realistischer om bandbreedtes te gebruiken
en buffers in de planning op te nemen om tegenvallers te kunnen opvangen. Risicoanalyses
op basis van verschillende scenario’s en probabilistische doorrekening van de tijdlijn
geven een beter beeld waarmee rekening moet worden gehouden, en zullen als sturingsinstrument
verder worden geprofessionaliseerd. Drie maatregelen neem ik niet over. Deze beogen
het projectteam te versterken en de afstand tot de uitvoering te verkleinen, maar
zouden het in de praktijk lastig maken om de rolvastheid van beleid en uitvoering
te borgen. De personele versterking van het projectteam was reeds voorzien en wordt
voortvarend ter hand genomen.
Aanpak vervolg programma
Alles overziend, heb ik besloten om meer focus aan te brengen. Defensie gaat direct
over tot de voorbereiding van een offerteaanvraag in concurrentie, op basis van een
leveringscontract. Dit betekent de uitwerking van een beoordelingskader en gunningsmodel
plus het finaliseren van het programma van eisen voor het leveringscontract van de
onderzeeboot. Het gevolg is dat het resterende deel van de dialoog komt te vervallen.
Bij de eerstvolgende mijlpaal, zijnde het beoordelingskader, gunningsmodel en eisenpakket,
zal ik uw Kamer vertrouwelijk informeren over de afweging tussen primaire en secundaire
eisen en de gevolgen voor strategische autonomie die voortvloeien uit de daaraan gerelateerde
gemaakte keuzes, zoals gevraagd in de motie Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 43). Ik verwacht uw Kamer hierover na de zomer, voorafgaand aan de offerteaanvraag vertrouwelijk
te kunnen informeren. De vertrouwelijkheid is nodig omdat het om informatie gaat uit
het aanbestedingsdossier.
Defensie werkt vervolgens toe naar het uitsturen van een offerteaanvraag voor het
leveringscontract, inclusief aspecten van wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en
strategische autonomie waar de Kamer om heeft verzocht in de motie Van Wijngaarden
c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 43) en de motie Stoffer c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 36). In het leveringscontract zorgt Defensie voor voldoende waarborgen om de instandhouding
vanuit de regierol in Den Helder duurzaam vorm te kunnen geven, bijvoorbeeld door
te investeren in gebruiksrechten en infrastructuur. Defensie gunt hierbij om inhoudelijke
redenen niet op levensduurkosten en contracteert instandhouding na de keuze voor een
werf en een product. Hierdoor zijn de instandhoudingsfilosofie en het langdurige partnerschap
tussen de DMI in Den Helder en de winnende werf, met betrokkenheid van het Nederlandse
bedrijfsleven en kennisinstellingen, beter op te zetten.
De planning wordt stap voor stap bezien en bijgesteld, waar nodig. Defensie streeft
ernaar de offerteaanvraag (Request for Quotation) in het laatste kwartaal van 2022 te kunnen sturen naar de kandidaat-werven, gevolgd
door een offertetraject van naar schatting een jaar tot het gunningsbesluit. Deze
periode van een jaar berust op de aanname dat Defensie ten minste één geldige bieding
ontvangt. Ik zal de Tweede Kamer vervolgens middels een D-brief informeren over de
keuze voor het product en de geselecteerde werf met de daarbij vastgestelde oplevertermijn
en prijs. Na parlementaire behandeling van de D-brief zal Defensie de overeenkomst
met de werf bekrachtigen en het af te sluiten contract met de werf en het Memorandum of Understanding met betreffende nationale overheid ondertekenen.
Zoals gezegd, wordt de planning geactualiseerd bij het bereiken van een mijlpaal of
zodra er nieuwe informatie beschikbaar wordt die daartoe noopt. Indicatief kan ik
op basis van de nu beschikbare informatie melden dat bij de gewijzigde aanpak het
beoogde moment waarop de eerste twee nieuwe onderzeeboten fully operational capable beschikbaar zijn, naar verwachting zal vallen in de bandbreedte 2034 – 2037. Dat
is wellicht sneller dan wanneer zou worden vastgehouden aan het huidige proces (2035
– 2038), maar veel later dan de planning zoals in de basisrapportage gemeld (uiterlijk
eind 2031). Bovendien moeten we realistisch zijn en kunnen er altijd tegenvallers
optreden, zoals vertraging bij de bouw en beproevingen, ongeldige biedingen, of ontwikkelingen
in de geopolitieke situatie waarop nu nog geen zicht is.
Omwille van de continuïteit van de onderzeedienst wordt er langer doorgevaren met
de huidige Walrusklasse. Ik wil echter nogmaals benadrukken dat het langer doorvaren
bovenal veilig en verantwoord moet zijn. Zoals hierboven is toegelicht, koppel ik
het langer doorvaren met en de investeringen in de Walrusklasse los van het programma
vervanging onderzeebootcapaciteit. In de komende periode laat ik het risicoprofiel
actualiseren en risico-mitigerende maatregelen verder uitwerken. Daarnaast zal ook
de businesscase worden geactualiseerd, waarbij uitgangspunten worden uitgewerkt zoals
het ontkoppelen van het leveringscontract en de instandhouding evenals het in balans
brengen van de risicoreservering en basisraming.
Uw Kamer heeft gevraagd om een technische briefing over strategische autonomie in
relatie tot dit dossier. Ik stel voor deze briefing in april te laten plaatsvinden,
voordat de Kamer voorafgaand aan de offerteaanvraag vertrouwelijk wordt geïnformeerd
over de afwegingen in het gunningsmodel voor de offerteaanvraag.
Tot slot
De investering in een toekomstbestendige Nederlandse onderzeebootcapaciteit houdt
mede in het licht van de recente ontwikkelingen langs de oostflank van het NAVO-grondgebied
hoge prioriteit. Het vervangingstraject is een proces van de lange adem, maar met
een scherpere inhoudelijke afbakening, effectievere governance en geactualiseerde
projectkaders, kan Defensie de komende periode gericht vervolgstappen zetten.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Indieners
-
Indiener
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.