Brief regering : Technische wijziging Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie inzake de productiebeperking
35 668 Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie
Nr. 50
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2022
Sinds 1 januari 2022 is de tijdelijke productiebeperking kolencentrales op grond van
                  artikel 3, tweede tot en met zesde lid, van de Wet verbod op kolen bij de elektriciteitsproductie
                  van kracht. Sindsdien is er onduidelijkheid ontstaan over de uitvoering van de maatregel
                  voor de kolencentrale waarin naast elektriciteit ook warmte wordt geproduceerd. Voor
                  de vaststelling welke hoeveelheid CO2 wordt geproduceerd als gevolg van de elektriciteitsproductie met kolen is het noodzakelijk
                  dat voor die centrale aanvullende gegevens worden overgelegd. Deze onduidelijkheid
                  is pas na invoering van de productiebeperking naar voren gekomen. Omdat duidelijkheid
                  hierover in verband met de aanvraag van de nadeelcompensatie door de exploitanten
                  van de kolencentrales gegeven moet worden voor 31 maart, informeer ik u met deze deze
                  brief over dit voornemen voorafgaand aan de voordracht van het wetsvoorstel.
               
Ik bereid thans een wetsvoorstel voor om deze onduidelijkheid weg te nemen. Aan de
                  te overleggen gegevens wordt dan toegevoegd het activiteitsverslag van de productie-installatie
                  die zowel elektriciteit als warmte produceert op grond van Uitvoeringsverordening
                  van 31 oktober 2019 van de Commissie, tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering
                  van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de verdere regelingen
                  voor de aanpassingen van de kosteloze toewijzing van emissierechten als gevolg van
                  veranderingen in het activiteitsniveau betreft (PbEU 2003, L 282). In het kader van
                  de toewijzing van emissierechten dienen deze gegevens al aan de NEa te worden overgelegd.
                  Zonder een grondslag in de wet kan dit activiteitsverslag evenwel niet door het bestuur
                  van de NEa die namens mij de handhaving van de productiebeperking uitvoert worden
                  gebruikt. Daarom is deze aanvullende verplichting noodzakelijk. Het betekent wel dat
                  deze aanvullende verplichting voor de betrokken centrale geen aanvullende administratieve
                  lasten oplevert. In het voorstel zal ik tevens een actualisatie van de toepasselijke
                  Europese uitvoeringsverordening voor het emissieverslag meenemen en een kleine tekstuele
                  verduidelijking van de productiebeperking doorvoeren.
               
Het is de bedoeling dat de hierbij aangekondigde technische wijziging van de maatregel
                  terugwerkt tot en met 1 januari 2022. Gelet op de aard van de wijziging en het feit
                  dat geen van de kolencentrales hierdoor wordt benadeeld, is dit gerechtvaardigd.
               
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie