Brief regering : Voortgangsrapportage Tracéwetplichtige projecten tweede helft 2021
35 925 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2022
Nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2022
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
de Voortgangsrapportage toe van de Tracéwetplichtige projecten over de tweede helft
van 20211.
De invloed van de stikstofproblematiek op de voortgang van de projecten is hierin
duidelijk zichtbaar. Daarnaast is voor een aantal projecten de planning om andere
redenen aangepast.
Invloed van de stikstofproblematiek: systeem en onderzoekslast
In de MIRT-brief van 9 juni 2021 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 62) bent u geïnformeerd over het effect dat de stikstofproblematiek op de planning van
onderdelen van het MIRT-programma kan hebben.
Systeem
Sinds 2019 is er, onder andere via het stikstofregistratiesysteem (SSRS) gewerkt aan
mogelijkheden om de ruimtelijke ontwikkeling op gang te houden, opdat Nederland veilig
en bereikbaar blijft. Het SSRS is momenteel alleen te gebruiken voor woningbouw en
voor zeven MIRT-projecten.2
Daarom blijven we per project zoeken naar aanvullende maatregelen in de vorm van mitigatie
of compensatie. Met de inwerkingtreding van het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering
(Kamerstuk 35 600, nr. 55) is de bouw-/aanlegfase van bouwactiviteiten vrijgesteld van de vergunningplicht
voor tijdelijke stikstofeffecten gedurende de aanlegfase van het project.
Dit levert een belangrijke bijdrage aan het op peil houden van de werkgelegenheid
in de bouw- en infrastructuursector, maar het is geen oplossing voor eventuele stikstofdepositie
in de gebruiksfase van projecten.
Onder coördinatie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is onderzoek
gedaan naar maximale rekenafstanden voor verschillende emissiebronnen in alle sectoren.
Op basis daarvan heeft het kabinet op 9 juli 2021 besloten om bij depositieberekeningen
voor de toestemmingverlening voor alle typen emissiebronnen een maximale rekenafstand
van 25 km te hanteren.3
In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek naar een maximale rekenafstand bent
u op 9 juni 2021 geïnformeerd dat er geen tracébesluiten worden genomen waarbij voor
stikstofberekeningen een maximale rekenafstand van 5 km werd gehanteerd.4 Projecten die al dicht tegen besluitvorming aan zaten, hebben moeten wachten op de
besluitvorming naar aanleiding van de uitkomsten van genoemd onderzoek. Daarom hebben
de genoemde zeven MIRT-projecten vertraging opgelopen. Door de maximale rekenafstand
van 25 km moeten voor deze projecten nieuwe stikstofberekeningen en beoordelingen
worden gedaan.
Onderzoekslast
Het gaat daarbij bovendien om een grotere onderzoekslast, omdat sprake is van een
ruimere maximale rekenafstand dan voorheen. De beschikbare capaciteit aan deskundigen
om stikstofberekeningen uit te voeren en mogelijke stikstofeffecten te kunnen beoordelen,
is beperkt. Hierdoor kunnen niet alle projecten tegelijk van deze capaciteit gebruikmaken.
Dat betekent dat er keuzes gemaakt zullen worden, waarbij het onvermijdelijk is dat
sommige projecten hierdoor in planning naar achter zullen schuiven, dan wel tijdelijk
«on hold» zullen moeten worden gezet.
De beschikbare capaciteit aan deskundigen is met prioriteit gebruikt voor projecten
waarvoor een Tracébesluit al bij de Raad van State ligt. Dit betreft twee projecten.
Allereerst is de capaciteit gebruikt voor de actualisatie van het stikstofonderzoek
voor de ViA15 dat op 13 september 2021 aan de Raad van State is gestuurd.5 Sindsdien wordt de capaciteit ingezet voor de actualisatie van het stikstofonderzoek
van het Tracébesluit voor de A27/A12 Ring Utrecht.
De effecten van stikstof op de voortgang van andere projecten is daarmee nog niet
definitief aan te geven. Maar het is zeer waarschijnlijk dat dit jaar nog meer wijzigingen
in de planning te verwachten zijn. Over deze wijzigingen zal ik u alsdan informeren.
Aanpassing van de planning
Van de volgende projecten is de planning van de voortgang aangepast:
A2 Deil – Den Bosch – Vught
Op 7 juni 2021 is u de ontwerpstructuurvisie van dit project toegezonden (Kamerstuk
35 861, Nr. 1). Het besluitvormingsproces voor het Voorkeursalternatief en de bijbehorende bestuursovereenkomst
met de regio duurde langer dan voorzien. De mijlpalen voor de Voorkeursbeslissing
en het ontwerpTracébesluit zijn daarom bijgesteld naar 2022 en 2024.
A9 Rottepolderplein
Omdat er voor de oorspronkelijke scope van het project geen kansrijke oplossingsrichtingen
voorhanden waren, is de scope en planning van het project aangepast. Het Voorkeursalternatief
is nu voorzien medio 2022. Door beperkte capaciteit bij RWS is het nog onduidelijk,
of de planuitwerking daarna gestart kan worden.
A27 Almere Haven – Eemnes
Bij de voorbereiding van de Startbeslissing zijn twijfels ontstaan over de raming
die ten grondslag lag aan de afspraak uit het Bestuurlijk Overleg MIRT 2020. Een robuustere
raming wordt nu opgesteld. Hierdoor kan de startbeslissing in Q2 2022 worden genomen.
N33 Zuidbroek – Appingedam
Door financiële tekorten en door het uitvoeren van nieuwe stikstofberekeningen loopt
de planning van dit project uit. Er is nog geen herziene planning te geven.
SmartWayz.NL: A58 Breda – Tilburg
Door de stikstofdepositie en een financiële tegenvaller is het vaststellen van het
Voorkeursalternatief bijgesteld naar medio 2022.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat