Brief regering : Rapport "De kwaliteit van het hoger onderwijs ten tijde van Covid-19"
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 949
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2022
Zoals aangekondigd in het servicedocument hoger onderwijs d.d. 7 april 20211 hebben de NVAO en de Inspectie van het Onderwijs (hierna: IvhO) de opdracht gekregen
om een gezamenlijke thematische analyse uit te voeren naar de kwaliteit van het hoger
onderwijs in coronatijd, met als doel een landelijk beeld te krijgen van de gevolgen
van de omschakeling naar online afstandsonderwijs. Het verheugt mij dat ik het eindrapport2 – met daarin geleerde lessen juist ook voor de situatie ná de pandemie – aan kan
bieden aan uw Kamer op het moment dat het hoger onderwijs weer volledig open is en
de laatste Covid-19 beperkingen in de maatschappij zijn opgeheven. In deze brief ga
ik in op de belangrijkste aanbevelingen van NVAO en IvhO en onderschrijf ik de waardering
voor de sector die uit het rapport spreekt.
De NVAO en IvhO hebben de vier standaarden uit het NVAO-kader voor beperkte opleidingsaccreditatie
gebruikt als basis voor de analyse: (1) beoogde leerresultaten, (2) onderwijsleeromgeving,
(3) toetsing en (4) gerealiseerde leerresultaten. Voor iedere standaard zijn deelvragen
geformuleerd. Voor het beantwoorden van de vragen is – zoals ook opgenomen in de opdrachtbeschrijving
– gebruik gemaakt van de eigen onderzoeken en evaluaties van de hoger onderwijsinstellingen,
van interne bronnen van NVAO en IvhO en van gesprekken met stakeholders en experts.
Het onderzoek is beperkt tot het bekostigd hoger onderwijs.
Door een uitzonderlijke inzet en samenwerking gedurende de pandemie is het hoger onderwijsveld
erin geslaagd de kwaliteit van het onderwijs in grote lijnen overeind te houden. Er
is vastgehouden aan de bestaande eindkwalificaties, de toetsing is merendeels volgens
de bestaande kaders doorgegaan, en voor de meeste studenten hebben de maatregelen
geen negatieve gevolgen gehad voor de studievoortgang. De medezeggenschapsraden en
examencommissies zijn betrokken bij de noodzakelijke aanpassingen aan onderwijs en
toetsing en de kwaliteitszorgcyclus is gecontinueerd. Gedurende de crisis is de samenwerking
tussen de verschillende partijen in het hoger onderwijs geïntensiveerd, waardoor onder
andere best practices en ervaringen met online onderwijs snel gedeeld konden worden.
Uit de grote hoeveelheid eigen onderzoeken en evaluaties van instellingen en de landelijke
onderzoeken en monitors waarvan de NVAO en IvhO gebruik konden maken, spreekt de kwaliteitscultuur van de hoger onderwijsorganisaties en het stelsel waarin het evalueren van
en reflecteren op het eigen handelen vanzelfsprekend is. Ik spreek hierbij dan ook
mijn bewondering uit voor de veerkracht en responsiviteit van het hoger onderwijsveld.
De grote inzet die gepleegd is om de kwaliteit van het onderwijs in stand te houden,
laat onverlet dat de pandemie en de beperkingen die hierdoor werden opgelegd grote
negatieve impact hebben gehad. Geen direct contact en interactie met medestudenten
en docenten, het niet of in een andere vorm kunnen doorgaan van praktijkervaring en
internationale ervaring hebben geleid tot een minder contextrijke en daarmee een verschraalde
leerervaring voor studenten. Het langdurige afstandsonderwijs heeft bijgedragen aan toegenomen gevoelens van somberheid en eenzaamheid onder
studenten, zoals ook uit de «Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten
hoger onderwijs» naar voren is gekomen.3 De hoge werkdruk door de noodzakelijke omschakeling naar online onderwijs en het
gemis aan direct contact met collega’s en studenten heeft ook bij docenten bijgedragen
aan gevoelens van verminderd welzijn.
De pandemie heeft geleerd hoe belangrijk direct contact en interactie tussen studenten
onderling en tussen studenten en docenten is. Gelukkig is dit nu weer mogelijk, maar
investeren in het welzijn van studenten en docenten en in de sociale binding met de
opleiding blijft noodzakelijk. Instellingen besteden bijna 30% van de NPO-middelen
aan het versterken van welzijn en sociale binding met de opleiding. Het hoger onderwijs
kon vanaf 1 juli 2021 aanspraak maken op de subsidieregeling «extra hulp voor de klas»
om docenten te ondersteunen in het organiseren van het onderwijs in coronatijd.
Studenten maken zich zorgen omdat zij zich niet altijd volwaardig gekwalificeerd voelen
en over het gemis aan sociale en persoonlijke vorming. In een aantal gevallen hebben
uitgestelde stages en praktijkcomponenten studievertraging veroorzaakt. Universiteiten
en hogescholen maken zich zorgen over de studievoortgang van specifieke groepen studenten.
Bijvoorbeeld doordat het uitgestelde of aangepaste bsa voor studenten met achtergebleven
studieprestaties zal leiden tot studievertraging later in de studie.
Ik roep de hogescholen en universiteiten dan ook op om studenten gemiste leerervaringen
in te laten halen, de studievoortgang van studenten te monitoren, om gerichte begeleiding
en ondersteuning te bieden en om speciale aandacht te besteden aan de groep eerste-
en tweedejaarsstudenten die immers veel gemist heeft.
Al voor de pandemie waren hogescholen en universiteiten bezig met digitalisering van
het onderwijs en de inzet van blended learning. Die ontwikkelingen zijn door de coronacrisis
in een stroomversnelling geraakt, waarbij de digitale en didactische vaardigheden
van de docenten op het gebied van online onderwijs in de loop van de crisis sterk
zijn verbeterd. NVAO en IvhO constateren dat fysiek en digitaal onderwijs elkaar goed
kunnen aanvullen, en adviseren om een visie op de digitalisering van het hoger onderwijs
te ontwikkelen en hier blijvend in te investeren. Met het veld werk ik aan een nadere
visie op online onderwijs die ik in het najaar van 2022 wil delen met de Kamer.
De toetsing heeft gedurende de pandemie doorgang gevonden, maar moest vaak worden
omgezet naar een online toets, vervangende opdracht of mondeling examen. Voor de grote
online toetsen was fraudepreventie een aandachtspunt. Hiervoor is door een deel van
de universiteiten en hogescholen proctoring software of online surveillance ingezet.
Vanwege de privacy-aspecten beschouwen veel instellingen de inzet van proctoring als
een laatste redmiddel. Met de versoepelingen werd toetsen op locatie weer mogelijk.
NVAO en IvhO bevelen de instellingen aan om als online toetsing plaatsvindt, middelen
ter voorkoming van fraude in te zetten om betrouwbaarheid en validiteit van de toets
te borgen.
Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor deze thematische analyse van NVAO
en IvhO. De samenwerking tussen deze twee instanties en het bundelen van hun expertise
en methoden heeft geleid tot een waardevolle analyse van de kwaliteit van het hoger
onderwijs in coronatijd en de lessen die we hieruit kunnen trekken.
Aanvullend op deze analyse van de kwaliteit van het hoger onderwijs laat ik een evaluatie
van de inzet van de servicedocumenten in het mbo en ho ten tijde van corona, zowel
van de inhoud als van het proces, uitvoeren. Uw Kamer ontvangt de resultaten hiervan,
samen met de tweede voortgangsrapportage NPO, eind mei.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap