Brief regering : Wijzigingen in het nareisbeleid
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2835
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2022
Op 26 januari jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak1 gedaan over een aanvraag voor gezinshereniging in het kader van nareis. Naar aanleiding
van de uitspraak zie ik reden het nareisbeleid aan te passen.
Nareis is een bijzondere vorm van gezinshereniging voor gezinsleden van asielstatushouders.
Het beleid is ingericht om gezinnen die door de vlucht van elkaar gescheiden zijn
geraakt met elkaar te herenigen. Daarom is het belangrijk om bij de beoordeling van
deze aanvragen zorgvuldig rekening te houden met alle omstandigheden in het land van
herkomst, omstandigheden die door de vlucht zijn ingegeven en overige, individuele
omstandigheden die aan de aanvraag ten grondslag liggen. De Afdeling geeft in de onderhavige
uitspraak specifiekere aanwijzingen in de wijze waarop deze elementen voortaan dienen
te worden meegewogen. Om aan die aanwijzingen invulling te geven, zal ik het beleid
zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire dit voorjaar op de hieronder genoemde
onderwerpen aanpassen.
Documentatie
Bij het indienen van een nareisaanvraag blijft het allereerst aan de betrokkenen om
ondersteunende documenten te verstrekken. Als dat niet mogelijk is, dan moet hiervoor
een verklaring worden gegeven.
Alle documenten die bij een aanvraag worden overgelegd, zullen integraal en in onderlinge
samenhang worden betrokken bij het oordeel of de identiteit en de gezinsband aannemelijk
zijn gemaakt. Het verschil tussen officiƫle, door de autoriteiten afgegeven stukken
en ondersteunde, onofficiƫle documenten zal daarbij van belang blijven omdat deze
verschillende bewijswaarden kunnen dragen. Zij zullen echter, anders dan voorheen,
niet langer los van elkaar worden beoordeeld.
Het zal nog steeds kunnen voorkomen dat de gegeven verklaring omtrent het ontbreken
van de relevante documenten niet plausibel kan worden geacht. Dit kan het geval zijn
wanneer er op basis van de relevante landeninformatie aanwijzingen zijn dat betrokkenen
wel over de documenten kunnen beschikken, of wanneer de verklaring evident niet strookt
met de informatie zoals die bekend is. De IND zal in die gevallen niet direct overgaan
op een afwijzing van de aanvraag, maar dit gegeven betrekken bij de integrale beoordeling.
Evenredige eisen aan bewijs
Omdat de eisen die aan het geleverde bewijs gesteld mogen worden, wel evenredig moeten
zijn aan andere relevante elementen in de zaak, zal de IND voortaan explicieter dan
voorheen bij de beoordeling betrekken of er concrete aanwijzingen zijn dat de gevraagde
documenten wel in het bezit van de betrokkenen hadden kunnen of moeten zijn. Zo zal
beter kunnen worden geborgd dat de gestelde eisen evenredig zijn aan de administratieve
praktijk in het land van herkomst en de persoonlijke omstandigheden waarin men verkeert.
Aangetoonde gezinsband
Tot op heden waren de beoordeling van de gestelde identiteit en de gestelde gezinsband
vrij zelfstandige onderdelen van het uiteindelijke besluit. Wanneer de gezinsband
bijvoorbeeld al wel was aangetoond, maar de identiteit nog niet, kon de IND een interview
opzetten om ook de identiteit nader te onderzoeken. Als de identiteit niet kon worden
aangenomen, kon van een positief besluit op de aanvraag geen sprake zijn.
In navolging van het oordeel van de Afdeling zullen, wanneer het rechtsvermoeden bestaat
dat betrokkenen daadwerkelijk een biologisch kerngezin vormen met het gezinslid in
Nederland, minder hoge eisen worden gesteld aan het bewijs van de identiteit. In praktijk
betekent dit dat het goed denkbaar is dat bij aangetoond biologische kerngezinnen
minder vaak een identificerend gehoor nodig zal zijn.
Wanneer er indicaties zijn dat er in het kader van nationale veiligheid of 1F aanvullende
vragen zijn, zal de IND nog altijd wel zorgvuldig nader onderzoek naar de identiteit
verrichten.
Beoordeling voordeel van de twijfel
In aanvulling op het bestaande kader zal de IND voortaan in iedere zaak expliciet
kenbaar maken en op het individuele geval toespitsen, of er aanleiding bestaat om
op basis van alle overgelegde stukken en verklaringen het voordeel van de twijfel
te gunnen aan de vreemdelingen. Wanneer bijvoorbeeld geen plausibele uitleg is gegeven
voor het ontbreken van documenten, wordt dit gegeven betrokken bij de beoordeling
of er aanleiding bestaat de vreemdeling het voordeel van de twijfel te gunnen.
Aan dit voordeel kan vervolgens vorm worden gegeven middels het aanbod voor een nader
onderzoek, of een positief besluit op de aanvraag. Indien er minderjarige (biologische)
kinderen betrokken zijn, dan spelen hun belangen een belangrijke rol. In de praktijk
is het hierom goed denkbaar dat de IND betrokkenen vaker tegemoet zal komen met een
nader onderzoek naar de gezinsband, zeker wanneer sprake is van minderjarige kinderen.
Met de hiervoor omschreven aanpassingen in het beleid en de uitvoering kan, nog meer
dan al het geval was, rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden waarin
vluchtelingen en hun gezinsleden zich bevinden. De beoordeling van een nareisaanvraag
zal zo een meer integraal karakter krijgen en de samenwerkingsplicht die er tussen
overheid en vreemdeling bestaat, evenrediger verdelen. Deze wijzigingen zullen worden
opgenomen in de Vreemdelingencirculaire. Daarnaast zal de IND ter toelichting voor
de beslispraktijk een openbare Werkinstructie opstellen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid