Brief regering : Passende bekostiging voor integrale geboortezorg
32 279 Zorg rond zwangerschap en geboorte
Nr. 221 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 21 maart 2022.
Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op 20 april 2022.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2022
In oktober1 2021 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over dat samen met de geboortezorgpartijen
gewerkt wordt aan een verbeteraanpak voor integrale geboortezorg en dat een passende
bekostiging hierin een belangrijk element is. Aangegeven is dat aan de slag wordt
gegaan met een aanpak om tot een beter passende bekostiging te komen en dat besluitvorming
nodig is over het vervolg op het huidige experiment integrale bekostiging, dat dit
jaar afloopt2.
In deze brief licht ik u allereerst mijn voornemen toe betreffende deze besluitvorming
rondom de bekostiging van integrale geboortezorg. Mijn uitgangspunt daarbij is dat
de kwaliteit van zorg voor moeder en kind voorop staat. Om te komen tot integrale,
passende zorg is de samenwerking vanuit gelijkwaardigheid tussen alle geboortezorgprofessionals
van essentieel belang. Op die manier kan de eerstelijns verloskundige voor, tijdens
en na de bevalling optimaal zorg verlenen aan moeder en kind met inzet van de medische
expertise van de gynaecoloog waar nodig. De inzet van de kraamverzorgende sluit daar
naadloos op aan. Om ruimte te bieden aan domeinoverstijgende geboortezorginitiatieven
is de integrale bekostiging een passende systematiek.
Aan mijn voornemen is een uitgebreid inhoudelijk proces voorafgegaan, waarover ik
u ook informeer. Ik schets u de stappen die ik op basis van de opbrengst van dit proces
wil zetten en hoe het vervolgproces eruitziet. Tevens voldoe ik met deze brief aan
het verzoek de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 december
2021 betreffende een stand van zakenbrief over de integrale bekostiging van de geboortezorg.
Voorgenomen besluit samengevat
Ik ben voornemens om:
• De huidige monodisciplinaire bekostiging voort te zetten.
• Het huidige experiment integrale bekostiging per 1 januari 2023 op te nemen in de
reguliere bekostiging. Hiervoor ben ik voornemens een aanwijzing aan de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) te geven.
• Hiermee expliciet niet één vorm van bekostiging leidend te laten zijn.
• De monodisciplinaire bekostiging door te ontwikkelen naar een beter passende bekostiging,
waarbij in ieder geval de volgende onderwerpen worden verkend:
o het uitwerken van cliëntprofielen;
o het bekostigen van samenwerking tussen geboortezorgpartijen om deze samenwerking verder
te stimuleren;
o de bekostiging van acute verloskunde in samenhang zien met het toekomstbestendig maken
van de acute zorg.
Verdere kernpunten van deze brief
• Terugblik op het experiment integrale bekostiging en het proces afgelopen jaar.
• De inhoudelijke uitleg van de route naar passende bekostiging voor integrale geboortezorg,
bestaande uit twee parallelle sporen.
• Reactie op de zorgen en aandachtspunten die in het veld leven.
• De zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan ben op grond van artikel 7 van
de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) aan de NZa te geven. Overeenkomstig artikel
8 van de Wmg ga ik tot het geven van de aanwijzing niet eerder over dan nadat dertig
dagen zijn verstreken na verzending van deze brief3.
• Monitoring door de NZa en het RIVM.
• Het voornemen om de NZa om advies te vragen of en hoe zij in haar reguliere beleidscyclus
voor de verloskunde en kraamzorg tot een tijdelijke oplossing voor het financieren
van tolken kan komen.
Toezeggingen
Met deze brief doe ik de toezegging om aan de slag te gaan met een plan voor de bekostiging
van geboortezorg4 af.
Moties
In deze brief geef ik uitleg over de invulling van de gewijzigde motie van de leden
Bergkamp (D66) en Laan-Geselschap (VVD) over ruimte die er bestaat voor experimenten
met andere vormen van bekostiging onder de aandacht brengen van alle veldpartijen5. Dit geldt ook voor de motie van de leden Van den Berg en Bergkamp over de integrale
geboortezorg nauwgezet monitoren6.
Terugblik op het experiment integrale bekostiging
Om de onderlinge samenwerking tussen zorgaanbieders in de geboortezorg verder te stimuleren,
is sinds 1 januari 2017 integrale bekostiging van de geboortezorg mogelijk. Dit is
vormgegeven in de experimentbeleidsregel integrale geboortezorg bij de NZa. Dit houdt
in de praktijk in dat een zorgverzekeraar met een integrale geboortezorgorganisatie
(IGO) tarieven afspreekt voor integrale prestaties waarin de zorg van verschillende
disciplines (onder andere de verloskundige, gynaecoloog en kraamzorg) is samengenomen.
Het experiment liep in eerste instantie tot en met 2021 en is in 2020 geëvalueerd
door de NZa. Daarnaast heeft het RIVM in 2020 onderzoek gedaan naar de effecten van
de integrale bekostiging van de geboortezorg. Kern uit deze rapporten, die enkel de
eerste twee jaar van het experiment beslaan, is dat de kwaliteit ten minste gelijk
is gebleven, de kosten minder hard gestegen zijn en de samenwerking is versterkt7.
Op basis van hun evaluatie en dit onderzoek van het RIVM heeft de NZa in september
2020 geadviseerd om het experiment per 2022 onderdeel te maken van de reguliere bekostiging
naast de monodisciplinaire bekostiging. Mijn ambtsvoorganger was voornemens dit advies
op te volgen. De NZa adviseerde ook om per 2028 geheel over te gaan op integrale bekostiging
van de geboortezorg. Over deze zogenoemde stip op de horizon in 2028, dus de bekostigingsvorm
voor de lange termijn, was verschil van inzicht onder de geboortezorgpartijen. Een
deel van de partijen steunden het advies en wilden door met de verdere ontwikkeling
van de integrale bekostiging. Een ander deel van de partijen vond het te vroeg om
deze stip op de horizon te zetten vanwege onvoldoende aantoonbaar bewijs dat integrale
bekostiging bijdraagt aan de kwaliteit van zorg en vanwege de ervaren knelpunten met
het experiment, zoals administratieve lasten. Hierop is eind 2020 afgesproken dat
de betrokken partijen – op hun eigen verzoek – met elkaar in gesprek gaan om te proberen
meer overeenstemming te bereiken over de te zetten stip op de horizon en dat besluitvorming
betreft het geheel overgaan naar integrale bekostiging per 2028 nog uitblijft.
Uw Kamer heeft vervolgens begin 2021 per motie verzocht om het huidige experiment
met een jaar te verlengen om zo de ruimte te creëren voor partijen om wel tot een
gemeenschappelijk beeld te komen (Kamerstuk 29 323, nr. 151). Deze motie is opgevolgd waardoor het experiment eenmalig is verlengd en nu tot
1 januari 2023 loopt. Opnieuw verlenging van het experiment is op grond van de Wmg
geen optie.
In de tussentijd zijn in de eerste helft van 2021 vier partijen (de Patiëntenfederatie,
de NVOG, de KNOV en BO Geboortezorg) op hun eigen verzoek in gesprek gegaan over een
nieuwe stip op de horizon onder begeleiding van Common Eye als onafhankelijke gespreksleider.
De partijen zijn tot gezamenlijke uitgangspunten gekomen waaraan een bekostiging ondersteunend
moet zijn. Een nieuw bekostigingsvoorstel is dit echter (nog) niet. Daarnaast heeft
gedurende de zomerperiode ook met KPMG een traject gelopen om uitvoeringsvraagstukken
omtrent het experiment integrale bekostiging in kaart te brengen. Benodigde acties
met bijbehorende tijdlijn zijn in het zogenoemde «spoorboekje» integrale bekostiging
geboortezorg opgenomen. De rapporten zijn op 5 oktober aan uw Kamer aangeboden8.
In het najaar hebben IGO’s in verschillende brieven aan uw Kamer en het Ministerie
van VWS hun ervaring met integrale bekostiging gedeeld. Aangegeven wordt dat integrale
bekostiging bijdraagt aan de samenwerking, zorgt voor kwaliteitsverbeteringen in de
zorg en geen barrières opwerpt voor het verschuiven van zorg omdat er een gedeeld
belang is. Vanuit hun positieve ervaringen en resultaten zien zij graag deze vorm
van bekostiging gecontinueerd, waarbij opgemerkt wordt dat wat hen betreft het niet
de enige stip op de horizon hoeft te worden.
Route naar passende bekostiging voor integrale geboortezorg
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer geschreven dat de rapportages van Common Eye en
KPMG waardevolle input bieden om vervolgstappen te kunnen zetten in de doorontwikkeling
naar een passende bekostiging van integrale geboortezorg. Hierbij benadruk ik nogmaals
dat er op dit moment nog geen andere meer passende vorm van bekostiging voorhanden
is. Dit pleit voor een route om hiertoe wel te komen. Afgelopen najaar is daartoe
samen met de NZa een aanpak ontwikkeld. Hierbij dient de zorgstandaard integrale geboortezorg
als uitgangspunt. De route houdt in dat er voor de bekostiging twee parallelle sporen
komen:
1. Integrale bekostiging als regulier alternatief
2. Doorontwikkeling van de huidige (monodisciplinaire) bekostiging richting passende
bekostiging
Spoor 1: integrale bekostiging als regulier alternatief
De afgelopen jaren is veel ervaring opgedaan met en geleerd van gezamenlijke declaraties,
nauwere samenwerking en het verplaatsen van zorg. Aangezien het experiment per 2023
eindigt, vervalt die bekostigingsmogelijkheid vanaf dat moment. Gegeven de positieve
ervaringen van IGO’s, pleit dit ervoor om vanaf 2023 de integrale prestaties op te
nemen in de reguliere bekostiging als alternatief naast de monodisciplinaire bekostiging.
Dit sluit tevens aan bij het breed gedragen geluid dat bestaande IGO’s door moeten
kunnen. Het geeft ook de benodigde basis voor IGO’s die dat willen om verder te kunnen
investeren, meerjarencontracten aan te gaan en zorgverschuiving naar de eerste lijn
verder vorm te geven (en daarmee verder te leren en ontwikkelen).
De mogelijkheid om integrale prestaties te kunnen declareren heeft een bijkomend voordeel.
De prestatiebeschrijvingen in het experiment integrale geboortezorg zijn ruim omschreven.
Dit biedt mooie mogelijkheden voor regio’s die wellicht op één onderwerp samen willen
werken/declareren, maar (nog) niet over de volle breedte van de keten. Bijvoorbeeld,
samenwerkende zorgaanbieders declareren integraal voor een specifieke zorgpad, maar
blijven andere zorg monodisciplinair declareren. Integrale bekostiging biedt partijen
een flexibele mogelijkheid om laagdrempelig te experimenteren met andere samenwerkingsvormen
zonder dat er een nieuw bekostigingsexperiment op hoeft te worden gezet. Dit kan belangrijke
inzichten bieden voor de doorontwikkeling van de huidige bekostiging (zie spoor 2).
Vanuit het KPMG-traject is met het spoorboekje helder geworden dat de meest prominente
uitvoeringsvraagstukken en oplossingsrichtingen rondom integrale bekostiging gaan
over administratieve lasten en verdelen achter de voordeur. De oplossingsrichtingen
wijzen veelal richting gegevensuitwisseling en secundair datagebruik. Verschillende
benoemde punten uit het spoorboekje zijn al lopende acties. Van andere punten wordt
nog bepaald waar ze het best belegd kunnen worden. Verder hangen sommige acties samen
met inzicht creëren: onderzoek, evaluatie, definiëren, inventariseren. Deze «inzichtacties»
zijn van waarde omdat daarmee het vraagstuk naar passende bekostiging verder kan worden
gebracht, zowel voor IGO’s als verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s). Ik wil
komende periode dan ook graag met IGO’s aan de slag om knelpunten die zich voordoen
bij integrale bekostiging weg te nemen.
Spoor 2: doorontwikkeling huidige bekostiging richting passende bekostiging
Het rapport «Beter weten: een beter begin» (2020) van het RIVM en het rapport «Samen
(net)werken in de zorg: doorbreken van patronen» (2021) dat Berenschot opleverde in
opdracht van het Zorginstituut, bieden adviezen voor het doorontwikkelen van de bekostiging9. Daarnaast hebben vier partijen via het Common Eye-traject een set gezamenlijke uitgangspunten
voorgesteld voor het doorontwikkelen van de monodisciplinaire bekostiging. Samen kan
dit worden benut voor een bekostiging die optimaal de integrale geboortezorg ondersteunt.
Ik noem hieronder een aantal elementen uit het Common Eye-traject die ik expliciet
bij de doorontwikkeling wil betrekken.
Vanuit de NZa en het Ministerie van VWS wordt de meerwaarde van landelijke cliëntprofielen
– een voorstel in het rapport van Common Eye – gezien. In combinatie met betere landelijke
kwaliteitsregistratie en transparantie helpt dit regio’s om hun kwaliteit te meten
en te vergelijken; dit zijn ook centrale adviezen uit de RIVM en Berenschot rapporten.
Voorstel is om deze cliëntprofielen te gaan ontwikkelen. Dit is als eerste stap noodzakelijk
voordat de wenselijkheid van een koppeling met de bekostiging bepaald kan worden.
Inhoud van zorg is immers leidend voor de bekostiging en ook zonder dat er een koppeling
is met de bekostiging zijn cliëntprofielen belangrijk voor het meten en vergelijken
van kwaliteit.
Een ander uitgangspunt uit het rapport van Common Eye is dat samen organiseren nodig
is en dat dit niet vrijblijvend kan zijn. Het RIVM en Berenschot trekken dezelfde
conclusies. Het afzonderlijk bekostigen van een coördinerende functie voor samenwerking
kan stimulerend werken. Hieraan zou een breder pakket aan maatregelen voor de verbetering
van kwaliteit kunnen worden gekoppeld, waarbij verdere stappen worden gezet in de
integrale manier van werken inclusief het mogelijk apart stimuleren van de samenwerking
met een afzonderlijke bekostiging.
Verder hebben partijen in het Common Eye traject aangegeven dat zij graag zien dat
de beschikbaarheidsfunctie van de acute geboortezorg separaat bekostigd wordt. Ik
vind het belangrijk dat de acute verloskunde in samenhang gezien wordt met het toekomstbestendig
maken van de acute zorg. Ik zal de acute verloskunde om die reden daarbij betrekken
en voor de acute geboortezorg geen apart traject opstarten.
Compromis
Met de voorgestelde route bestaande uit twee sporen is nadrukkelijk een compromis
gezocht met het veld. Het maakt het mogelijk om verder te werken aan een passende
bekostiging via de uitgangspunten uit het Common Eye-traject, terwijl de integrale
bekostigingsmogelijkheid behouden wordt die nu al passend blijkt te zijn voor de regio’s
die daar al ervaring mee hebben opgedaan. Hiermee worden twee parallelle sporen bewandeld
om vandaaruit te komen tot een beter passende bekostiging. Er wordt dus geen stip
op de horizon gezet.
Met elke partij in de geboortezorgketen is individueel gesproken over deze aanpak
en zijn aandachtspunten opgehaald. Conclusie van deze gesprekken is dat het merendeel
van de partijen zich in de voorgestelde route kan vinden. Aangegeven is dat een besluit
en daarmee duidelijkheid voor het veld hard nodig is. De beschreven aanpak is daarmee
het best haalbare voor nu. Echter, de gehoopte consensus met alle partijen uit het
veld is niet bereikt. Er zijn enkele partijen die niet achter het regulier maken van
het huidige experiment staan.
Zorgen en aandachtspunten
Na de gesprekken met het veld is nog zorgvuldig naar enkele benoemde zorgen en aandachtspunten
die leven bij partijen gekeken. Zo wordt aangegeven dat integrale bekostiging niet
bewezen beter is voor de kwaliteit en samenwerking. Echter, op basis van de onderzoeken
die er liggen en signalen uit het veld, trek ik de conclusie dat het algemene beeld
is dat het functioneren in een IGO vooruitgang lijkt te betekenen. Uit een uitvraag
van de NZa onder zorgverzekeraars en IGO’s in 2021 blijkt dat door de verbeterde samenwerking
tussen beroepsgroepen kwaliteitsverbetering, substitutie en taakherschikking plaats
kon vinden. Ook maken zorgverzekeraars en IGO’s vaker en gemakkelijker kwaliteitsafspraken
met elkaar dan met monodisciplinaire aanbieders10.
Daarnaast hoor ik dat met deze aanpak een tweedeling in stand zou worden gehouden,
omdat er met twee vormen van bekostiging wordt gewerkt. Waar alle partijen in de geboortezorg
het over eens zijn, is dat de huidige monodisciplinaire bekostiging niet passend is.
Juist voor IGO’s, met hun vergaande vorm van samenwerking, is deze bekostiging niet
passend. Het zou een grote terugslag betekenen in de mate waarop zij zorg nu gezamenlijk
organiseren. Daarom is het onwenselijk dat de IGO’s terug zouden moeten vallen op
een bekostiging die onvoldoende recht doet aan de intensieve samenwerking binnen een
IGO. Idealiter wordt met één vorm van bekostiging gewerkt, maar op dit moment is er
geen draagvlak voor één vorm en deze aanpak biedt regio’s de vrijheid om zelf te bekijken
welke vorm van bekostiging passend is voor hen. Bij een gedeelte van de zorgaanbieders
is dat dus in de vorm van de huidige integrale bekostiging.
Verder is een zorg dat invoering van integrale bekostiging tot minder keuzevrijheid
voor de patiënt leidt. Keuzevrijheid is wettelijk vastgelegd en gaat over de keuze
voor een zorgprofessional. Hieraan kan en zal een bekostiging niets veranderen. Een
zwangere kan ook met integrale bekostiging nog steeds de verloskundige praktijk, kraamzorg
en gynaecoloog kiezen van haar voorkeur. Uit de evaluatie van de NZa in 2020 blijkt
dat er weinig verschil wordt ervaren in keuzebeperkingen tussen IGO en niet IGO regio’s.
Uit de uitvraag van de NZa uit 2021 blijkt dat verzekeraars geen vragen hierover ontvangen
van zwangeren.
Ook is aangegeven dat deze besluitvorming ervoor zorgt dat nieuwe IGO’s worden opgericht
zonder draagvlak in de regio. Concreet bestaat de zorg dat ziekenhuizen eigenstandig
slechts met één verloskundige praktijk een IGO zullen oprichten. IGO’s kunnen echter
niet zomaar partijen buitensluiten. Het moet voor alle zorgverleners mogelijk zijn
om toe te treden tot de IGO, net zoals het geval is bij de VSV’s. Dat betekent bijvoorbeeld
dat er redelijke en transparante toetredingseisen moeten zijn. Daarnaast houdt de
NZa toezicht op de ontwikkelingen in de sector. Vanuit die rol kan zij de ontwikkelingen
omtrent de oprichting van nieuwe IGO’s monitoren. Ik zal de NZa vragen ook de verschuiving
tussen de tweede en eerste lijn te monitoren. Indien daar aanleiding voor is, zal
de NZa onderzoeken of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Tot slot is aangegeven dat er door het in stand houden van twee bekostigingsvormen
geen ruimte is voor andere experimenten aangezien zorgverzekeraars geen derde bekostigingsvorm
contracteren. Hierop kan ik aangeven dat het voorstel juist is om de monodisciplinaire
bekostiging door te ontwikkelen zodat er geen extra derde spoor komt. Dit kan rechtstreeks
in het reguliere proces, zonder aanvullende experimenten. Zoals eerder benoemd geven
de integrale prestaties hiertoe wel degelijk ruimte.
Brieven verloskundigen en petitie
Eind 2021 hebben het Ministerie van VWS en de vaste commissie voor VWS enkele tientallen
ondertekeningen vanuit verloskundigen gehad op een brief waarin verzocht wordt het
experiment stop te zetten en integrale bekostiging niet regulier te maken. Ook is
de petitie tegen invoering van integrale bekostiging van de geboortezorg hervat vanuit
Noodalarm Geboortezorg, een platform van en voor zwangeren, ouders en zorgprofessionals.
De zorgen die genoemd worden, zoals het behoud van eerstelijnsverloskundigen en keuzevrijheid,
zijn mijn inziens niet afhankelijk van integrale bekostiging en, zoals ik hiervoor
al toelicht, niet terecht. De positie van de eerstelijnsverloskundige staat niet ter
discussie en moet juist versterkt worden om onnodige hospitalisering van de geboortezorg
te voorkomen. We hebben hen hard nodig om ook in de toekomst aan de zorgvraag te kunnen
voldoen. Juist met integrale bekostiging zie ik kansen om zorg te verschuiven en bij
(of langer in) de eerste lijn te houden, mede dankzij een sterkere samenwerking met
de tweede lijn. Tevens is het benoemde alternatief (het rapport van Common Eye) in
de brief (nog) geen uitgewerkte bekostigingsvorm. Het zijn uitgangspunten die zeker
van waarde zijn voor de doorontwikkeling, maar die expertise en tijd vragen om uit
te werken naar een voldragen bekostigingsvorm.
Vervolgproces
Alles overwegende ben ik van mening dat de voorgestelde route recht doet aan de verschillende
standpunten die er zijn en dat hiermee de impasse kan worden doorbroken waar we het
afgelopen jaar in terecht gekomen zijn, om op die manier met de sector vooruit te
komen. We zullen bij de doorontwikkeling opnieuw knelpunten tegenkomen en die zullen
ons helpen om, via leren en innoveren, toe te werken naar een passende bekostiging
voor de integrale geboortezorg.
Waarom nu een besluit?
Met het oog op het aflopen van het experiment per 1 januari 2023, kan een besluit
op dit punt niet langer worden uitgesteld. Het in stand laten van experimenten is
op basis van de Wmg alleen mogelijk voor de periode van één jaar na afloop van het
experiment. Dat betekent dat zonder besluit de integrale prestaties waarmee nu gewerkt
kan worden ophouden te bestaan. Los hiervan zou het onwenselijk zijn om een experiment
langer in stand te laten, omdat dit de IGO’s niet de zekerheid biedt die zij nodig
hebben om verder te ontwikkelen en zorgverschuiving verder vorm te geven. We laten
de huidige impasse dan voortduren. Zowel op inhoud als omwille van de duidelijkheid
in de sector acht ik het noodzakelijk dat ik dit besluit nu neem.
De NZa publiceert de beleidsregels voor 2023 uiterlijk 1 juli 2022. Voor deze datum
dienen verschillende stappen ondernomen te worden. De eerste stap is een voorhangprocedure
van 30 dagen van de zakelijke inhoud van de aanwijzing bij de Eerste en Tweede Kamer
(deze brief), op grond van artikel 8 Wmg. Daarna volgen een aanwijzing aan de NZa
en consultatie, uitwerking en vaststelling van de beleidsregel door de NZa. Voor dit
proces is een aantal maanden de tijd nodig. Omdat mijn ambtsvoorganger voor een langere
periode met de demissionaire status van het vorige kabinet te maken had, kon eerder
geen besluit genomen worden. Met het toezenden van het voornemen tot aanwijzing acht
ik het haalbaar om de bekostiging tijdig aan te passen voor de implementatie per 1 januari
2023. Bij een behandeling binnen de geldende (voorhang)termijnen voorzie ik vooralsnog
geen problemen voor een goede en tijdige implementatie van de beleidsregel.
Zakelijk inhoud aanwijzing NZa
Gelet op het bovenstaande ben ik voornemens om de NZa een aanwijzing te geven om de
integrale prestaties toe te voegen aan de reguliere bekostiging.
In de voorgenomen aanwijzing zal ik de NZa de opdracht geven om de inhoud van de huidige
experimentbeleidsregel integrale geboortezorg om te zetten in een reguliere bekostiging.
Hierbij verzoek ik de NZa in haar beleidsregels prestatiebeschrijvingen voor de integrale
geboortezorg een vrij tarief vast te stellen. De NZa kan voorschriften of beperkingen
verbinden aan de vaststelling van een tarief of een prestatiebeschrijving. Zoals gebruikelijk
zal de NZa haar concept beleidsregels consulteren bij het veld.
Vanaf 2023 zijn daarmee via de reguliere bekostiging voor de geboortezorg in ieder
geval de volgende twee vormen van bekostiging mogelijk: monodisciplinair (maximumtarieven
voor verloskundige zorg en kraamzorg en vrije tarieven in de medisch-specialistische
zorg) en integraal (vrije tarieven voor de integrale geboortezorg geleverd door de
genoemde disciplines samen). Daarbij merk ik op dat de kosten van de geleverde integrale
geboortezorg ten laste komen van de macrokaders medisch specialistische zorg, verloskunde
en kraamzorg, zodat, zoals ten tijde van het experiment, deze kosten ook verdeeld
worden over deze drie kaders. Alleen voor de medisch specialistische zorg geldt een
macrobeheersinstrument. Overeenkomstig artikel 8 van de Wmg ga ik tot het geven van
de aanwijzing niet eerder over dan nadat dertig dagen zijn verstreken na verzending
van deze brief11.
Monitoring
De NZa zal de ontwikkelingen rondom de bekostiging van geboortezorg nauwgezet monitoren.
Zij heeft toegezegd dit specifiek voor de ontwikkelingen rondom de integrale bekostiging
te zullen blijven doen. Ook het RIVM zal de komende jaren hun monitor passende bekostiging
integrale geboortezorg voortzetten. Zoals gezegd heb ik met de NZa en het RIVM afgesproken
dat zij in de monitoring onder andere de verschuiving van zorg in het kader van juiste
zorg op de juiste plek zullen volgen. Mocht blijken dat hier een onwenselijke beweging
gaande is, zal ik de NZa vragen te onderzoeken welke oorzaken hieraan ten grondslag
liggen. Daaropvolgend kan de NZa met veldpartijen in gesprek om aanvullende maatregelen
af te wegen danwel mij adviseren extra maatregelen te treffen.
Bekostiging van talentolken in de verloskunde en kraamzorg
Het RIVM adviseert in het rapport «Beter weten: een beter begin»12 om de geboortezorg te verbeteren voor met name vrouwen die geen of beperkt Nederlands
spreken en wijst hierbij onder meer op het belang van de financiering van de (telefonische)
talentolk. Voor de uitvoering van de motie Paulusma13 zet ik een onderzoek in gang om de financieringsopties voor de talentolk in de zorg
in kaart te brengen. Een structurele lange termijn oplossing voor het financieringsvraagstuk
zal echter tijd vergen. Daarom ben ik voornemens de NZa om advies te vragen of en
hoe zij in haar reguliere beleidscyclus voor de verloskunde en kraamzorg tot een tijdelijke
en snellere oplossing in deze sector kan komen. Ik vraag de NZa hierbij – zoals dat
gebruikelijk is binnen de beleidscyclus – partijen uit de geboortezorg te betrekken.
Tot slot
Met de geboortezorgpartijen ga ik graag aan de slag met de benoemde doorontwikkeling
naar passende bekostiging van integrale geboortezorg. Gegeven alle verschillende wensen
en behoeften van betrokken partijen ben ik van mening dat we met dit compromis de
juiste stappen voorwaarts kunnen zetten in de bekostiging van geboortezorg. Daarbij
wil ik de partijen oproepen ieder hun rol te pakken, verantwoordelijkheid te nemen
en constructief met elkaar te werken aan de voorgestelde route. Ik ben mij er van
bewust dat er in de sector veel verschillende belangen spelen en dat verschillende
partijen sterke standpunten hebben. We kunnen de geboortezorg alleen verder brengen
door vanuit gelijkwaardigheid samen te werken en over de eigen belangen en standpunten
heen te stappen. Het vraagt om water bij de wijn te doen, de schouders eronder te
zetten en gezamenlijk vooruit te kijken. Dit zijn we de zwangere vrouw en het kind
verplicht en daarvoor zal ik mij inzetten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.