Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat toekomstige organisatie hartzorg van 17 februari 2022, over de concentratie van interventies bij patiënten met een aangeboren hartafwijking
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 635 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2022
In het Commissiedebat over de concentratie van interventies voor patiënten met aangeboren
hartafwijkingen op 17 februari jl. (Kamerstuk 31 765, nr. 633) heb ik toegezegd om uw Kamer enkele documenten toe te sturen en de nog openstaande
Kamervragen schriftelijk te beantwoorden. Via deze Kamerbrief doe ik de volgende toezeggingen
gestand:
• Toezenden van een afschrift van de opdrachtbrief aan de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) voor het uitvoeren van een impactanalyse;
• Toezenden van de e-mailcorrespondentie tussen het Ministerie van VWS en lobbyisten;
• Beantwoorden van de vraag van het lid Agema (fractie PVV) over ontwikkelingen in de
capaciteit aan congenitaal cardiothoracaal chirurgen (CCT chirurgen) in relatie tot
de ramingen van het Capaciteitsorgaan;
• Beantwoorden van de vraag van het lid Hijink (fractie SP) over de toetsing van de
criteria voor besluitvorming bij de betrokken wetenschappelijke verenigingen.
Het afschrift van de opdrachtbrief aan de NZa en de e-mailcorrespondentie met lobbyisten zijn als bijlagen bijgevoegd bij deze brief1. De e-mailcorrespondentie betreft alleen het contact dat heeft plaatsgevonden tussen
VWS en de heer Jack de Vries van adviesbureau Hill+Knowlton Strategies. Er zijn vanuit
VWS geen andere contacten geweest met lobbyisten. Volledigheidshalve merk ik op dat
de heer De Vries vooraf op de hoogte is gesteld dat de e-mailcorrespondentie met uw
Kamer wordt gedeeld. Omwille van de privacy zijn de e-mailadressen en de namen van
betrokken VWS medewerkers gelakt.
In het vervolg van deze brief zal ik ingaan op de genoemde mondelinge vragen.
Capaciteit congenitale cardiothoracale chirurgie en ramingen Capaciteitsorgaan
In het Commissiedebat heeft mevrouw Agema vragen gesteld over de ontwikkeling van
de behandelcapaciteit aan congenitaal cardiothoracaal chirurgen (CCT chirurgen) in
relatie tot de ramingen die het Capaciteitsorgaan opstelt over het benodigde aantal
opleidingsplaatsen voor medische specialismen.
Het Capaciteitsorgaan onderzoekt de toekomstig benodigde behandelcapaciteit en brengt
advies uit over het vereiste jaarlijkse aantal opleidingsplaatsen in de medische vervolgopleidingen.
De ramingen van het Capaciteitsorgaan worden opgesteld op het niveau van erkende medisch
specialismen, in dit geval het aantal Cardio Thoracale chirurgen in brede zin. Het
vereiste aantal CCT chirurgen is hierin inbegrepen. De ramingen van het Capaciteitsorgaan
zien echter niet toe op de benodigde behandelcapaciteit op het niveau van deel- of
subspecialismen. Dit is de verantwoordelijkheid van de medische beroepsgroep zelf.
Voor wat betreft de CCT chirurgie is deze verantwoordelijkheid belegd bij de Commissie
Congenitale Cardio Thoracale Chirurgie (Commissie CCTC) van de Nederlandse Vereniging
voor Thoraxchirurgie (NVT). De Commissie CCTC monitort zelf de ontwikkelingen in de
chirurgische capaciteit en bepaalt hoeveel chirurgen moeten worden opgeleid tot CCT
chirurg, rekening houdend met de behandelvolumes, demografische ontwikkelingen en
de minimale aantallen procedures per chirurg.
Ten aanzien van de in- en uitstroom van CCT chirurgen heeft de NVT aangegeven dat
de drie meest ervaren chirurgen in de komende vier à vijf jaar met pensioen gaan.
Om de uitstroom op te vangen, is er in ieder centrum op dit moment één CCT chirurg
in opleiding, oftewel vier in totaal. De NVT geeft aan dat dit op dit moment de maximale
opleidingscapaciteit is, onder andere vanwege de vereiste begeleiding en supervisie
door senior chirurgen. Het huidige ervaringsniveau kan op korte termijn evenwel niet
worden bereikt met de huidige groep chirurgen en de aanwas van chirurgen in opleiding.
De NVT heeft aangegeven dat de Commissie CCTC de chirurgische capaciteit steeds heeft
gemonitord en dat de uitstroom was voorzien. De onevenwichtigheid in de leeftijdsopbouw
en het ervaringsniveau is een gevolg van onvoorziene persoonlijke omstandigheden.
In de afgelopen twee jaar zijn drie ervaren chirurgen – allen vijftigers – door privéomstandigheden
gestopt met het vak. Hiermee is het hele middenkader weggevallen, met een onevenwichtige
leeftijdsbouw als gevolg.
Toetsing besluitvormingscriteria bij het veld
In mijn eerdere Kamerbrief van 11 februari, waarin ik een nadere toelichting heb gegeven
op de keuze voor de interventiecentra, heb ik aangegeven dat de criteria waar het
besluit op is gebaseerd zijn ontleend aan het visierapport van de werkgroep «Zorg
voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen: scenario’s voor de toekomst».2 Nadien hebben de voorzitters van de betrokken wetenschappelijke verenigingen, te
weten de NVT, de NVVC en de NVK, mij hier een brief over gestuurd. Hierin geven de
voorzitters aan dat zij zich niet herkennen in het beeld dat de criteria afkomstig
zijn uit het visierapport en dat deze zijn getoetst bij hun besturen. Uw Kamer heeft
deze brieven in afschrift ontvangen en het Kamerlid Hijink heeft hier in het commissiedebat
van 17 februari ook aan gerefereerd. Ik hecht er daarom aan om dit ook voor uw Kamer
te verhelderen.
In de Kamerbrief van 11 februari heb ik als gezegd aangegeven dat de criteria zijn
ontleend aan het genoemde visierapport. Dit betekent evenwel niet dat de criteria
letterlijk uit het rapport afkomstig zijn, zoals de wetenschappelijke verenigingen
terecht opmerken. In de Kamerbrief heb ik willen aangeven dat de criteria gebaseerd
zijn op het visierapport en de randvoorwaarden die hierin worden gesteld aan de kwaliteit
en continuïteit van de zorg.
Ten aanzien van de toetsing van de criteria bij de wetenschappelijke verenigingen
het volgende. Mijn ambtsvoorganger heeft in zijn gesprek op 9 december 2021 met de
drie voorzitters van de wetenschappelijke verenigingen aangegeven op basis van welke
criteria hij het besluit tot concentratie en de keuze voor de interventiecentra wilde
nemen. De voorzitters zijn hierbij gevraagd naar hun zienswijze op de voorgestelde
criteria en of dit in hun optiek de juiste criteria zijn om het besluit op te baseren.
De gehanteerde criteria zijn op deze wijze getoetst in het overleg met de wetenschappelijke
verenigingen in de zin dat is besproken of deze criteria hout snijden en of er belangrijke
criteria gemist waren. Het is niet de bedoeling geweest van mijn ambtsvoorganger om
formele instemming te vragen van de voorzitters van de wetenschappelijke verenigingen
met deze criteria en dat is dan ook niet wat ik heb willen suggereren. Ik heb de voorzitters
van de wetenschappelijke verenigingen ook per brief een nadere toelichting gegeven
op de beoogde strekking van deze passage uit de Kamerbrief van 11 februari.
Tot slot. Zoals ook in het debat aan de orde is geweest zijn de verhoudingen tussen
de professionals uit de verschillende centra verstoord. De samenwerking kan er onder
lijden en het is niet belang van de patiënt. Ik zal er alles aan doen wat in mijn
vermogen ligt om, ook gedurende de looptijd van de analyse door de NZa, er aan bij
te dragen dat deze verhoudingen zich normaliseren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport