Brief regering : Reactie op verzoek commissie over openbaarmaking van de stukken in het kader van het vertrouwelijke schriftelijke overleg over het aandeleninkoopprogramma ABN AMRO
31 789 Staatsdeelnemingen Fortis en ABN AMRO
Nr. 105 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft mij verzocht om te laten weten of ik kan instemmen
met openbaarmaking van de stukken die met de commissie zijn gewisseld in het kader
van het gevoerde vertrouwelijk schriftelijk overleg (SO) over mijn brief van 4 november
2021.1 Ik kan hier grotendeels mee instemmen. Ik heb geen bezwaar tegen de openbaarmaking
van de op 16 november 2021 geleverde inbreng voor het vertrouwelijk schriftelijk overleg
en de aan mijn ambtsvoorganger gezonden brief van 17 december 2021. Voor wat betreft
de beantwoording van het schriftelijk overleg van 14 december 2021 wens ik voor één
passage de vertrouwelijkheid niet op te heffen. Ik licht dit hieronder nader toe.
Mijn voorganger heeft in de aanbiedingsbrief van het vertrouwelijk SO het volgende
opgenomen over de vertrouwelijkheid:
Bij mijn brief van 4 november heb ik aangegeven dat de vertrouwelijkheid van die brief
vervalt op het moment dat ABN AMRO besluit tot inkoop van de eigen aandelen en dat
ik op dat moment de Tweede Kamer in het openbaar zal informeren. Voor de huidige vertrouwelijke
brief en bijlage is een langere vertrouwelijkheid wenselijk. In mijn beantwoording
ben ik namelijk uitgebreid ingegaan op de verkoopstrategie van NLFI en de overwegingen
hierbij de afgelopen periode. Het openbaar maken hiervan kan leiden tot verwachtingen
bij beleggers waardoor zij mogelijk kunnen anticiperen op een transactie van de staat.
Dit kan invloed hebben op het succes van toekomstige transacties. Het is de verwachting
dat de vertrouwelijkheid van deze brief kan worden opgeheven op het moment dat de
laatste aandelen ABN AMRO zijn verkocht.
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Financiën om het SO openbaar
te maken heb ik nogmaals gekeken naar de inhoud van de beantwoording. Mijn conclusie
is dat het SO grotendeels openbaar gemaakt kan worden. Voor de passage die ziet op
de verkoopstrategie van NLFI en de staat is mijn afweging niet gewijzigd.2 Openbaarmaking hiervan blijft onwenselijk want dit zou invloed kunnen hebben op het
succes van toekomstige transacties en nadelig kunnen zijn voor de financieel-economische
positie van de staat. Voor deze passage geldt dat de vertrouwelijkheid kan worden
opgeheven op het moment dat de laatste aandelen ABN AMRO zijn verkocht.
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën