Brief regering : Veilig en vrij onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 611 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2022
Elke leerling moet zich vrij en veilig kunnen voelen op school. Juíst op school, waar
onze kinderen zich ontwikkelen en ontdekken wie ze zijn. Juist daar verdient iedere
leerling de vrijheid en veiligheid om onvoorwaardelijk zichzelf te kunnen zijn, om
fouten te durven maken, en om zich uit te spreken als er iets niet goed gaat. Alleen
dan lukt het leerlingen om het beste uit zichzelf te halen, en te worden wie ze zijn.
Helaas is de pijnlijke realiteit dat nog lang niet iedere leerling en leraar zich
vrij en veilig voelt op school. Want hoewel we in de veiligheidsmonitor 2021 zien
dat het vaak goed gaat, blijken er ook nog altijd tienduizenden leerlingen te worden
gepest en lastiggevallen.1 Meisjes waren in 2021 vaker slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan
in 2018. Het veiligheidsgevoel van lhbt-leerlingen is slechter vergeleken met 2018,
en in 2021 worden zij vaker opzettelijk lastiggevallen door anderen. Leerlingen willen
ook minder graag vrienden zijn met lhbt-leerlingen en het minst graag met transgendermeisjes.
In het primair onderwijs, en nog vaker in het voortgezet onderwijs, blijken zelfs
docenten zich soms schuldig te maken aan het pesten van leerlingen.
Naast dit pesten en lastigvallen blijkt ook nog eens dat het melden van incidenten,
en in het geval van ernstige incidenten het doen van aangifte, problematisch blijft.
Ook in eerdere debatten met de Kamer is dit aan de orde gekomen.2 Het valt op dat veel leerlingen het niet durven te melden (39% in het po en 17% in
het vo), of het niet nodig vinden het te melden wanneer zij gepest worden, en dat
leraren in het primair onderwijs minder geneigd zijn geweldsincidenten te melden.
Als er dan al melding wordt gedaan, blijkt het vaak ook aan de opvolging van die meldingen
door de school te schorten, wat nog weer verder bijdraagt aan een lagere meldingsbereidheid.
Achter al deze kille cijfers en verontrustende statistieken schuilen verschrikkelijke
verhalen, die mij aan het hart gaan. Je zal als ouder maar te horen krijgen dat je
kind op school wordt betast door een docent. Je zal als leerling maar dag in, dag
uit gepest worden en nergens terecht kunnen, nergens écht geholpen worden. Of een
leerling of leraar die na een lange, persoonlijke worsteling besluit uit de kast te
komen, en vervolgens gepest wordt, voortdurend nare opmerkingen te horen krijgt, en
alleen komt te staan. Hoe eenzaam voel je je dan?
In de documentaire «Eindeloos gepest» zagen we welke verschrikkelijke, ultieme consequentie
pesten en onveiligheid op school kan hebben voor een kind. Ik kreeg een knoop in mijn
maag van die uitzending. De gedachte dat nog steeds zoveel leerlingen wekelijks, of
zelfs dagelijks, hiermee te maken hebben raakt me heel erg, maar het maakt me ook
strijdbaar. Het is immers leed dat we als samenleving kunnen, en moéten voorkomen.
Ik ga me daarom met hart en ziel inzetten om ervoor te zorgen dat iedere leerling
en al het onderwijspersoneel zich vrij en veilig kan voelen op school, en dat de slachtoffers
van pesten geholpen worden. Samen met leraren, schoolleiders, schoolbesturen én leerlingen
wil ik zorgen dat het beleid van scholen op dit vlak minder vrijblijvend wordt. We
moeten bovendien eerder en beter zicht krijgen op de plekken waar het mis gaat, om
vervolgens sneller te kunnen ingrijpen. Daarnaast moeten ouders, leerlingen en onderwijspersoneel
die te maken krijgen met onveiligheid hun ervaringen en klachten veilig en laagdrempelig
kunnen melden, en deze klachten moeten ook worden opgevolgd en tot daadwerkelijke
verbetering leiden.
Ik ben vastbesloten om hier werk van te maken, zodat niemand meer het gevoel heeft
te moeten ontsnappen aan school, en aan zichzelf. Dat doe ik met een aantal maatregelen,
die ik hieronder toelicht.
Maatregelen komende jaren
Er is dus werk aan de winkel. Recente maatschappelijke ontwikkelingen hebben ons wederom
doen inzien hoe wijd verbreid ervaringen van onveiligheid zijn en hoe moeilijk het
vaak voor slachtoffers is om naar voren te treden en gehoor te vinden. Als we, naast
al die recente signalen, bedenken dat de evaluatie van de Wet veiligheid op school
liet zien dat het sociale veiligheidsbeleid op veel scholen de afgelopen jaren op
papier wel goed geregeld is maar nog niet altijd binnen de school echt leeft, zie
ik dat er hier nog een stevige uitdaging ligt. Ik wil daarom de komende tijd aan de
slag op drie punten: 1) de lat verder omhoog ten aanzien van de sociale veiligheid
zodat alle leerlingen en leraren zich vrij en veilig voelen; 2) betere hulp en nazorg
voor leerlingen en ouders als het onverhoopt toch niet goed loopt en 3) waar nodig
eerder en steviger ingrijpen. Bij de uitwerking en het nastreven van deze ambities
zal specifiek aandacht zijn voor kwetsbare leerlingen zoals lhbti-jongeren en meisjes.
We gaan daarbij uit van wat er specifiek voor nodig is om hun (gevoel van) veiligheid
te vergroten. Dit doen we door gerichte aandacht binnen generieke interventies en
met aanvullende maatregelen speciaal voor deze groepen.
De lat omhoog op het gebied van sociale veiligheid
Alle leerlingen moeten zich veilig en vrij voelen op school. Een veilig schoolklimaat
waarin alle leerlingen gelijkwaardig worden behandeld is een voorwaarde om tot ontwikkeling
en leerprestaties te komen. Scholen moeten actief werken aan een open cultuur. Zij
moeten ook een glashelder normenkader hebben zodat voor iedereen duidelijk is wat
wel kan en wat niet kan. Sociale veiligheid is namelijk iets van de hele school. Naast
de schoolleider, die hier een cruciale rol heeft, moet elke bestuurder, leraar, conciërge
en leerling zich medeverantwoordelijk voelen voor een veilig schoolklimaat. Het is
daarom van belang dat iedereen betrokken is bij het opstellen èn evalueren van het
beleid. Op die manier zorgen we ervoor dat dat beleid ook echt doorleefd raakt.
Samen verantwoordelijk
Het juridisch kader voor een veilig en vrij schoolklimaat bestaat uit een samenstel
van artikelen in de sectorwetten over de zorgplicht veiligheid op school3 en de burgerschapsopdracht.4 Voor onderwijspersoneel geldt daarnaast natuurlijk de Arbowetgeving. Om de veiligheid
van leerlingen verder te waarborgen is er ook een meld- en overlegplicht voor respectievelijk
onderwijspersoneel en schoolbesturen bij een redelijk vermoeden van een seksueel misdrijf,5 en de VOG-screening van onderwijspersoneel. Maar, zoals de evaluatie van de Wet veiligheid
op school liet zien, is deze juridische basis pas het startpunt. Uiteindelijk gaat
het er om dat de scholen dit kader binnen de school omzetten in het eigen praktische
veiligheidsbeleid. Het is zaak dat er een goed doordacht en gedragen veiligheidsbeleid
ligt, dat is opgesteld in samenspraak met de MR en de leerlingenraad en waarvan iedereen
op school de inhoud kent en weet welke bijdrage hij of zij daar zelf aan kan leveren.
Vervolgens moet dat in de praktijk worden gebracht door betrokkenen goed te informeren,
een samenhangende preventieve aanpak te ontwikkelen en kordaat te handelen bij incidenten.
Ten slotte is de voorbeeldrol van het onderwijspersoneel in integer gedrag van groot
belang voor een respectvolle en lerende schoolcultuur. Ik zal scholen hierin optimaal
blijven faciliteren en ondersteunen, onder andere samen met de Stichting School en
Veiligheid (hierna: SSV).
Het begint in de klas
Scholen moeten de waarde van veiligheid en gelijkheid overbrengen op hun leerlingen.
Het gaat er om leerlingen te leren zelf kritisch te denken waarbij democratische waarden
en vaardigheden, het leren omgaan met andere meningen, gelijkwaardigheid en diversiteit
wezenlijke onderdelen vormen van de onderwijsinhoud. De aangescherpte burgerschapswet
is een belangrijke eerste stap. De komende tijd zet ik in op een stevige ondersteuningsstructuur
om scholen te ondersteunen bij een succesvolle implementatie van die wet. Conform
het amendement van het lid Paul c.s.(Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 99) is hierbij specifieke aandacht voor het bespreekbaar maken van gevoelige maatschappelijke
thema’s. Er is € 500.000,– toegevoegd aan de middelen die reeds beschikbaar zijn gesteld
voor de ondersteunings-structuur burgerschap zodat dit thema stevig verankerd wordt
in deze structuur. In dat kader ben en blijf ik met leraren in gesprek om te zorgen
dat de middelen worden uitgegeven op een manier die aansluit bij hun behoeften. Ik
ben bezig die ondersteuningsstructuur op te zetten. Vanaf 1 juli 2022 zal de nieuwe
structuur in werking zijn.6 Ik ben van mening dat alle docenten de vaardigheden hiertoe heel goed in de vingers
moeten hebben. Scholen worden ondersteund in het ontwikkelen van een doelgerichte
en samenhangende aanpak die wordt vertaald naar zowel lesinhoud als schoolklimaat.
Leraren worden zo beter toegerust om ongewenst gedrag sneller te herkennen, beter
bespreekbaar te kunnen maken in de klas (ook als het ingewikkeld wordt) en te weten
hoe ze moeten handelen als er incidenten plaatsvinden op school. Ook financier ik
samen met mijn collega, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, SSV en de
Gender en Sexuality Alliances (GSA’s). De bewezen effectieve methode van de GSA’s
draagt bij aan een sociaal veilig schoolklimaat. In aanvulling daarop doen wij onderzoek
naar wat gepeste lhbt-jongeren zélf aangeven nodig te hebben om zich veilig te voelen
op school. Door de kerndoelen op deze onderwerpen aan te scherpen en voldoende ruimte
te creëren in het curriculum zorg ik dat dit goed aan bod kan komen in de klas. Op
deze manier hebben zowel leerlingen als docenten de handvatten om zich vrij en veilig
te voelen binnen de school.
In de coronaperiode hebben leerlingen ook op het vlak van socialisatie en persoonsvorming
achterstanden in hun ontwikkeling opgelopen. In gesprekken met schoolleiders geven
zij aan dat er sprake is van een toenemende polarisatie en verstoring van het groepsvormingsproces
in veel klassen. Vanuit de zorgplicht voor een veilig en vrij schoolklimaat en de
burgerschapsopdracht is het juist nu van belang dat scholen zich extra inspannen om
de leerlingen kennis van en respect voor pluriformiteit bij te brengen, en zo binnen
de school zorg te dragen voor een omgeving waarin alle leerlingen (en leraren) zich
veilig, vrij en geaccepteerd weten.
Invoeren meldplicht
Als een school te maken krijgt met ernstige incidenten zoals bijvoorbeeld wapenbezit,
geweld richting een docent of drugsgebruik in de school dan verwacht ik dat de school
dat direct meldt bij de inspectie en daarbij ook aangeeft hoe dat incident is afgehandeld.
In de praktijk blijkt dat niet voor alle scholen vanzelfsprekend. Dat zou het in mijn
ogen wel moeten zijn. Daarom ga ik, zoals uw Kamer ook verzocht heeft, in aanvulling
op het bestaande juridisch kader, werk maken van een meldplicht voor scholen voor
incidenten van ernstige sociale onveiligheid.7 Daarmee krijgen we meer zicht en grip op wat er gebeurt op scholen en hoe zij met
incidenten omgaan. Deze meldplicht wil ik in samenhang uitwerken met de bestaande
meld- en overlegplicht bij vermoedens van seksuele misdrijven en de toegezegde uitbreiding
daarvan. Ik kom hier voor de zomer op terug.
Versterken monitor sociale veiligheid
Naast de landelijke monitor die eens in de twee jaar wordt uitgevoerd hebben scholen
de verplichting elk jaar binnen de school te monitoren hoe het staat met de sociale
veiligheid van de leerlingen. Om nog beter zicht te krijgen op die veiligheid zet
ik in op punten waarmee die jaarlijkse monitoring kan worden versterkt. Ik denk daarbij
allereerst aan een uitbreiding naar het onderwijspersoneel zodat scholen ook meer
zicht krijgen op de veiligheidsbeleving van het onderwijspersoneel. Daarnaast wil
ik dat de monitoring van de leerlingen wordt verbreed en verdiept. Op die manier krijgen
scholen een scherper en completer beeld van de actuele stand van de sociale veiligheid
op hun school. Dit beeld is nodig om te komen tot een goed afgewogen veiligheidsbeleid
voor zowel de leerlingen als het personeel. Ook krijgt de inspectie daarmee betere
informatie die zal worden ingezet voor het toezicht en zal worden uitgewisseld met
de Nederlandse Arbeidsinspectie wat betreft het onderwijspersoneel. Voor de zomer
zal ik uw Kamer informeren over de voortgang op dit punt.
Betere hulp voor leerlingen en ouders
Mocht het op scholen ondanks bovenstaande inspanningen toch misgaan dan is het belangrijk
dat leerlingen, maar ook ouders en onderwijspersoneel, hun ervaringen van onveilige
situaties altijd kunnen melden op een plek die laagdrempelig en in hun ogen ook betrouwbaar
is. Vervolgens is het zaak dat zij daar ook echt geholpen worden. Daarbij moeten we
niet uit het oog verliezen dat het nooit de verantwoordelijkheid van slachtoffers
is om iets te melden, of dat we klaar zijn als er een meldpunt is. Het is de verantwoordelijkheid
van de school om te zorgen voor een veilige omgeving, zoals ik in het voorgaande ook
heb aangegeven. Maar áls een leerling of een docent iets wil bespreken, moet daar
wel de ruimte voor zijn. Hoe belangrijk dat is, hebben we de afgelopen maanden duidelijk
gezien. Uw Kamer heeft daarover ook een motie aangenomen.8
Inrichten meldpunt
Daarom ben ik in overleg met partijen over het oprichten van een meldpunt. Dat meldpunt
moet laagdrempelig en onafhankelijk zijn. Hierover voer ik ook gesprekken met leerlingen,
onderwijspersoneel en ouders om na te gaan welke behoeftes er precies zijn ten aanzien
van het doen en afhandelen van meldingen van onveilige situaties. Dit voorjaar wil
ik daar goede voortgang in geboekt hebben en zal ik uw Kamer daarover informeren.
Ik wil daarnaast ook inzetten op het verbeteren en verstevigen van bestaande structuren.
Zo is het zinvol om te investeren in het bestaande meldpunt van de vertrouwensinspecteurs
bij de inspectie. Deze inspecteurs moeten breder bekend en beter bereikbaar zijn zodat
ouders, leerlingen en ook personeel door hen gehoord en ondersteund kunnen worden.
Verbeteren klachtenstelsel
Scholen zijn verplicht een klachtenregeling vast te stellen zodat ouders, leerlingen
en personeelsleden een klacht in kunnen dienen als er zich een ongewenste situatie
voordoet. Maar deze procedure is lang niet altijd effectief, zoals het rapport van
BALANS liet zien. Ook evaluaties van de klachtenprocedure in 2013 en 2019 hebben laten
zien dat er nog ruimte is voor verbetering van de afhandeling van klachten.9 Zo blijkt voor een deel van de betrokkenen de klachtenprocedure een te hoge drempel
en wordt een uitspraak van de klachtencommissie door scholen niet altijd goed opgepikt
om te werken aan het probleem dat aan de klacht ten grondslag ligt. Dit moet beter
en daarom is een onderzoek uitgezet waarbij het doel is te komen tot aanbevelingen
om het klachtenstelsel te verbeteren. Het onderzoek zal voor de zomer worden afgerond.
Op basis daarvan kom ik met voorstellen om die verbeteringen te realiseren.
Eerder ingrijpen als dat nodig is
Ondanks alle inzet en inspanningen weten we dat er zich altijd onwenselijke situaties
voor kunnen doen. Een sociaal veilig en vrij schoolklimaat vergt elke dag aandacht
en inzet. Om sociale onveiligheid in het onderwijs goed en effectief in kaart te brengen
en om tijdig te kunnen ingrijpen is het toezicht van groot belang. Ik wil de komende
tijd werken aan verbetering van het toezicht op de sociale veiligheid in het onderwijs.
Ik kom hier voor de zomer bij uw Kamer op terug.
Intensiveren toezicht
Ik vind het belangrijk dat sociale veiligheid een prominentere positie in het toezicht
krijgt. Daarom gaan we kijken hoe daar binnen het bestaande bestuurs- en risicogerichte
toezicht vorm aan gegeven kan worden. Ik denk dan enerzijds aan het ophalen en meenemen
van meer signalen in de jaarlijkse risicoanalyse, en anderzijds aan het in een eerder
stadium actie ondernemen richting scholen indien er zich een risico lijkt voor te
doen. Op die manier zal de sociale veiligheid bij meer onderzoeken expliciet worden
betrokken. Het is dan sneller zichtbaar indien een school de sociale veiligheid en
de burgerschapsopdracht niet op orde heeft. En zeker als een school zich vervolgens
niet snel genoeg verbetert, kan er sneller worden ingegrepen. Ik kijk uit naar een
snelle behandeling van dit voorstel.
Uitbreiden bestuurlijk instrumentarium
Recent is aan uw Kamer het wetsvoorstel aangeboden waarmee het bestuurlijk instrumentarium
(Kamerstuk 35 920) wordt uitgebreid.10 Hiermee zetten we een flinke stap in de goede richting. Het wetsvoorstel maakt het
mogelijk om steviger in te grijpen bij misstanden en vormt een solide sluitstuk van
het toezicht. Het biedt een grondslag om een aanwijzing te geven aan een bevoegd gezag
wanneer sprake is van wanbeheer. Daaronder wordt ook verstaan het structureel handelen
in strijd met de zorgplicht voor de veiligheid of het burgerschapsonderwijs. Als een
bevoegd gezag een gegeven aanwijzing niet opvolgt en de inspectie constateert dat
het wanbeheer nog altijd aanwezig is, kan de bekostiging worden beëindigd.
Bestrijden antidemocratische tendensen in het onderwijs
Ik maak mij daarnaast grote zorgen over antidemocratische tendensen in het onderwijs.
Die zijn onacceptabel in een democratische rechtsstaat, en al helemaal in het onderwijs.
We moeten ervoor zorgen dat kinderen niet allerlei giftige ideeën krijgen toegediend
die onze rechtsstaat ondermijnen. Dat hoort ook bij een vrij en veilig onderwijs,
waar men dat ook geniet.
Zo leven er zorgen bij uw Kamer over informele lesinstituten die al dan niet doelbewust
jongeren vervreemden van de samenleving en polarisatie aanwakkeren. Ik deel die zorgen.
Je moet er niet aan denken dat kinderen op school les krijgen van een docent die banden
heeft met radicale groeperingen; of dat kinderen op een weekendschool te horen krijgen
dat mannen en vrouwen in beginsel ongelijkwaardig zijn. Jongeren moeten tegen dit
soort denkbeelden beschermd worden. Ik sta voor de basiswaarden van onze democratische
rechtsstaat en wil er glashelder in zijn dat ik vind dat jongeren geen antidemocratische
en antirechtsstatelijke denkbeelden ingeprent mogen krijgen. Daarom is ook in het
coalitieakkoord opgenomen dat we sneller ingrijpen bij (informele) onderwijsinstellingen
en hun vertegenwoordigers die anti-integratief, antidemocratisch of antirechtsstatelijk
opereren, dat we de mogelijkheden om dat te doen uitbreiden en onderzoeken op welke
manieren dat mogelijk is. In het formele onderwijs maken we daar al werk van door
de invoering van de nieuwe burgerschapswet en het ondersteunen van de scholen bij
de uitvoering daarvan. Toezicht op en ingrijpen bij informele lesinstituten is in
het licht van grondwettelijke vrijheden maar beperkt mogelijk, terwijl tevens uitvoeringstechnische
belemmeringen eraan in de weg staan om ook daar voortvarend mee aan de slag te gaan.
U bent er ook mee bekend dat ik daarom advies aan de Landsadvocaat vraag, zowel over
de definitie van problematisch gedrag (waar ook de activiteiten van deze informele
lesinstituten onder vallen) als over de manier waarop we zicht kunnen krijgen op die
informele lesinstituten en welke instrumenten we kunnen inzetten om die antirechtsstatelijke
activiteiten tegen te gaan.11 Dat doe ik in samenwerking met de departementen van VWS, SZW, JenV en BZK. Daarnaast
zal ik in gesprek gaan met het netwerk van gemeenten dat is aangesloten bij de Taskforce
Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering om beter zicht te krijgen
op de problematiek die zij mogelijk waarnemen in hun gemeente. Om op landelijk niveau
meer zicht te krijgen op de aard én omvang van het probleem zal ik zelf op zeer korte
termijn een tijdelijke faciliteit inrichten om signalen te verzamelen over informeel
onderwijs waar antirechtsstatelijke zaken voorkomen. Daarbij zal ik ook met scholen
en schoolleiders in kaart brengen wat op reguliere scholen de gevolgen zijn van dergelijke
invloeden vanuit het informele onderwijs. Vanuit de tijdelijke faciliteit kan een
beoordeling van de situatie plaatsvinden en kan waar nodig de juiste instantie aan
het werk worden gezet.
Maar ook breder heb ik zorgen over antidemocratische tendensen, als het bijvoorbeeld
gaat om het gebruik van lesmateriaal waarin antidemocratische of antirechtsstatelijke
waarden worden uitgedragen, of om financiering van onderwijs door organisaties die
de rechtsstaat ondermijnen. Daarom kom ik rond de zomer bij u terug met een agenda
om deze tendensen tegen te gaan. Daarin neem ik het advies van de Landsadvocaat mee.
Tot slot
In de debatten met uw Kamer over de sociale veiligheid wijst u regelmatig op de spanning
tussen de vrijheid en veiligheid van een leerling en de vrijheid van onderwijs die
scholen op basis van de Grondwet hebben. Laat ik hierin duidelijk zijn: de vrijheid
van onderwijs kan nooit een vrijbrief zijn om passief toe te kijken als een leerling
zich niet veilig weet op school. Dat staat voor mij als een paal boven water en raakt
de kern van mijn motivatie. De verhouding tussen veiligheid en vrijheid van leerlingen
enerzijds en de onderwijsvrijheid anderzijds is echter in zijn geheel een complexe
kwestie, zoals ook blijkt uit het advies van de Onderwijsraad: Grenzen stellen, ruimte laten. U heeft verzocht dit advies van een beleidsreactie te voorzien. Deze reactie zal
u voor de zomer ontvangen. Gezien de complexe materie wil ik daar namelijk uiterst
zorgvuldig naar kijken. In die reactie zal ik tevens ingaan op de moties van de leden
Gündogan en Simons en van het lid Kwint aangaande identiteitsverklaringen.12
Ik begon deze brief met de verhalen van leerlingen en leraren die vreselijke dingen
mee hebben gemaakt op school, dingen die op geen enkele manier te rijmen zijn met
het idee van een vrije en veilige school. Dat leerlingen al zo jong zo gekwetst worden,
raakt je in het diepst van je ziel. Ik kan het niet voorschrijven maar eigenlijk zou
iedereen in het onderwijs een documentaire als «Eindeloos gepest» moeten bekijken
om doordrongen te raken van de ernst van dergelijke situaties. Het maakt glashelder
dat wij hier de grens hier heel helder moeten trekken en alles doen wat in onze macht
ligt om die leerlingen te beschermen en hen de kans te geven op te bloeien, zoals
zij verdienen. Dat is meer dan een beleidsagenda, het is onze gezamenlijke plicht.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs