Brief regering : Update Wereldwijde COVID-19 aanpak
33 625 Hulp, handel en investeringen
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 333 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2022
Met deze brief reageer ik, mede namens de Minister van VWS, op het verzoek van de
vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om uw Kamer
schriftelijk te informeren over de stand van zaken ten aanzien van de wereldwijde
aanpak van COVID-19. Daarbij ga ik in op de inzet van Nederland voor 2022, zowel nationaal
als internationaal, het «get one-give one» principe, het belang van country readiness en het versterken van gezondheidssystemen evenals het opschalen van de lokale vaccinproductie.
Ook informeer ik u over de stand van zaken van de toezeggingen, die zijn gedaan tijdens
het vorige debat over dit thema op 9 december 2021. Deze betreffen de toezegging op
basis van de motie van het lid Hammelburg c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 28) voor het mobiliseren van steun aan COVAX door bedrijven en de toezegging aan Kamerlid
Klink om in overleg te treden met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
over de Nederlandse bijdrage aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations
(CEPI).
De COVID-19 respons behoeft ook in 2022 onze aandacht. Zo lang het virus op grote
schaal rond gaat, blijft het risico op nieuwe, gevaarlijker varianten bestaan. De
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft de ambitieuze doelstelling dat medio 2022
tenminste 70% van de bevolking wereldwijd is gevaccineerd. Op 9 februari jl. heeft
de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) een nieuw hulpverzoek gepresenteerd
voor de COVID-19 respons in 2022 met een financiële omvang van 23,4 miljard USD. ACT-A
heeft de ambitie om 16,8 miljard USD bijeen te brengen door bijdragen van donoren
en de overige 6,6 miljard USD door bijdragen van zelf financierende middeninkomenslanden
met steun van de Wereldbank en regionale ontwikkelingsbanken.
Gezien de grote verschillen in vaccinatiegraad tussen hoge (>71,9%) en lage inkomenslanden
(<9,3%)1, ligt de prioriteit nu op het bereiken van de armste landen. De WHO schat dat de
huidige vaccinproductie van 1,5 miljard COVID-19 vaccins per maand voldoende is om
bovengenoemde vaccinatiedoelstelling te behalen. Belangrijkste knelpunten zijn nu
vooral de absorptiecapaciteit van landen om vaccins effectief te kunnen prikken en
het in stand houden van essentiële basisgezondheidszorg in ontwikkelingslanden. Zoals
uiteengezet in de Kamerbrief2 inzake de laatste stand van zaken van de wereldwijde aanpak op COVID-19, is het noodzakelijk
daarom vooral te investeren in country readiness en in het versterken van gezondheidssystemen.
Country readiness
De absorptiecapaciteit van ontwikkelingslanden om vaccins effectief te kunnen zetten
is nu het grootste knelpunt voor een effectieve vaccinatiecampagne. Nederland investeert
daarom niet alleen in vaccins, maar vooral ook in country readiness, het gereed maken van landen om vaccins na ontvangst effectief te kunnen prikken.
Country readiness bestaat uit verschillende componenten zoals de beschikking over voldoende gekoelde
opslag, waarvoor stabiele elektriciteitsvoorzieningen nodig zijn, transport naar verafgelegen
gebieden, training van medisch personeel, beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmaterialen
en bereikbaarheid en betaalbaarheid van medische voorzieningen.
Daarnaast valt ook vaccinatiebereidheid onder country readiness. In veel landen speelt het probleem van wantrouwen jegens vaccins in het algemeen
of jegens bepaalde vaccintypes. Om de vaccinatiebereidheid te vergroten is daarom
gerichte communicatie over de betrouwbaarheid van de vaccins hard nodig. De Global Alliance for Vaccines and Immunizations (GAVI), dat de vaccinpijler van ACT-A COVAX beheert, heeft hiervoor in samenwerking
met UNICEF, de WHO en andere partners de Vaccination Demand Hub opgezet, dat instrumenten ontwikkelt om op landenniveau desinformatie te voorkomen
en vaccinatiebereidheid te vergroten. Dit gebeurt bijvoorbeeld door samenwerking met
sociale media en religieuze organisaties, door training aan journalisten die rapporteren
over gezondheid en vaccinatiecampagnes en door het inzetten van jonge vrouwen als
vaccinatie-ambassadeurs voor kwetsbare groepen. Ook is het WHO Safety Net opgezet om accurate en betrouwbare informatie digitaal beschikbaar te maken. Via
dit instrument zijn inmiddels 89 websites in 39 landen in 35 talen toegankelijk met
betrouwbare informatie voor de lokale bevolking om zo de vaccinatiebereidheid te bevorderen.
Vertrouwen speelt ook een belangrijke rol in primaire gezondheidszorg. Door het vertrouwen
van gebruikers te winnen kan vaccinatiebereidheid worden verhoogd, worden maatregelen
eerder geaccepteerd en kunnen diensten beter worden afgestemd op behoefte van gebruikers.
Hierbij kan ook worden geleerd van eerdere ervaringen die zijn opgedaan tijdens de
reactie op de hiv pandemie. Ook de rol van de gezondheidsmedewerker als vertrouwde
gesprekspartner op het niveau van lokale gemeenschappen is in dit kader belangrijk.
Inzet op mondiale gezondheid en versterking van gezondheidssystemen
COVID-19 is een van de vele gezondheidsproblemen waar lage-inkomenslanden mee kampen.
De indirecte effecten van de pandemie zijn echter enorm. Uit recente cijfers van de
WHO blijkt dat in 90% van de lage- en middeninkomenslanden sprake is van onderbreking
van de reguliere gezondheidszorg. Hierdoor hebben vrouwen minder toegang tot essentiële
zorg, zoals zorg rond zwangerschap en bevalling of toegang tot (informatie over) anticonceptie.
Tegenover elk sterfgeval aan COVID-19, staan meer dan twee sterfgevallen van vrouwen
en kinderen door onderbroken reguliere zorg, vooral op het gebied van Seksuele en
Reproductieve Gezondheid. Financiering van noodzakelijke, essentiële basiszorg waaronder
SRGR staat wereldwijd onder druk, in lage-inkomenslanden, maar ook bij donoren. In
sommige ontwikkelingslanden wordt de helft van het budget voor gezondheid ingezet
voor de respons op COVID-19 – waardoor andere essentiële gezondheidsdiensten in het
gedrang komen.
De COVID-19 pandemie maakt duidelijk dat er een sterke samenhang is tussen nationale
en mondiale gezondheid. Vanuit dit perspectief is het belangrijk om oog te hebben
voor de behoeften van lage inkomenslanden en vanuit een ontwikkelingsperspectief te
investeren in sterke gezondheidssystemen. Mondiale gezondheid begint lokaal, op landenniveau.
De Uitgangspunt van Universal Health Coverage (UHC) blijft immers dat iedereen de gezondheidszorg krijgt die hij/zij nodig heeft.
Hiervoor is een geïntegreerde benadering van primaire gezondheidzorg nodig. Proportionaliteit
is hierbij belangrijk. Investeringen in pandemische paraatheid in lage inkomenslanden
moeten niet ten koste gaan van de reguliere zorg en daarmee de inzet op bijvoorbeeld
malaria, TBC en hiv, wat op langere termijn de fragiliteit van lage inkomenslanden
alleen maar zou vergroten.
Sterke gezondheidssystemen zijn zowel voor effectieve respons op COVID-19 als voor
het overeind houden van basisgezondheidszorg, inclusief SRGR en geestelijke gezondheidszorg
en psychosociale steun (MHPSS), van essentieel belang. Daarom draagt Nederland, zowel
binnen het SRGR programma als in de respons op COVID-19, bij aan de versterking van
gezondheidssystemen. Zo steunt Nederland in het kader van de respons op COVID-19 de
Global Financing Facility (GFF) van de Wereldbank, die in 36 lage-inkomenslanden bijdraagt aan ontwikkeling
en uitvoering van de gezondheidsbeleid onder andere door verbetering van informatiesystemen
en door training van gezondheidspersoneel. Dit draagt zowel bij aan de respons op
COVID-19 als aan versterking van basisgezondheidszorg en SRGR.
COVID-19 heeft het belang van een mondiale gezondheidsstrategie laten zien. Nederland
steunt een multilaterale aanpak en ziet een centrale rol voor de WHO in de wereldgezondheidsarchitectuur.
Nederland bepleit in internationaal kader een coherente aanpak en goede coördinatie
tussen verschillende mondiale gezondheidsinstellingen. In EU-verband richt de Nederlandse
inzet zich op de totstandkoming van een pandemieverdrag.
Het belang van mondiale gezondheidsvraagstukken en daarbinnen het versterken van gezondheidssystemen,
alsmede de Nederlandse meerwaarde binnen mondiale gezondheid zal, zoals in het regeerakkoord
voorzien, in een Global Health Strategy worden uitgewerkt. Hierbij zal onder andere gebruik worden gemaakt van het door uw
Kamer aangevraagde AIV-advies «Kaders voor een Nederlandse Global Health Strategie»
(Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 54), dat binnenkort zal verschijnen.
Nederlandse en EU inzet voor internationale COVID-19 respons in 2022
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 6 december 2021 draagt Nederland in 2022 70 mln. EUR
bij aan ACT-A, waarvan 20 mln. EUR aan COVAX en 50 mln. EUR aan country readiness en de versterking van gezondheidssystemen. Daarmee komt de totale Nederlandse bijdrage
aan ACT-A uit op 245 miljoen EUR. De Nederlandse bijdrage aan ACT-A is zowel gericht
op de aankoop van vaccins via COVAX als op country readiness via de Global Financing Facility van de Wereldbank, het Global Fund en de WHO. Zoals ik heb aangegeven, is het vooral de indirecte impact van COVID-19
die ontwikkelingslanden hard raakt. Dat is de reden dat Nederland onveranderd blijft
inzetten op basisgezondheidszorg en inzet op Seksuele en Reproductieve Gezondheid
en Rechten (SRGR). Nederland draagt daarnaast substantieel bij aan de respons op COVID-19
en financiert de bijdrage aan ACT-A dan ook met additionele middelen. Met deze inzet
van financiering van ACT-A, donatie van vaccins in natura en investeringen in basisgezondheidszorg
en SRGR is Nederland de zevende donor op gezondheid wereldwijd. Nederland is met een
budget van 523 miljoen EUR inclusief de COVID-19 respons via ACT-A de zevende grootste
donor wereldwijd op gezondheidsgebied en de derde grootste donor wat betreft SRGR.
De Nederlandse inzet maakt onderdeel uit van de inspanning van Team Europe, dat wereldwijd
een van de grootste donoren is volgens de ACT-A commitment tracker3 in de respons op COVID-19. In totaal heeft Team Europe USD 5,1 miljard bijgedragen
aan de brede wereldwijde COVID-19 respons. Op Europees niveau is de steun vooral gericht
op humanitaire hulp, de versterking van gezondheidssystemen en de mitigatie van sociaaleconomische
gevolgen. Daarbij zet de EU zich in voor de wereldwijde toegang tot vaccins, met een
centrale rol voor multilaterale initiatieven als COVAX, waaraan Team Europe 3,5 miljard EUR
heeft bijgedragen. Voor 2022 heeft Team Europe aangekondigd nog eens 355 miljoen euro
bij te dragen aan COVAX. Daarnaast doneren de EU lidstaten vaccins in natura aan COVAX
of bilateraal aan partnerlanden. Vaccindonaties vanuit Europese lidstaten aan ontwikkelingslanden,
overwegend via COVAX, zijn in februari 2022 opgelopen tot 407,4 miljoen. In totaal
streeft de EU naar totaal 700 miljoen doses ter donatie medio 2022.
Stand van zaken donaties
In 2021 was de doelstelling om minstens zoveel vaccins te doneren, als dat er in Nederland
zelf zijn ingezet volgens het «get one-give one» principe. Aan deze ambitie werd in de zomer van 2021 het concrete aantal van 27 miljoen
vaccins gekoppeld. Afgerond is dit aantal gehaald door de donatie van 22,5 miljoen
vaccins aan COVAX en de bilaterale donaties van 4,2 miljoen vaccins aan Indonesië,
Suriname, Namibië en Kaapverdië. Deze resultaten zijn behaald ondanks de versnelde
nationale boostercampagne eind 2021. Van de 22,5 miljoen vaccins die aan COVAX gecommitteerd
zijn, zijn inmiddels 17,8 miljoen vaccins aan COVAX aangeboden; de resterende 4,7 miljoen
vaccins worden conform het contractuele leverschema uiterlijk in maart 2022 aan COVAX
aangeboden. Inmiddels hebben 14,2 miljoen door Nederland gedoneerde vaccins via COVAX
het land van bestemming bereikt.
De wereldwijde beschikbaarheid van vaccins is sterk toegenomen. Dit kan ook van invloed
zijn op de Nederlandse donaties. Het hanteren van een kwantitatieve donatiedoelstelling
ligt in deze fase van de pandemie ook minder voor de hand. Uiteraard zal Nederland
ook in 2022 het surplus aan vaccins ter beschikking stellen voor donatie, op basis
van behoefte. Nederland zal geen extra vaccins aanschaffen met als doel deze te doneren
– dit kan COVAX goedkoper.
Lokale vaccinproductiecapaciteit
Ter bevordering van lokale productie van vaccins en medicijnen is in EU kader een
Team Europe Initiatief opgesteld. Versterking van lokale productie van vaccins en
medicijnen heeft vooral een structureel doel en helpt ontwikkelingslanden bij een
betere pandemische paraatheid. Voor de onmiddellijke bestrijding van de COVID-19 pandemie
heeft het initiatief beperkte meerwaarde; door toegenomen productie van vaccins vormt
het aanbod van vaccins niet meer het belangrijkste knelpunt. Om bij te dragen aan
verbetering van lokale productiecapaciteit organiseert Nederland in samenwerking met
de WHO het eerstvolgende World Local Production Forum om uitwisseling van kennis en technologie tussen farmaceuten en producenten te stimuleren.
Verder onderzoekt Nederland de mogelijkheid technische of juridische steun te geven
voor de opbouw van infrastructuur voor vaccinproductie in Afrika.
Private sector
Om tegemoet te komen aan het hulpverzoek van ACT-A, is het nodig dat publieke en private partijen de handen ineen slaan om technische,
financiële en materiële steun bijeen te brengen om zo samen de COVID-19 pandemie te
bestrijden. In lijn met de motie van het lid Hammelburg c.s., d.d. 25 november 2021
(Handelingen II 2021/22, nr. 27, item 5), ingediend tijdens het begrotingsdebat BHOS, die een oproep bevat om steun te mobiliseren
voor COVAX door het bedrijfsleven, roep ik bedrijven op actief steun aan ACT-A te geven.
Zo heb ik tijdens de COVAX AMC Investment Opportunity op 19 januari jl. een oproep gedaan aan bedrijven om zoveel mogelijk technische of
financiële support te geven om de doelstelling van COVAX te bereiken. Ook in kennismakingsgesprekken
met individuele bedrijven en vertegenwoordigers van de private sector bespreek ik
de noodzaak en de mogelijkheden om samen op te trekken bij het verlenen van steun
aan ACT-A om de crisis te bestrijden en de wereldeconomie te heropenen.
Ook ga ik de dialoog aan met bedrijven over de noodzaak te investeren in groen en
duurzaam herstel met specifieke aandacht voor de sociaaleconomische en gezondheidsaspecten
van de COVID-19 crisis. Zo heb ik bij een ronde tafel met VNO NCW de vraag opgebracht
hoe Nederlandse bedrijven kunnen bijdragen aan de internationale COVID-19 respons.
Tijdens het Commissiedebat Wereldwijde Aanpak Covid-19 van 9 december jl. (Kamerstukken
34 952 en 25 295, nr. 150) is de toezegging gedaan om uw Kamer te informeren hoeveel bedrijven zich hebben
aangemeld voor deelname aan de transfer of technology hub van de WHO, hoeveel daarvan niet zijn toegelaten en de reden daarvoor. Hierover is
momenteel het volgende te melden. Tijdens de top tussen de Europese en de Afrikaanse
Unie zijn op 18 februari jl. de eerste zes landen bekend gemaakt die technologie zullen
ontvangen. Dit betreft Egypte, Kenia, Nigeria, Senegal, Zuid-Afrika en Tunesië. De
ontvangende bedrijven zijn niet bekend gemaakt. Voorts beoordeelt de Wereldgezondheidsorganisatie
de ontvangen aanvragen, waarover de komende dagen en weken meer bekend zal worden.
Nederland volgt dit nauwlettend. Uw Kamer zal nader worden geïnformeerd.
Inzet op CEPI
CEPI, de Coalition for Epidemic Preparedness and Response, is een in 2017 opgericht mondiaal partnerschap om vaccins te ontwikkelen ter bestrijding
van toekomstige pandemieën. CEPI maakt onderdeel uit van ACT-A en is samen met de
WHO en GAVI, de Vaccine Alliance, de medeorganisator van de vaccinpijler van ACT-A.
In eerste respons op de COVID-19 pandemie in 2020, heeft Nederland 50 miljoen EUR
uit de VWS-begroting (non-ODA) aan CEPI bijgedragen ten behoeve van de ontwikkeling
van COVID-19 vaccins. CEPI heeft onlangs een nieuw hulpverzoek gelanceerd van 3,5 mld. USD
voor verdere ontwikkeling van vaccins in de periode 2022–2025. CEPI wil zich richten
op ontwikkeling van nieuwe vaccins voor COVID-19, maar ook voor andere ziekten, verbeteren
van voorbereiding op pandemieën en samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.
De ontwikkeling van vaccins dient een wereldwijd belang en is niet alleen in het belang
van ontwikkelingslanden. De OESO merkt bijdragen aan CEPI daarom niet volledig als
ODA aan. Een bijdrage vanuit de BHOS begroting ligt dan ook niet voor de hand. Het
kabinet beziet of er binnen het in te zetten beleid op pandemische paraatheid ruimte
is voor een nieuwe bijdrage aan CEPI.
De Nederlandse bijdrage uit BHOS-middelen aan ACT-A draagt op gebalanceerde wijze
bij aan het versterken van de verschillende pijlers om vaccins, country readiness en health systems strengthening in ontwikkelingslanden te verbeteren. Vanuit het oogpunt van efficiëntie en focus
is verdere verbreding van de kanaalkeuze niet wenselijk.
Tenslotte worden BHOS middelen reeds ingezet op productontwikkeling om bij te dragen
aan de bestrijding van nieuwe of verwaarloosde infectieziekten via het Fonds Product
Development Partnership (PDP), waarvoor nieuwe meerjarenfinanciering is voorzien.
Het PDP programma heeft een nadrukkelijke ontwikkelingsfocus.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Indieners
-
Indiener
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.