Brief regering : Bachelor Medisch Hulpverlener
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 454
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2022
De zorgsector staat voor een uitdagende opgave om de komende jaren de groeiende vraag
naar zorg en zorgprofessionals het hoofd te blijven bieden. De arbeidsmarkt is in
beweging en er ontstaan opleidingen die opleiden tot nieuwe beroepen en functies.
Dit past goed bij het idee dat iedere professional moet doen waar diegene goed in
is en het doel dat de patiënt hierbij maximaal is geholpen. Door het mogelijk maken
van breder opleiden en een bredere inzetbaarheid van zorgprofessionals, leven lang
leren binnen de zorg, taakherschikking en door bij de organisatie van zorg meer uit
te gaan van competenties en professionele ontwikkeling kan hieraan uitvoering worden
gegeven.
Eén van de nieuwe opleidingen die in de afgelopen jaren is geïntroduceerd is de hbo-opleiding
Medische Hulpverlening die opleidt tot Bachelor Medisch Hulpverlener (BMH). Middels
deze brief bied ik aan het veld duidelijkheid ten aanzien van de regulering van de
beroepen die volgen op de opleiding Medische Hulpverlening. Mij is bekend dat er meer
studenten zijn die de opleiding tot BMH willen doen dan dat er opleidingsplaatsen
beschikbaar zijn. Dat er onvoldoende opleidingsplaatsen beschikbaar kunnen worden
gesteld heeft hoofdzakelijk te maken met het feit dat er onvoldoende stageplaatsen
beschikbaar zijn op dit moment. Het maximaal benutten van de potentie van de opleiding
tot BMH vergt dan ook dat het aantal stageplaatsen voor deze opleiding wordt verhoogd,
zodat meer studenten die deze opleiding willen doen dat ook daadwerkelijk kunnen gaan
doen. Ik vertrouw erop dat met deze brief de onzekerheid bij het zorgveld wordt weggenomen
om te investeren in de BMH en in extra stageplekken voor deze opleiding op plaatsen
waar BMH’ers hard nodig zijn om de zorgvraag op te kunnen vangen.
De BMH is door het veld geïntroduceerd om een bijdrage te leveren aan de toenemende
behoefte aan medisch ondersteunend personeel als gevolg van de stijgende vraag naar
zorg in acute en spoedeisende situaties. De BMH verwerft in de eerste twee jaar van
zijn opleiding brede medische ondersteunende basiskennis en onderscheidt zich hierdoor
van de verpleegkundige beroepen. Hiernaast kunnen studenten al gedurende deze hbo-opleiding
een duidelijke richting kiezen in welke setting zij in de toekomst willen werken.
Hierdoor trekt de opleiding een grote diverse groep studenten aan, die vaak niet voor
een ander beroep in de zorg kiezen.
In 2017 is gestart met een experiment op grond waarvan de BMH tijdelijk zelfstandig
bevoegd is tot het verrichten van (bepaalde) voorbehouden handelingen. Dit experiment
– dat nog tot 1 mei 2022 loopt – is geëvalueerd door het evaluatieteam Taakherschikking
van het Maastricht UMC+. Met deze brief informeer ik u nader over deze evaluatie en
mijn voorstel om de BMH die werkzaam is in de spoedeisende acute zorg op te nemen
in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)
en een functioneel zelfstandige bevoegdheid toe te kennen.
Regulering van de BMH
De hbo-opleiding Medische Hulpverlening is in 2010 geïntroduceerd, waarbij in 2014
de eerste groep afgestudeerden de arbeidsmarkt betraden. Daarmee is de BMH een relatief
nieuwe zorgprofessional in de Nederlandse gezondheidszorg en de beroepsgroep kent
op dit moment een omvang van ca. 300 professionals. De opleiding tot BMH kent een
algemeen onderwijsprogramma van twee jaar waarin de BMH een brede medische ondersteunende
basiskennis verwerft. Na het tweede jaar volgt een differentiatie op één van de volgende
uitstroomprofielen: ambulancezorg, spoedeisende hulp, cardiodiagnostiek/interventiecardiologie
en anesthesie. De differentiatie operatieve zorg is inmiddels gestopt. We zien dat
de opleiding tot BMH populair is en een diverse groep studenten aanspreekt die liever
actief is in de acute zorg dan in de verplegende zorg. Ik vind het lovenswaardig dat
er in het veld een opleiding is geïnitieerd die een nieuwe groep van geïnteresseerden
voor de zorg aanboort.
Met ingang van 1 mei 2017 is op grond van artikel 36a Wet BIG en het Tijdelijk besluit
zelfstandige bevoegdheid bachelor medisch hulpverlener een experiment gestart op grond
waarvan de BMH in de praktijk zelfstandig bevoegd is tot het verrichten van (bepaalde)
voorbehouden handelingen. Reden voor het starten van het experiment was te onderzoeken
of het doeltreffend en doelmatig is om personen die de opleiding tot BMH hebben afgerond
een definitieve zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van in de wet aangewezen
voorbehouden handelingen toe te kennen.
Sinds 2017 zijn de effecten van de toekenning van de tijdelijke zelfstandige bevoegdheid
voor voorbehouden handelingen voor de BMH geëvalueerd. Uw Kamer heeft op 12 april
2021 het «Evaluatieonderzoek Artikel 36a Wet BIG met betrekking tot de inzet van de Bachelor
Medisch Hulpverlener» ontvangen.1 Uit de evaluatie van het experiment blijkt dat de BMH toegevoegde waarde heeft in
de zorg en kan bijdragen aan «handen aan het bed», met name in de spoedeisende en acute zorg. Voor wat betreft de evaluatie vind ik
belangrijk om op te merken dat de respons met betrekking tot de operatieve zorg tijdens
het evaluatieonderzoek zeer gering was en hierover dan ook geen betrouwbare uitspraken
konden worden gedaan. Inmiddels is de differentiatie operatieve zorg gestopt.
Gezien de uitkomst van het experiment, ben ik voornemens om de BMH (1.) voor de specifieke
context van de spoedeisende acute zorg – te weten de ambulancezorg, spoedeisende hulp
en cardiodiagnostiek/interventiecardiologie – op te nemen in artikel 3 Wet BIG en
(2.) een functioneelzelfstandige bevoegdheid toe te kennen voor het verrichten van bepaalde voorbehouden
handelingen. Om dit goed gefundeerd te kunnen doen zijn er twee voorwaarden voor het
op deze wijze reguleren van de BMH als beroep, namelijk (3.) dat het opleidingsprogramma
van de opleiding voor de BMH spoedeisende acute zorg wordt aangepast, zodat er gedurende
de opleiding meer praktijkervaring wordt opgedaan en (4.) het beroep BMH voor de specifieke context van de spoedeisende acute zorg – te weten de ambulancezorg,
spoedeisende hulp en cardiodiagnostiek/interventiecardiologie – een andere naam gaat
dragen. Dit zal ik hieronder toelichten.
1. Drie BMH differentiaties die in de specifieke context van de spoedeisende acute
zorg worden opgenomen in artikel 3 Wet BIG
In het evaluatieonderzoek is onderzocht in hoeverre het doelmatig en effectief is
om een zelfstandige bevoegdheid toe te kennen aan de BMH met betrekking tot het verrichten
van bepaalde voorbehouden handelingen. De specifieke context waarin de BMH werkt (ambulancezorg, spoedeisende hulp (SEH), cardiodiagnostiek, anesthesie en operatieve
zorg) verschilt echter onderling zodanig van elkaar dat er niet één algemene conclusie
getrokken kan worden voor het beroep BMH als geheel.
Gesteund door het evaluatieonderzoek zie ik basis om drie differentiaties van de BMH
op te nemen in artikel 3 Wet BIG, namelijk de BMH werkzaam in de ambulancezorg, de
BMH werkzaam op de SEH en de BMH werkzaam in de cardiologie. Wettelijke regulering
van deze beroepen is nodig vanuit het belang van patiëntveiligheid, omdat zij in een
setting werken van spoedeisende acute zorg waar het van belang is direct te kunnen
ingrijpen wanneer dat noodzakelijk is en waarbij het zwaartepunt ligt op interventies
door middel van voorbehouden risicovolle handelingen.
Dit ligt anders voor de BMH met de differentiatie anesthesie. In de anesthesiesetting is geen sprake van acute/spoedeisende situaties waarin direct toezicht en tussenkomst
van een arts niet (altijd) mogelijk is. Het gaat hier om planbare zorg, waarbij de
anesthesioloog altijd in de buurt is. Voorts wordt er op de werkvloer geen onderscheid
gemaakt in bevoegdheden tussen de BMH anesthesie en de anesthesiemedewerker, die in
opdracht en onder supervisie van een arts werkt. Daarom zal de BMH anesthesie niet
worden opgenomen in artikel 3 Wet BIG. Ik heb uw Kamer deze zomer overigens al laten
weten dat het eveneens niet noodzakelijk is de anesthesiemedewerker op te nemen in
de Wet BIG.2 Dat wil niet zeggen dat de beroepen hierdoor minder waardevol zijn. Integendeel.
Ik waardeer de inzet zeer en vind het van groot belang dat de BMH anesthesie, evenals
de anesthesiemedewerkers, inspraak krijgen op de werkprotocollen die hierover gaan.
2. Functioneel zelfstandige bevoegdheid
Ik ben voornemens om de drie differentiaties die zullen worden opgenomen in artikel
3 Wet BIG, namelijk de BMH werkzaam in de ambulancezorg, de BMH werkzaam op de SEH
en de BMH werkzaam in de cardiologie, een functioneel zelfstandige bevoegdheid voor
het uitvoeren van bepaalde voorbehouden handelingen toe te kennen. Hiertoe zal ik
het Besluit functionele zelfstandigheid aanpassen.
Bij mijn besluit om een experimenteertraject met de BMH te starten heb ik aangegeven
dat dit traject raakvlakken had met het traject «functionele zelfstandigheid ambulanceverpleegkundigen». In mijn beleidsreactie op de evaluatie van de Wet BIG van 2 december 20143 heb ik aangegeven dat ook de betekenis van de functionele zelfstandigheid binnen
de ambulancesetting in het kader van een aanpassing van het regime over voorbehouden
handelingen mijn aandacht had en dat ik beide trajecten in samenhang zou bekijken.
De onderzoekers concluderen dat de BMH ten tijde van het evaluatieonderzoek werd ingezet
in taken die andere zorgverleners onder een functionele zelfstandigheid of in opdracht
en onder supervisie van een arts verrichten. Dit heeft geleid tot mijn besluit om
de BMH in de context van de spoedeisende acute zorg niet een zelfstandige, maar een functioneel
zelfstandige bevoegdheid te verlenen.
Een functioneel zelfstandige bevoegdheid houdt in dat een zorgverlener in opdracht
van een zelfstandig bevoegde – bijvoorbeeld een arts – een voorbehouden handeling
mag verrichten zonder dat toezicht en tussenkomst van de opdrachtgever noodzakelijk
is. Opdrachten kunnen betrekking hebben op een enkele handeling, of op een reeks van
handelingen. Functioneel zelfstandige bevoegdheid is geschikt voor beroepsgroepen
die bepaalde voorbehouden handelingen regelmatig en met grote mate van zelfstandigheid
en deskundigheid uitvoeren.
Het expliciet vastleggen van een functionele zelfstandigheid heeft meerwaarde boven
de mogelijkheden die de artikelen 35 en 38 Wet BIG al bieden om in opdracht van een
zelfstandig bevoegde voorbehouden handelingen te verrichten in situaties waarin niet
steeds een zelfstandig bevoegde beschikbaar is om toezicht te houden en tussen te
komen. Bij vastlegging in het Besluit functionele zelfstandigheid mag de opdrachtgever
veronderstellen dat toezicht en tussenkomst niet nodig zijn. Voorts biedt dit de (tucht)rechter
houvast bij het beoordelen van situaties waarin het handelen van de opdrachtgever
of de opdrachtnemer moet worden getoetst. Voor de BMH werkzaam in de spoedeisende
acute zorg wordt vastlegging in het Besluit functionele zelfstandigheidzelfstandigheid
in het licht van het bovenstaande van meerwaarde geacht. Hierbij trek ik de vergelijking
met name de (ambulance)verpleegkundige die op grond van het Besluit functionele zelfstandigheid
bevoegd is om zonder toezicht en tussenkomst van de opdrachtgever een aantal voorbehouden handelingen te verrichten. Aangezien deze constructie goed
werkt bij de ambulanceverpleegkundige en hiermee voldoende is geborgd om in acute
situaties adequaat te handelen, ga ik ervan uit dat dit ook goed werkt voor de BMH
in de specifieke context van de spoedeisende acute zorg.
3. De voorwaarde dat de opleiding wordt aangepast ten aanzien van het aantal praktijkuren
Zoals eerder aangegeven is de BMH een nieuwe beroepsgroep, waarvan de eerste afgestudeerden
pas 3 jaar werkzaam waren toen het experiment startte. Opleiding en beroep waren destijds
nog niet geheel uitgekristalliseerd.
Uit het evaluatieonderzoek blijkt, dat de bekwaamheid met betrekking tot voorbehouden
handelingen niet altijd voldoende is gewaarborgd doordat deze niet veel voorkomen
of door andere professionals worden gedaan. Het blijkt dat zorgprofessionals in de
praktijk na het behalen van het bachelorsdiploma van de BMH-opleiding een extra traineetraject/aanvullende
CZO-scholing moeten volgen voordat deze zorgprofessionals zelfstandig aan de slag
kunnen. Dat duurt gemiddeld 45 weken na afronding van de opleiding. Het traineetraject
is enerzijds gericht op scholing in competenties en anderzijds op het opdoen van ruime
praktijkervaring (vlieguren). Daarbij blijkt de BMH-opleiding veel minder praktijkuren
te kennen dan de opleiding tot verpleegkundige4.
Hieruit concludeer ik dat zorgprofessionals na afloop van het reguliere bachelors-opleidingsprogramma
van de BMH-opleiding nog niet voldoende bekwaam zijn om zonder begeleiding werkzaam
te zijn. Omdat het niet de bedoeling is dat iemand een BIG-registratie heeft, terwijl
diegene nog een opleidingsdeel moet volgen om het beroep waarvoor hij in het register
is opgenomen uit te kunnen oefenen, stel ik de voorwaarde dat voor opname van het
beroep BMH in de Wet BIG de initiële opleiding wordt aangepast en hierin meer praktijkuren
(vlieguren) worden opgenomen, zodat de bekwaamheid op het moment van afronding van
de opleiding wordt gewaarborgd. Hiertoe zal ik, samen met mijn collega van het Ministerie
van OCW, met de hoge scholen en de Nederlandse Vereniging voor Bachelor Medisch Hulpverleners
(NVBMH) in overleg gaan.
4. De voorwaarde dat het beroep BMH voor de specifieke context van de spoedeisende
acute zorg een andere naam gaat dragen
Tot nu toe werd door het zorgveld altijd van Bachelor Medisch Hulpverlener of BMH
gesproken. Om meerdere redenen wordt dit geen geschikte beroepstitel geacht voor opname
in de Wet BIG. Allereerst wordt de term «bachelor» op basis van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gehanteerd in de specifieke context van een
opleiding of graad, waardoor het niet mogelijk is deze term te gebruiken voor een
beroepstitel. Daarnaast is de naam «medisch hulpverlener» onvoldoende duidelijk als
afzonderlijke beroepstitel in de Wet BIG. Achtergrond hiervan is dat de term medisch
hulpverlener in het algemeen spraakgebruik ook als verzamelterm of algemene aanduiding
voor medische beroepsbeoefenaren wordt gehanteerd en daarmee een onvoldoende onderscheidend
karakter heeft. Voor een patiënt zal de beroepstitel medisch hulpverlener dan ook
onvoldoende duidelijkheid bieden over wat het beroep precies inhoudt en wat de kwalificaties
zijn van de beroepsbeoefenaar die zorg verleent. Daarom heb ik aan de NVBMH gevraagd
een andere naam te bedenken voor het beroep waartoe de opleiding Medische Hulpverlening
met de differentiaties ambulancezorg, spoedeisende hulp, cardiodiagnostiek/interventiecardiologie
opleidt, waarbij in de beroepsnaam tot uitdrukking komt dat het gaat om een beroepsbeoefenaar
in de context van de spoedeisende acute zorg.
Wettelijke verankering BMH spoedeisende acute zorg
Vanwege de uitkomst van het experiment ten aanzien van de BMH in de ambulancezorg,
op de SEH en de cardiologie, ben ik van plan om het beroep voor de specifieke context
van spoedeisende acute zorg op te nemen in artikel 3 Wet BIG, indien aan bovengenoemde
voorwaarden (punten 3 en 4) is voldaan. De BMH-anesthesie en operatieve zorg zullen
niet worden opgenomen in artikel 3 Wet BIG. Dit wil niet zeggen dat deze differentiaties
minder relevant zijn met het oog op de arbeidsmarktbehoefte aan anesthesiemedewerkers
en operatieassistenten. Op grond van artikel 39 Wet BIG zal in het Besluit functionele
zelfstandigheid worden vastgelegd voor welke voorbehouden handelingen de BMH in de
specifieke context van spoedeisende acute zorg een functioneel zelfstandige bevoegdheid
heeft.
De zelfstandige bevoegdheid van de BMH om voorbehouden handelingen te verrichten op
basis van het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid bachelor medisch hulpverlener
is tijdelijk en vervalt per 1 mei 2022. Het experiment heeft dan vijf jaar geduurd.5 Dit betekent dat vanaf 1 mei 2022 tot de inwerkingtreding van de wet- en regelgeving
om het beroep van BMH definitief wettelijk te reguleren in de Wet BIG, de BMH de werkzaamheden
dient te verrichten binnen de mogelijkheden die de artikelen 35 en 38 Wet BIG bieden.
Binnen dit kader is het mogelijk voor de BMH om voorbehouden handelingen te verrichten
in opdracht van een zelfstandig bevoegde, de BMH beschikt over de vereiste bekwaamheid
tot het verrichten van de voorbehouden handeling en – in gevallen waarin dit nodig
is – de mogelijkheid van toezicht door de opdrachtgever en tussenkomst van een zelfstandig
bevoegde is gewaarborgd.
In de tussentijd worden de noodzakelijke voorbereidingen getroffen voor de wijziging
van de wet- en regelgeving om het beroep van BMH in de spoedeisende acute zorg wettelijk
te reguleren. Ik ben met partijen in gesprek over de randvoorwaarden voor regulering
en zodra de betrokken partijen uitsluitsel hebben gegeven over de invulling van die
voorwaarden, zal ik de verdere procedure voor de noodzakelijke wijzigingen in werking
zetten. Ook is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd over mijn voornemen en de tussenperiode
geïnformeerd.
Tot slot
Ik ben blij met de positie die de BMH heeft verworven in het medisch ondersteunend
domein en hoop dat veel mensen kiezen voor het beroep en daarmee ook flexibel blijven
om voor meerdere takken van sport in de zorg te kunnen kiezen. En ik vertrouw erop
dat ik hiermee het veld voldoende duidelijkheid heb gegeven over de beroepen die volgen
op de opleiding Medische Hulpverlening. Het is belangrijk dat de zorgsector blijft
investeren in de potentie van de BMH door dit beroep te bestendigen in de organisaties
en voldoende stageplekken aan te bieden. Ik zal de beroepsvereniging – de NVBMH –
over mijn besluit informeren en waar het de wettelijke verankering van de BMH in de
spoedeisende acute zorg betreft samen met de NVBMH het vervolg vormgeven.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport