Brief regering : Stand van zaken wachttijden GGZ
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 602 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2022
Bijgaand treft u de informatiekaart wachttijden ggz 2021 van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) aan over de actuele wachttijden en het aantal wachtenden in de geestelijke gezondheidszorg
(ggz)1.
Het kabinet wil de zorg voor iedereen die dat nodig heeft betaalbaar, beschikbaar
en bereikbaar houden. Dat is een grote uitdaging in de geestelijke gezondheidszorg
omdat – zo blijkt ook uit de gerapporteerde wachttijdcijfers in deze brief – de zorgbehoefte
en het zorgaanbod in de ggz nu onvoldoende op elkaar aansluiten. De ingezette aanpak
wachttijden, waar de transfermechanismen, het plan hoogcomplexe ggz en de regionale
doorzettingsmacht onderdeel van zijn, is erop gericht de aansluiting te verbeteren.
Ik ben positief over de aanpak en de inspanningen die de stuurgroep wachttijden hieraan
heeft geleverd.
Er is echter een bredere transitie nodig. De vraag naar (geestelijke gezondheids-)zorg
neemt toe terwijl er schaarste is op de arbeidsmarkt. Het rapport Kiezen voor houdbare
zorg2 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de discussienota Zorg voor
de toekomst3 wezen hier al eerder op.
De beschikbaarheid van voldoende zorgprofessionals is nu al een knelpunt en het zal
de komende jaren alleen nog maar uitdagender worden om voldoende medewerkers voor
de zorg te werven en te behouden. Het geraamde personeelstekort in de gezondheidszorg
voor 2022 van circa 49 duizend dreigt op te lopen tot bijna 117 duizend in 2030. Zoveel
extra mensen zien te werven en behouden voor de zorg is onhaalbaar en – gezien ook
de gelijktijdige vraag naar personeel elders in de maatschappij en in het belang van
alle andere sectoren – ook onwenselijk.
Het kabinet wil daarom inzetten op gezondheid en mentale weerbaarheid van mensen in
onze samenleving. Dit dient tot tot minder verwijzingen naar de ggz te leiden. Daarnaast
zal het noodzakelijk zijn de schaarse zorgcapaciteit die we hebben slimmer te organiseren.
Voor de zomer kom ik met een toekomstagenda ggz die ingaat op dit vraagstuk in de
context van het kabinetsbeleid dat breed inzet op gezondheid en samen met betrokken
partijen zal ik bezien hoe ik een toekomstbestendige ggz een plek zal geven in het
Integraal Zorgakkoord.
Wachttijden
De NZa ziet over het algemeen weinig grote ontwikkelingen in de wachttijden. Wel is
er een verschil te zien in ontwikkeling in aanmeldwachttijd en behandelwachttijd.
Uit de cijfers blijkt dat de aanmeldwachttijden (licht) afnemen en de behandelwachttijden
toenemen. Hierdoor wachten mensen minder lang op een intake, maar wachten zij langer
op de start van hun behandeling. Deze ontwikkeling begon in het eerste halfjaar van
2021 en wordt nu door de NZa nog steeds gezien.
De aanmeldwachttijden zijn voor alle diagnosegroepen al lange tijd langer dan de norm
die het veld hiervoor heeft bepaald (de Treeknorm van 4 weken). Een positief verschil
in deze cijfers is dat aanmeldwachttijden voor 10 van de 16 diagnosegroepen in december
2021 lager uitvallen dan in mei van datzelfde jaar. Voor 1 diagnosegroep is de aanmeldwachttijd
hoger. De verschillen zijn echter klein.
De totale wachttijd is in december 2021 voor 6 van de 16 diagnosegroepen toegenomen
ten opzichte van de situatie in mei 2021. Bij 3 diagnosegroepen is de totale wachttijd
afgenomen. Het aantal diagnosegroepen dat de Treeknorm overschrijdt, is gelijk gebleven.
De diagnosegroep basis ggz ligt met een gemiddelde totale wachttijd van 12 weken onder
de Treeknorm. Dat stemt mij positief aangezien een groot deel van de mensen die een
beroep doen op ggz-zorg een behandeling in de basis ggz ontvangt.
Vanwege het feit dat de landelijke wachttijdcijfers nu geen forse stijging laten zien,
is het beeld van de NZa dat ggz-aanbieders over het algemeen in staat blijken de extra
uitdagingen die de pandemie met zich meebrengt (zoals een fluctuerende zorgvraag en
hoger verzuim) op te vangen. Ik vind dit een positief signaal en het toont nogmaals
aan dat de ggz zich in deze moeilijke periode maximaal inspant om mensen de zorg te
bieden waar zij behoefte aan hebben. De pandemie kan wel extra druk op individuele
ggz-aanbieders geven. Dit is ook een onderwerp waar de IGJ de afgelopen tijd onderzoek
naar heeft gedaan.
Aantal wachtenden
De NZa geeft aan dat bijna 85.000 mensen in Nederland wachten op basis ggz en specialistische
ggz. Dit aantal is gebaseerd op door zorgaanbieders aangeleverde cijfers en niet gecorrigeerd
voor dubbel- en voorkeurswachtenden. Binnen deze groep geldt dat voor bijna 9.000
mensen de wachttijd voor behandeling langer is dan de norm die het veld hiervoor heeft
bepaald (de Treeknorm van 10 weken). Voor ongeveer 31.000 mensen is de wachttijd voor
een intake langer dan de Treeknorm (van 4 weken).
Ten opzichte van de situatie in mei 2021 is het totale aantal wachtenden dat langer
dan de Treeknorm wacht licht toegenomen, van ruim 37.000 mensen toen naar een kleine
40.000 nu.4
Voorkeurs- en dubbelwachtenden
Bij brief van 12 juli 20215 bent u geïnformeerd over het onderzoek naar voorkeurs- en dubbel wachtenden dat de
NZa in 2022 zal uitvoeren. Het uiteindelijke doel is om meer inzicht te krijgen in
de opbouw van wachttijdcijfers en de behoefte en motieven van wachtenden. Bij het
uitwerken van de onderzoeksopzet heeft de NZa geconcludeerd dat het niet haalbaar
is om kwantitatief onderzoek uit te voeren naar voorkeurswachtenden. Dit komt omdat
het aantal voorkeurswachtenden en de reden waarom zij een voorkeur hebben beide niet
op te maken zijn uit de administratie van zorgaanbieders. Om toch landelijk kwantitatief
inzicht te krijgen zouden alle cliënten persoonlijk benaderd moeten worden. De NZa
concludeert daarom dat de inspanningen om het aantal voorkeurswachtenden kwantitatief
in beeld te brengen niet in verhouding staan tot de baten. De NZa past daarom de onderzoeksopzet
aan en zal een kwantitatief landelijk onderzoek uitvoeren naar dubbelwachtenden en
een kwalitatief onderzoek naar voorkeurswachtenden.
Rapportage Panel Psychisch Gezien
Ik doe u hierbij tevens de rapportage van het Panel Psychisch Gezien toekomen6. Het onderzoek biedt inzicht in het maatschappelijk functioneren en de zorg- en leefsituatie
van mensen met ernstige psychische aandoeningen. De uitkomsten betreffen het jaar
2021. Dit deelonderzoek maakte tot voor kort (2021) onderdeel uit van de Monitor ambulantisering
en hervorming van de langdurige ggz, die zal worden voorgezet met de (nieuwe) Monitor
psychische problematiek (najaar 2022).
Sinds 2010 wordt door het Trimbos-instituut met een periodieke peiling het maatschappelijk
functioneren en de zorg- en leefsituatie van mensen met aanhoudende psychische aandoeningen
in beeld gebracht. Gedurende de periode 2015–2021 zijn er nauwelijks veranderingen
te constateren met betrekking tot de feitelijke leefsituatie. Het percentage panelleden
dat in beeld is of was bij de ggz is gedaald van 89% in 2015 naar 79% in 2021. Opvallend
is dat de groep panelleden die de afgelopen 12 maanden contact heeft gehad met de
POH-ggz groter is geworden (13% in 2015 en 19% in 2021).
Wat betreft ervaren inclusie (het gevoel mee te tellen) en ervaren eenzaamheid betreft,
zijn geen veranderingen te zien in de periode 2015–2021. Voor de mate van ervaren
discriminatie lijkt sprake te zijn van een voorzichtig positieve ontwikkeling. Ten
opzichte van voorgaande jaren daalde in 2020 het percentage panelleden dat zich gediscrimineerd
of achtergesteld voelt vanwege psychische problematiek naar 20% (voorheen tussen de
25–28%). Voor de overige uitkomsten verwijs ik u naar de bijlage.
Tot slot
Het beeld rond de wachttijden laat zien hoe groot de druk is op de ggz en onderstreept
het belang van beleid dat inzet op gezondheid en mentale weerbaarheid, het voorkomen
van onnodige instroom in de ggz en het slim organiseren van de ggz-zorg. Voor deze
opgaven wil ik mij inzetten met als doel ervoor te zorgen dat iedereen in Nederland
goede zorg kan ontvangen als dat nodig is.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.