Brief regering : Stand van zaken over de vogelgriepsituatie in Nederland en andere dierziekten
29 683 Dierziektebeleid
28 807
Vogelpest (Aviaire influenza)
Nr. 258
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2022
Met deze brief geef ik u een stand van zaken over de vogelgriepsituatie in Nederland.
Daarbij ga ik ook in op het laatste verslag van de deskundigengroep dierziekten, het
einde van de 16-wekentermijn en, mede namens mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS), op de gewijzigde motie van het lid Wassenberg (PvdD) over het testen
van dode wilde dieren op vogelgriep (Kamerstuk 25 295, nr, 1769). Tot slot licht ik
in deze brief een aantal aanvullende bioveiligheidsmaatregelen op pluimveebedrijven
toe.
Situatie Europa
De situatie in Europa is nog steeds ernstig. Veel landen kampen nog steeds met uitbraken
van hoog pathogene vogelgriep (HPAI). Vooral Frankrijk (86) is zwaar getroffen. Daarnaast
zijn ook in de volgende landen de afgelopen vier weken besmettingen gevonden: Bulgarije
(2); Tsjechië (3); Denemarken (1); Duitsland (7); Hongarije (1); Italië (4); Polen
(10), Portugal (4) Roemenië (1); Noord Ierland (1) en Spanje (11).
Situatie Nederland
Ook in Nederland is de situatie niet rustig. Na de uitbraak in Ede waarover ik u informeerde
in mijn brief van 25 januari jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 245) zijn er tien besmettingen bijgekomen; op een vleeseendenbedrijf in Biddinghuizen;
een opfoklegbedrijf in Vuren; een bedrijf met vleeskuikengrootouderdieren in Zeewolde;
twee eendenbedrijven en een kleinschalig legbedrijf in Hierden; een legpluimveebedrijf
in Eefde; een legpluimveebedrijf in Woltersum en een bedrijf met leghennen in Putten.
Het totaal aantal besmettingen sinds oktober vorig jaar, waarvoor een beperkingszone
werd ingesteld, komt daarmee op 281,. Ik maak me zorgen om de grote aantallen besmettingen bij pluimveebedrijven. Ik
heb daarom de deskundigen om een analyse gevraagd en ik tref in overleg met de sector
een aantal aanvullende maatregelen om besmettingen te voorkomen.
Deskundigenverslag
Op 26 januari jl. is de deskundigengroep dierziekten bijeengeweest. In de bijlage
bij deze brief vindt u het verslag van dit overleg2. De deskundigen schatten de kans op verspreiding tussen pluimveebedrijven in als
matig en de kans op insleep van vogelgriepvirus vanuit wilde vogels op een bedrijf
als hoog. De deskundigen benadrukken dat de aandacht voor bioveiligheid bijzonder
belangrijk is en dat de bestaande hygiënemaatregelen, zoals verplicht douchen bij
het in- en uitgaan van de stal en het beperken van het aantal bezoekers in de stal,
worden nageleefd.
Aanvullende maatregelen
Ik heb onder andere naar aanleiding van dit advies en in overleg met de sector besloten
een aantal aanvullende maatregelen te nemen. Het is daarbij goed te beseffen dat er
door de pluimveehouders en andere betrokkenen al veel gedaan wordt ter preventie van
vogelgriep. Ik verwacht niet dat met deze extra maatregelen besmettingen volledig
worden voorkomen. Niettemin moeten we maximaal proberen om besmettingen te voorkomen
en daar waar nog verbeteringen in de bioveiligheid kunnen worden gerealiseerd, moet
dat gedaan worden. De Faculteit Diergeneeskunde doet al onderzoek naar mogelijke manieren
van insleep op geruimde bedrijven. Een samenvatting van de resultaten vindt u als
bijlage bij deze brief3. Dit geeft aanleiding om nog eens kritisch te kijken naar bioveiligheid op bedrijven.
Hygiënecheck voor geruimde bedrijven
Ik ben voornemens om een verplichte hygiënecheck voor besmette en geruimde bedrijven
in te stellen en zal uw Kamer op korte termijn informeren over de concrete uitwerking
hiervan. Het doel van deze hygiënecheck is dat eventuele belangrijke tekortkomingen
in de bioveiligheid eerst verholpen worden voordat houders nieuwe dieren in de stal
mogen plaatsen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zal hierop toezien.
Deze hygiënecheck komt naast de reeds bestaande verplichte reinigings- en ontsmettingsrondes
die een besmet bedrijf moet hebben uitgevoerd voordat er nieuwe dieren in de stal
kunnen worden geplaatst.
Bedrijfsspecifiek bioveiligheidsplan
Om te voorkomen dat bedrijven besmet raken zoek ik, samen met de sector en dierenartsen,
naar een manier om de bioveiligheid op alle bedrijven te optimaliseren. In lijn met
de aanbeveling in het expertrapport «Zoönosen in het vizier», om een bioveiligheidscheck
op bedrijven in te voeren, gaan we, als pilot, op een aantal bedrijven de bioveiligheid
op het bedrijf door onafhankelijke externe deskundigen in kaart laten brengen. Daarvoor
zal als basis gebruikgemaakt worden van de hygiënescan, die de sector reeds ontwikkeld
heeft, aangevuld met specifieke punten voor vogelgriep die uit het onderzoek van de
Faculteit Diergeneeskunde naar voren komen. Uit de scan volgen bedrijfsspecifieke
aanbevelingen die een pluimveehouder kunnen helpen de bioveiligheid te verbeteren.
Daarnaast zal aan deze houders worden gevraagd alle bioveiligheidsmaatregelen vast
te leggen in een bioveiligheidsplan. In dit plan wordt beschreven welke maatregelen
bezoekers en personeel van het bedrijf bij het betreden van het erf of de stallen
en het verlaten van het bedrijf in acht moeten nemen en welke bioveiligheidsvoorzieningen
op een bedrijf aanwezig zijn. Ook zal in een planning worden beschreven hoe en wanneer
de eventuele tekortkomingen die uit de onafhankelijke hygiënescan blijken, worden
opgelost. Op basis van de ervaringen en de kennis die in deze pilot worden opgedaan
zal nog dit jaar bekeken worden hoe een systeem voor een verplicht bedrijfsspecifiek
bioveiligheidsplan in de hele sector ingevoerd kan gaan worden.
Vaccinatie
Vaccinatie tegen aviaire influenza is een instrument om de continue vogelgriepdreiging
op de langere termijn het hoofd te bieden. In overleg met verschillende onderzoekers
wordt op dit moment een vaccinproef onder gecontroleerde omstandigheden in een laboratorium
voorbereid. Deze proef wordt uitgevoerd als de toestemming van de Centrale Commissie
Dierproeven is afgegeven. Dit proces vergt enige tijd en ik verwacht de eerste resultaten
op zijn vroegst deze zomer. Daarnaast ben ik nu met een aantal betrokkenen uit de
pluimveesector een traject aan het verkennen om een vaccin te onderzoeken onder veldomstandigheden.
Dit traject voor een mogelijke veldproef vloeit voort uit de roadmap vogelgriep en
past in het stappenplan dat de sector en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) hebben opgesteld. Samen met Frankrijk bekijken we daarnaast nog andere opties
voor een proef met vaccinatie tegen HPAI.
Ik vind vaccinatie als extra maatregel om de dreiging het hoofd te bieden zeer belangrijk.
Ik pleit er daarom, samen met mijn Franse collega, in de Europese Unie voor om de
mogelijkheden van vaccinatie in de Europese Unie te verkennen en te bevorderen. De
Europese Commissie (EC) staat daar open voor. De EC onderzoekt welke aanpassingen
en vereenvoudigingen in regelgeving mogelijk zijn ter bevordering van vaccinatie op
het moment dat er een vaccin beschikbaar is en heeft de European Food Safety Authority
(EFSA) verzocht een inventarisatie van werkzame en beschikbare vaccins tegen HPAI
uit te voeren. Naar verwachting verschijnt hun rapport begin volgend jaar.
Belangrijke punten die we in de EU adresseren zijn de effectiviteit van preventieve
vaccinatie om de dreiging het hoofd te bieden en het voorkomen van handelsbelemmeringen
tussen lidstaten en met derde landen.
Ik blijf me zowel nationaal als internationaal waar mogelijk inzetten voor een goede
acceptatie van producten van gevaccineerde dieren. Daarbij zal ik blijven uitdragen
dat producten van gevaccineerde dieren net zo veilig zijn als van niet-gevaccineerde
dieren.
De 16-wekentermijn voor vrije-uitloop
Op 16 februari jl. duurde de ophokplicht 16 weken. Dit heeft consequenties voor de
leghennen die volgens het vrije-uitloopconcept worden gehouden. In verordening (EU)
589/2008 is vastgelegd dat als derogatie, de eerste 16 weken dat een ophokplicht duurt,
de eieren nog steeds als vrije-uitloopei gestempeld en verhandeld mogen worden. Na
16 weken moeten de eieren afgewaardeerd worden tot scharrelei. Het is niet te verwachten
dat de vogelgriepdreiging binnen enkele weken zal afnemen. Dat betekent dat vanaf
17 februari vrije-uitloopeieren afgewaardeerd moeten worden naar scharreleieren. Gelukkig
heeft de sector ook dit jaar de retail voor een groot deel bereid gevonden de inkoopprijs
voor vrije-uitloopeieren te blijven betalen om zo deze sector te ondersteunen. Ik
vind dat een mooi initiatief dat betrokkenheid van de hele keten uitstraalt.
Er zijn signalen dat ook andere lidstaten van de Europese Unie aanlopen tegen de gevolgen
van aanhoudende ophokplicht en de financiële gevolgen daarvan voor de vrije-uitloopsector.
Met collega’s uit elf andere lidstaten heb ik een AOB-punt aangevraagd voor de komende
Landbouwraad van 21 februari a.s. waarbij de Europese Commissie gevraagd wordt om
een oplossing te vinden voor deze situatie voor zowel de korte als lange termijn.
Over de uitkomst van de discussie hierover in de komende Landbouwraad wordt u geïnformeerd
via het verslag van de Raad.
Met collega’s uit elf andere lidstaten heb ik een AOB punt aangevraagd voor de landbouwraad
van 21 februari jl. waarbij de Europese Commissie gevraagd is om een oplossing te
vinden voor deze situatie voor zowel de korte als lange termijn.
Ik heb – gezien de uitzonderlijke vogelgriepsituatie dit jaar en de noodzaak om alle
bioveiligheidsmaatregelen zo lang als nodig te handhaven – gepleit voor het niet laten
gelden van de 16-wekentermijn voor de vrije uitloopsector totdat een risicoanalyse
laat zien dat de ophokplicht kan worden ingetrokken. Tegelijkertijd moeten we als
lidstaten met de Europese Commissie werken aan een structurele oplossing voor de langere
termijn. De Eurocommissaris erkent de problematiek en heeft in de Raad begrip geuit
voor het verzoek, maar gaf tevens aan dat een oplossing op korte termijn niet te verwachten
is. Hij wil gezamenlijk werken aan een structurele oplossing, maar dit vergt meer
tijd. Ik betreur het zeer dat de Europese Commissie geen mogelijkheden ziet voor een
oplossing op korte termijn. Dit raakt de vrije uitloopsector hard. Bij de herziening
van de handelsnormen dit jaar zal Nederland maximaal inzetten op een structurele oplossing
voor de lange termijn.
Monitoring zoönotische aspecten
In het debat van 26 januari jongsleden heeft het lid Van Esch (PvdD) de uitbraak van
vogelgriep onder wilde vogels en incidentele besmetting van zoogdieren onder de aandacht
gebracht en opgemerkt dat er door de Minister van LNV geen onderzoek wordt gedaan
naar alle gestorven dieren. De Minister van VWS heeft daarop aangeven dit nadrukkelijk
onder mijn aandacht te brengen en dit is inmiddels gebeurd. Tevens heeft uw Kamer
per brief van 1 februari jl. mij verzocht u te informeren over de uitvoering van de
gewijzigde motie van het lid Wassenberg (Kamerstuk 25 295, nr. 1727), die de regering verzoekt te borgen dat dode dieren die in de natuur worden gevonden
en waarbij een vermoeden bestaat dat er sprake is van vogelgriep, zo veel mogelijk
worden onderzocht. Wij onderkennen het belang van monitoring van (zoog)dieren die
besmet zijn met HPAI om zicht te houden op verspreiding van het virus en veranderingen
in de karakteristieken ervan. Bij de NVWA en bij Dutch Wildlife Health Centre (DWHC)
komen meldingen binnen van vondsten van dode vlees- of aasetende zoogdieren, zoals
vossen en marterachtigen. Dit soort zoogdieren, waarvan wordt vermoed dat die zijn
besmet met HPAI, worden vervolgens verzonden aan en onderzocht door Wageningen Bioveterinary
Research (WBVR). Wanneer een infectie met vogelgriepvirus wordt gevonden, wordt het
virus door het RIVM en het Erasmus MC beoordeeld op zoönotische karakteristieken.
In Nederland is sinds 1 oktober 2021 aviaire influenza virus type H5N1 aangetoond
in vijf vossen, een marter, een otter en twee bunzingen. Genetische analyse van vogelgriepvirus
in vier vossen, een otter en een bunzing in Nederland sinds 1 oktober 2021 heeft aangetoond
dat het virus wel een mutatie in één van de polymerase-eiwitten bevat die belangrijk
is voor infectie van zoogdieren. Maar voor efficiënte transmissie tussen zoogdieren
of mensen zijn meer genetische aanpassingen nodig. Overdracht van zoogdier (bijvoorbeeld
hond) naar mensen is nog nooit vastgesteld. De zoönotische risico’s van de nu circulerende
HPAI-virussen wordt door het RIVM laag ingeschat. Met het oog op de actuele uitbraak
organiseert het RIVM in maart een Deskundigenberaad-Zoönosen met als onderwerp vogelgriep,
om na te gaan wat in de huidige omstandigheden de risico’s voor de volksgezondheid
zijn en welke maatregelen ingezet zouden kunnen worden om eventuele risico’s te couperen.
Te zijner tijd ontvangt u het advies met onze reactie.
Daarnaast worden, zoals ik in mijn brief van 25 januari jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 245) heb aangegeven, vondsten van wilde vogels risicogebaseerd onderzocht. Dat houdt
in dat als een kadaver van een nieuwe, nog niet eerder onderzochte vogelsoort wordt
gevonden, deze onderzocht wordt op AI-virus. Dat geldt ook als er kadavers van vogels
worden gevonden in een nieuw gebied waar nog niet eerder met AI besmette wilde vogels
zijn gevonden. Wanneer veel dode vogels bij elkaar worden gevonden wordt een steekproef
onderzocht. Op deze wijze houden wij zowel zicht op het virus en de veranderingen
in de karakteristieken ervan, als welke vogelsoorten gevoelig zijn en waar in Nederland
dode vogels worden gevonden met HPAI, zodat eventueel nog extra waarschuwingen of
maatregelen kunnen worden genomen als daarvoor een noodzaak is. Hiermee geef ik uitvoering
aan de hierboven genoemde motie Wassenberg.
Dode wilde vogels met vogelgriep
Er zijn dit jaar, net als vorig jaar, ook veel wilde vogels het slachtoffer geworden
van vogelgriep. Ik zie dat dit een grote belasting oplevert voor onder andere dierenhulporganisaties.
Ik waardeer hun inzet heel erg.
Op veel plaatsen blijkt het een uitdaging om het opruimen van dode vogels goed te
stroomlijnen. Ik heb daar oog voor maar zie tegelijkertijd dat het een ingewikkeld
vraagstuk is met veel betrokkenen. Om dit proces en de rol van betrokkenen te verduidelijken,
heb ik in overleg met experts, en met een aantal gemeenten en de provincie en Veiligheidsregio
Friesland een handreiking opgesteld over hoe en door wie het opruimen van dode vogels
kan plaatsvinden. De Veiligheidsregio Friesland coördineert sinds vorig jaar het opruimen
van dode wilde vogels in Friesland en vervult daarmee een belangrijke rol. U vindt
de handreiking op de website van de NVWA4. Daarnaast ga ik met deze betrokken partijen, waaronder ook dierenhulporganisaties,
op korte termijn in overleg om te kijken of en wat er nog meer nodig is ten aanzien
van het opruimen van dode vogels en de zorg voor zieke vogels door vogelgriep.
Lange termijn
Zoals ik ook in mijn brief van 25 januari jl. heb aangegeven, lijkt het er op dat
vogelgriep nu een structureel probleem is geworden, dat jaarrond in Nederland voorkomt.
Daarmee vormt de ziekte een permanente bedreiging voor de pluimveehouderij, voor houders
van kleine aantallen vogels en voor wilde vogels en zoogdieren. Dit vraagt om oplossingen
op de langere termijn, en om een nieuwe visie hoe we met de pluimveehouderij en vogelgrieppreventie
en -bestrijding om moeten en willen gaan. Ik heb de sector gevraagd hier mee aan de
slag te gaan. Ik ga hierover tevens met andere partijen, ook in Europa, het gesprek
aan, ook in het kader van de integrale gebiedsgerichte aanpak met betrekking tot stikstof,
water en klimaat en de uitwerking van de aanbevelingen in het rapport «Zoönosen in
het Vizier».
Afrikaanse varkenspest
Afrikaanse varkenspest (AVP) is sinds 2014 bezig aan een opmars in de Europese Unie.
Duitsland werd in het najaar van 2020 getroffen, en heeft sindsdien vele honderden
besmette wilde zwijnen gemeld en drie uitbraken bij varkenshouderijen. In Italië werden
besmette zwijnen gevonden sinds januari dit jaar. Ik heb de deskundigengroep dierziekten
gevraagd om opnieuw een risicobeoordeling te doen voor de besmetting van varkens of
wilde zwijnen in Nederland. De kans dat AVP wordt binnengebracht door migrerende besmette
wilde zwijnen wordt zeer klein geacht. De deskundigen achten de kans dat het virus
via menselijk handelen Nederland binnenkomt voor het komend jaar klein tot medium,
voor de komende vijf jaar medium tot hoog.
Daarnaast heb ik ook gevraagd hoe de deskundigen de effectiviteit van het terugdringen
van het aantal wilde zwijnen zien ter preventie van introductie van AVP. De deskundigen
geven aan dat regulier beheer van de wilde zwijnenpopulaties matig helpt om de kans
op introductie te verkleinen. Voorkomen dat het huidige verspreidingsgebied verder
uitbreidt is vanuit risico van introductie van AVP van groter belang dan verlaging
van de dichtheid in bestaand leefgebied. Het verslag van de deskundigengroep stuur
ik als bijlage bij deze brief mee en wordt op de website van de deskundigengroep gepubliceerd5.
Ik heb geregeld overleg met diverse belanghebbenden om te bezien of er aanvullende
maatregelen kunnen worden geïmplementeerd die de kans op insleep verder verkleinen.
De aanbevelingen uit de Roadmap Preventie AVP worden momenteel uitgewerkt. De Producentenorganisatie
Varkenshouderij (POV) heeft een hygiënescan voor varkensbedrijven ontwikkeld. Met
de provincies zit ik regelmatig in de werkgroep om tafel om de resultaten wat betreft
het beheer van wilde zwijnen te delen. De provincies hebben in het kader van de uitvoering
van de Roadmap plannen opgesteld voor een gebiedsgerichte aanpak voor het beheer van
wilde zwijnen.
Audit Wageningen Bioveterinary Research
Tijdens het algemeen overleg over dieren in de veehouderij van 29 oktober 2020 (Kamerstuk
28 286 en 28 973, nr. 1136) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd uw Kamer te informeren over uitkomsten van
de onafhankelijke audit van het laboratorium Wageningen Bioveterinary Research (WBVR).
Deze audit is uitgevoerd naar aanleiding van de uitspraak van het College van Beroep
voor het bedrijfsleven (CBb) op 7 januari 2020 over mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek.
In de brief aan uw Kamer van 7 januari 2020 (Kamerstuk 27 622, nr. 148) is aangegeven dat het laboratorium WBVR geaccrediteerd is en continu werkt aan het
verbeteren van de werkprocessen en methoden, maar dat het belangrijk was hun werkwijze
nogmaals onafhankelijk in een audit te beoordelen. Het auditteam heeft inmiddels de
audit uitgevoerd en een rapport opgesteld. Dat vindt u als bijlage bij deze brief6.
Het auditteam heeft in de gesprekken met auditees en in observaties vastgesteld dat
medewerkers zich zeer bewust zijn van het risico op verwisseling van monsters of uitslagen
en als beheersing controlemaatregelen hebben ingebouwd die dit risico verkleinen.
Het auditteam heeft gedurende de auditprocedure geen situaties geobserveerd waarin
aantoonbaar verwisseling van materialen heeft plaatsgevonden of controle maatregelen
hierop in kritische processtappen werden overgeslagen. Wel heeft het team geconstateerd
dat de systematiek van risicomanagement nog onvoldoende expliciet is ingebouwd in
het kwaliteitsmanagementsysteem. Aan de aanbeveling die dit laatste punt betreft zal
WBVR de komende maanden opvolging geven.
VGO-III onderzoek
Hierbij informeer ik uw Kamer over de toezegging uit het debat over de Begroting Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit 2022 (d.d. 2 december 2021 (Handelingen II 2021/22, nr.
30, item 10)) om met de provincies in overleg te treden waar nog geen moratorium voor geitenhouderijen
van kracht is. Ik heb de gedeputeerde staten van de provincies Friesland, Groningen,
Zeeland en Drenthe geïnformeerd over de voortgang en resultaten van het onderzoeksprogramma
Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) III.
Tevens heb de gedeputeerde staten gevraagd om de invoering van een moratorium voor
de uitbreiding en/of nieuwvestiging van de geitenhouderij in overweging te nemen en
hun de mogelijkheid geboden om verder in gesprek te gaan over deze thematiek.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit