Brief regering : Reactie op de motie van het lid Koekkoek over de PNR-richtlijn jaarlijks evalueren (Kamerstuk 29754-633)
34 861 Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven)
Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2022
In deze brief geef ik graag mijn reactie op de motie (Kamerstuk 29 754, nr. 633) en mondelinge inbreng van het Lid Koekkoek tijdens het tweeminutendebat terrorisme
en extremisme van 8 februari jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 47, Tweeminutendebat
Terrorisme/extremisme)
De motie verzoekt de regering de richtlijn jaarlijks te evalueren teneinde de effecten
van de wet op de rechtmatigheid en proportionaliteit in de uitvoering te beoordelen,
en verzoekt de regering de verlenging van de PNR-richtlijn stop te zetten, zodra het
herziene Europese voorstel geïmplementeerd kan worden. Ik zal in deze brief in gaan
op beide verzoeken.
Graag ga ik eerst in op het Europese voorstel. Zoals recent aan uw Kamer gecommuniceerd
in antwoord op vragen van de Volt-fractie over de inbreng voor de afgelopen informele
JBZ-raad1, is van een «herziening van de Passenger Name Records (PNR) richtlijn» tot dusver
geen sprake. Naar aanleiding van haar evaluatie van de PNR richtlijn in 20202, achtte de Europese Commissie het niet nodig op dat moment wijzigingen aan de PNR
richtlijn voor te stellen. Daarbij gaf de Commissie aan dat het besluit of een herziening van de PNR richtlijn zou plaatsvinden, mede genomen zou worden op
basis van de uitspraak van het Europees Hof in de bij het Hof aanhangig gemaakte zaken
over de PNR richtlijn. Uw Kamer is hierover geïnformeerd per brief van 15 oktober
20203. De uitspraak in de eerste van deze zaken wordt niet eerder verwacht dan in de komende
drie tot zes maanden. Ik blijf deze ontwikkelingen op de voet volgen.
Hierbij merk ik overigens op dat de op 27 januari jl. uitgebrachte conclusie van de
advocaat-generaal (AG) bij het Europees Hof in algemene zin positief is. Volgens de
AG is zowel de doorgifte als de algemene en ongedifferentieerde geautomatiseerde verwerking
van PNR-gegevens proportioneel en verenigbaar met de grondrechten op privacy en bescherming
van persoonsgegevens.
Wel werkt de Commissie aan het herzien van de wijze waarop overeenkomsten met derde
landen worden afgesloten over het uitwisselen van PNR-gegevens4. Hier wordt nog dit jaar een voorstel over verwacht. Daarnaast werkt de Commissie
aan een voorstel voor de herziening van de richtlijn over Advance Passenger Information,
dat tevens later dit jaar wordt verwacht5.
Het besluit houdende bestendiging van de toepasselijkheid op vluchten binnen de Europese
Unie van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische
en ernstige misdrijven (het ontwerpbesluit; Bijlage bij Kamerstuk 34 861) beoogt uitsluitend de regeling
op basis waarvan de passagiersinformatie-eenheid Nederland (Pi-NL) PNR-gegevens van
intra-EU vluchten ontvangt en verwerkt, te continueren. Dit door te voorkomen dat
de horizonbepaling opgenomen in artikel 25a juncto artikel 26, tweede lid, van de
PNR-wet, op 18 juni aanstaande in werking treedt.
Dit bij uw Kamer voorliggende ontwerpbesluit staat los van bovengenoemde werkzaamheden
van de Europese Commissie. Daarnaast is het, zoals ik ook tijdens het debat heb benadrukt,
van groot belang voor de opsporingsdiensten die gebruik maken van het PNR-instrument
voor de bestrijding van zware misdrijven en terrorisme, dat deze regeling doorgang
vindt. Mochten door een uitspraak van het Europees Hof en/of een herziening van de
richtlijn in een later stadium wijzigingen aan de PNR wet nodig zijn, zal daar op
dat moment uiteraard gevolg aan worden gegeven. Dit kan nu echter geen reden zijn
om het besluit tot voortzetting van deze regeling door de klok te laten nemen, als
de termijn van de horizonbepaling verstrijkt. Daarom ontraad ik dit deel van de motie.
Ten aanzien van het verzoek om een jaarlijkse evaluatie teneinde de effecten van de
wet op de rechtmatigheid en proportionaliteit in de uitvoering te beoordelen, deel
ik graag de volgende overwegingen.
De beide Kamers en de Autoriteit Persoonsgegevens ontvangen conform artikel 18 PNR-wet
jaarlijks vóór 1 juli de rapportage van de functionaris gegevensbescherming van de
Pi-NL. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop controle is uitgeoefend op de verwerking
van de persoonsgegevens door de Passagiersinformatie-eenheid en de wijze waarop de
waarborgen voor de gegevensbescherming zijn uitgevoerd. De rapportage bevat daarnaast
echter ook statistieken over de mate waarin passagiersgegevens zijn verstrekt, doorgegeven
of verzocht. Hiermee wordt voorzien in informatie over beide elementen die nodig zijn
voor het beoordelen van rechtmatigheid en proportionaliteit: het gebruik van het PNR-instrument,
en de wijze waarop de privacy van passagiers hierbij wordt gewaarborgd.
Voor wat betreft de conclusies van de WODC-evaluatie over de PNR-wet en de behoefte
om nadere onderbouwing van de resultaten van de toepassing van de PNR-wet, zowel over
de gehele toepassingsbreedte als specifiek op vluchten binnen Europa, verwijs ik naar
de beleidsreactie op de WODC-evaluatie van de PNR-wet6, de toelichting op het ontwerpbesluit7 en de beantwoording van de schriftelijke vragen hierover8. In de beleidsreactie wordt daarnaast ook ingegaan op de wijze waarop het functioneren
van het PNR-instrument (periodiek) wordt gemonitord, en hoe het monitoringsinstrumentarium
hiertoe wordt verbeterd.
Hiermee acht ik de Kamer van voldoende informatie te (hebben) voorzien om de effecten
van de wet te beoordelen, en daarom ontraad ik ook dit deel van de motie.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid