Brief regering : Verslag onderzoeks- en innovatiedeel informele Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 januari 2022
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 549
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2022
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, het verslag
van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen
van 24 en 25 januari 2022. De Raad sprak tijdens deze informele Raad over drie onderwerpen.
In de ochtend waren er twee workshops. De eerste workshop ging over de vraag welke
rol universiteiten kunnen spelen in het Europa van de toekomst. De tweede workshop
ging over de principes en waarden van onderzoek in Europa en de wereld, met focus
op de randvoorwaarden voor internationale samenwerking in hoger onderwijs, onderzoek
en innovatie (met daarbij speciale aandacht voor kennisveiligheid).
In de middag stond er een beleidsdebat op de agenda. Deze ging over het versterken
van transnationale samenwerking in hoger onderwijs, onderzoek en innovatie in Europa.
Dit in het licht van de Europese Strategie voor Universiteiten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen
op 24 en 25 januari 2022 te Parijs
Het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen van
24 en 25 januari 2022 stond in het teken van: de rol van universiteiten in de toekomst
van Europa, de principes en waarden van onderzoek in Europa en de wereld en het versterken
van transnationale samenwerking in het hoger onderwijs.
Ochtendsessie – Twee workshops met professoren van het Collège de France
De eerste workshop had als overkoepelend thema «Europa van universiteiten: welke toekomst?».
De centrale vraag daarbij was: Hoe kan de Europese Unie goed reageren op de grote
maatschappelijke uitdagingen van dit moment en hoe kan de Unie hierin een leidende
positie nemen?1
De gastsprekers lichtten toe dat hogeronderwijsinstellingen in Europa vaak al eeuwen
lang samenwerken. Dit biedt een fundament voor de toekomst. Belangrijk hierbij vonden
de sprekers dat de participatie van studenten hier een goede plek in heeft (in onderwijs,
onderzoek en innovatie). Verder benadrukten de sprekers het belang van samenwerking
tussen onderzoeksdisciplines. Ze vroegen daarbij aandacht voor de belangrijke, kritische
en reflecterende rol die de sociale en geesteswetenschappen daarin hebben. Ook vroegen
de sprekers aandacht voor erkennen en waarderen. Onderwijs- en onderzoekscarrières
moeten volgens hen niet alleen bekeken worden door de bril van publicaties, maar juist
veel breder (onderwijs, valorisatie, leiderschap, team science, etc.).
In reactie op de sprekers vroegen enkele lidstaten aandacht voor de situatie van jonge
onderzoekers. Deze hebben moeilijke jaren gehad door de pandemie en de oproep werd
gedaan op korte termijn over dit onderwerp door te praten. Citizen science vraagt volgens enkele lidstaten ook om continue aandacht en versterking. Ook ondersteunden
verschillende lidstaten de oproep om op een andere manier om te gaan met erkennen
en waarderen van onderzoek en innovatie, waarbij niet alleen naar publicaties wordt
gekeken, maar juist naar een breed scala van facetten.
De tweede workshop stond in het teken van het thema «Principes en waarden van onderzoek
in Europa en de wereld». De centrale vragen daarbij waren: hoe kunnen we de grote
maatschappelijke vraagstukken beter articuleren zonder de creativiteit van onderzoekers
te ondermijnen en hoe kunnen we de maatschappelijke verantwoordelijkheid van onderzoekers
van vandaag en morgen zichtbaar en begrijpelijk maken in de Europese Unie en daarbuiten.2
De gastsprekers vroegen in de workshop aandacht voor het belang van kennisveiligheid.
Hierbij moet volgens hen de juiste balans gevonden worden tussen openheid aan de ene
kant en waakzaamheid aan de andere kant. Het is belangrijk realistisch te kijken naar
de mogelijkheden én risico’s van internationale samenwerking in onderzoek en innovatie.
Daarnaast vroegen de sprekers aandacht voor het belang van internationale onderzoeksinfrastructuren
in Europa om excellent onderzoek en innovatie te kunnen blijven doen. Het belang van
Europese samenwerking (tussen onder andere overheden, instellingen, bedrijfsleven)
op dit vlak werd benadrukt.
Enkele lidstaten benadrukten dat excellentie, openheid en transparantie essentiële
waarden zijn voor internationale samenwerking in onderzoek en innovatie. Open access
werd daarbij benoemd als een belangrijk instrument om dat te bevorderen. Tegelijkertijd
gaven enkele lidstaten aan dat Europa moet investeren in kennisveiligheid. Als voorbeeld
werd benoemd dat meer bewustwording van de risico’s van internationale samenwerking
nodig is. Enkele lidstaten gaven ook aan dat het belangrijk is te investeren in een
mix van disciplinair, interdisciplinair, fundamenteel, praktijkgericht, toegepast,
ongebonden en op prioritaire thema’s gericht onderzoek.
Middagsessie – Versterken van transnationale samenwerking in het hoger onderwijs
Beleidsdebat
De Raad debatteerde over het versterken van transnationale samenwerking in hoger onderwijs,
onderzoek en innovatie voor de toekomst van Europa. De lidstaten werd onder andere
gevraagd wat zij als de belangrijkste uitdagingen zien bij het versterken van de transnationale
samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen in Europa en hoe de lidstaten en de
Commissie daarbij kunnen samenwerken om universiteiten te ondersteunen bij de uitvoering
van de nieuwe Europese Strategie voor Universiteiten. Ook werd gevraagd welk beleid
de lidstaten en de Commissie kunnen voeren om de aantrekkelijkheid van onderzoeks-
en onderwijscarrières te vergroten, meer talent naar de Europese Unie te halen en
welke rol allianties zoals de Europese universiteiten kunnen spelen bij het ondersteunen
van dit beleid.
Het voorzitterschap benadrukte dat universiteiten centraal staan bij het aanpakken
van maatschappelijke uitdagingen en voor het herstel van de Unie. Zij zijn essentieel
voor het realiseren van de Europese Onderwijsruimte en de Europese Onderzoeksruimte.
De Europese Commissie onderstreepte dat erkennen en waarderen belangrijk is bij het
aantrekkelijk houden van een carrière in onderwijs, onderzoek en innovatie. De Europese
Commissie gaf ook aan dat Europese samenwerking en de synergie tussen Europees, nationaal
en regionaal niveau essentieel is.
Enkele lidstaten, ook Nederland, vroegen, in het verlengende van de discussie in de
ochtend, aandacht voor de gevolgen van de pandemie voor jonge onderzoekers (vertraging
in hun onderzoek en of behalen van hun PhD, gevolgen voor mobiliteit, et cetera). Verder noemden verschillende lidstaten excellentie, academische vrijheid, openheid,
aantrekken van talent, focus op kwaliteit en belang van diversiteit en inclusie als
belangrijke waarden bij de uitrol van de Europese Strategie voor Universiteiten. Een
aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte ook de noodzaak voor het versterken
en benutten van de synergie tussen de Europese Onderwijsruimte, de Europese Onderzoeksruimte,
de Europese Hoger Onderwijsruimte en het Bolognaproces.3 Sommige lidstaten onderstreepten dat Europa aantrekkelijk moet blijven voor onderzoekers
om te werken en dat braindrain tegengaan moet worden. Daarnaast vroegen verschillende
lidstaten, waaronder Nederland, aandacht voor het versterken van samenwerking tussen
hogeronderwijsinstellingen en bedrijfsleven en industrie. Verder stelden verschillende
lidstaten dat zij betrokken moeten worden bij eventuele inzet van middelen uit Horizon
Europe voor nieuwe initiatieven op het gebied van onderzoek, innovatie en onderwijs.
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf, in het kader van het voorstel voor
een Europese graad en het legal statute voor het Europese Universiteiten Initiatief aan dat nationale competenties op gebied
van onderwijs gerespecteerd moeten worden en dat dit er niet toe moet leiden dat hogeronderwijsinstellingen
worden beperkt in hun autonomie.
Nederland heeft aangegeven de Europese Strategie voor Universiteiten te verwelkomen.
Nederland onderstreepte daarbij dat expliciet aandacht nodig is voor het erkennen
en waarderen van onderzoekers. Een loopbaan met excellente onderwijsprestaties zou
ook een natuurlijke optie moeten zijn voor wetenschappelijk personeel en als zodanig
gewaardeerd worden. In Nederland wordt de Hogeronderwijspremie uitgereikt om hier
aandacht aan te besteden. Dit is een prijs voor teams die een bijzondere prestatie
leveren in het hoger onderwijs in Nederland. Bovendien moeten onderzoekers ruimschoots
de kans krijgen om in zowel de academische wereld als in de particuliere sector ervaring
op te doen voor de circulatie van kennis in onderzoek- en innovatie-ecosystemen. Als
aandachtspunt gaf Nederland aan dat daarbij rekening gehouden wordt met het volledige
scala van instellingen voor hoger onderwijs, zowel universiteiten als hogescholen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap