Brief regering : Meertalige dagopvang na afloop van het experiment
31 322 Kinderopvang
Nr. 440 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2022
Inleiding
In de Verzamelbrief kinderopvang december 20211 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u geïnformeerd
over het eindigen van het experiment meertalige dagopvang op 1 februari aanstaande.
Bij deze Verzamelbrief is ook het eindrapport bijgevoegd van de Universiteit van Amsterdam
(UvA), die het experiment begeleid en gemonitord heeft (Project MIND). Hierin beveelt
de UvA op basis van de resultaten van het onderzoek aan meertalige dagopvang wettelijk
mogelijk te maken.
De toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de beslissing
over het structureel wettelijk mogelijk maken van meertalige dagopvang aan het volgende
kabinet gelaten. Met deze brief informeer ik u daarom over het besluit van het nieuwe
kabinet omtrent meertalige dagopvang.2
Op basis van de resultaten van het onderzoek van de UvA is het kabinet voornemens
meertalige dagopvang structureel wettelijk mogelijk te maken. Dat vergt een wijziging
van de Wet kinderopvang. Dit ga ik nu nader uitwerken, waarbij ik ook het gesprek
aan zal gaan met sectorpartijen en partijen die betrokken zijn bij toezicht en handhaving.
Verderop in deze brief licht ik dit standpunt nader toe.
Eindrapport UvA Project MIND en effecten meertalige dagopvang
De belangrijkste bevinding uit het eindrapport van de UvA luidt:
«Er zijn geen negatieve effecten gevonden van het meertalige (Engelse) taalaanbod
op de ontwikkeling van de Nederlandse taal. De taalvaardigheid van kinderen neemt
toe in beide aangeboden talen.»
De UvA trekt hieruit de conclusie:
«Gelet op de realiteit van de meertalige maatschappij en de behoefte van instellingen
en ouders aan meertalige opvang lijkt daarmee de weg vrij om meertalige dagopvang
op grotere schaal mogelijk te maken.»
Doeltreffendheid van meertalige dagopvang
Het experiment is opgenomen in het Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang.
Het had als doel om inzicht te krijgen in de gevolgen van het verzorgen van een deel
van de dagopvang in de Duitse, Engelse of Franse taal, in het bijzonder voor de verwerving
van de Nederlandse taal. In de nota van toelichting bij het besluit is overwogen dat
alleen wanneer het experiment aantoont dat meertalige dagopvang geen aanwijsbaar negatieve
gevolgen heeft voor de Nederlandse taal, meertalige dagopvang voor de leeftijdscategorie
0–4 jarigen breed kan worden ingevoerd.
Het onderzoek van de UvA, naar de effecten van het experiment, heeft inzicht gegeven
in de taalontwikkeling, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal, zowel voor
kinderen die deze talen thuis spreken, als voor kinderen voor wie dat niet het geval
is. Daarmee heeft het onderzoek antwoord gegeven op de belangrijkste vraag van het
experiment, die naar de ontwikkeling van de Nederlandse taal op meertalige dagopvanglocaties.
Die resultaten zijn op zich positief en de UvA beveelt aan meertalige dagopvang wettelijk
mogelijk te maken.
Dat betekent niet dat alle onderzoeksvragen nu beantwoord zijn. Zoals de toenmalige
Staatssecretaris al in de Verzamelbrief kinderopvang december 2021 liet weten, vergt
meertalige dagopvang nog nadere uitwerking en kan het zijn dat er aanvullende voorwaarden
nodig zijn om ervoor te zorgen dat de Nederlandse taal voldoende gewaarborgd is als
meertalige dagopvang wordt toegestaan. Hier zal ik dus goed naar kijken bij het uitwerken
van de structurele regeling.
Meertalige dagopvang als wettelijke mogelijkheid
In het Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang is opgenomen dat, indien
een structurele regeling wordt getroffen, het experiment na afloop van de looptijd
wordt voortgezet totdat de structurele regeling is getroffen, doch niet langer dan
twee jaar. Dit betekent dat de deelnemende organisaties aan het experiment hun meertalige
opvangpraktijk kunnen voortzetten na afloop van het experiment in februari 2022. Organisaties
die meertalige dagopvang willen aanbieden en die niet deelnamen aan het experiment,
zullen moeten wachten totdat de structurele wettelijke mogelijkheid hiervoor geboden
is. Wel kunnen zij in de tussentijd gebruik maken van artikel 1.55, tweede lid, van
de Wet kinderopvang, indien zij kinderen van een andere herkomst opvangen én indien
er sprake is van specifieke omstandigheden die een andere voertaal, naast de Nederlandse,
noodzaken.
Ik ga nu aan de slag met de uitwerking van de structurele regeling. Ik zal hierover
verder in gesprek gaan met onder meer sectorpartijen en toezichtspartijen en zal uw
Kamer in het komende jaar verder informeren over de nadere uitwerking van het wetsvoorstel.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid