Brief regering : Geannoteerde agenda informele bijeenkomst van transportministers 21-22 februari 2022 te Parijs
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 913 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2022
Hierbij doen wij u de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van transportministers
toekomen die van 21-22 februari 2022 plaatsvindt. De inhoud is gebaseerd op de uitnodiging
die van het Frans Voorzitterschap is ontvangen waarbij weliswaar de onderwerpen zijn
benoemd, maar niet de discussiepunten.
Het kabinet is voornemens fysiek deel te nemen aan deze bijeenkomst, mits de ontwikkelingen
met betrekking tot COVID-19 dit toelaten.
Ook informeren wij uw Kamer middels deze brief over de gebruiksvergoeding spoor en
COVID-19,1 evenals de meeste recente stand van zaken omtrent de return home vehicle-bepaling uit het Europees Mobiliteitspakket2
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
I. Geannoteerde agenda
Het op 1 januari jl. aangetreden Frans Voorzitterschap van de Raad van de EU organiseert
op 21 en 22 februari een informele bijeenkomst van EU-transportministers in Parijs.
De agenda en de stukken die duiding geven over de inhoud van de discussies ontbreken
momenteel nog. Op basis van de eerste informatie die is ontvangen, is de verwachting
dat de ontmoeting in het teken zal staan van discussies over de toekomst van de Europese
transportsector. Het Voorzitterschap beoogt een discussie omtrent de rol van innovatie
in het kader van het behalen van klimaatdoelstellingen in deze sector. Ook zal tijdens
deze bijeenkomst worden stilgestaan bij de uitdagingen die spelen rond het thema modal shift, met aandacht voor manieren waarop het gebruik van de meest schone en duurzame transportmodaliteiten
bevorderd kan worden. Tijdens deze discussie zal de focus naar verwachting op de spoorsector
liggen. Ten slotte zal ook de aantrekkingskracht van de transportsector worden besproken
tijdens deze bijeenkomst, in het bijzonder de uitdagingen die de sector ondervindt
bij het aantrekken van jonge werknemers. In dit kader zullen naar verwachting arbeidsrechten
en werkomstandigheden ter sprake komen.
Innovatie in de transportsector
Het is de verwachting dat het Voorzitterschap en/of de Europese Commissie een toelichting
geeft over hoe innovatie kan worden gekoppeld aan het behalen van klimaatdoelstellingen
binnen de transportsector, waarbij CO2-reductie binnen alle modaliteiten centraal staat. Naar verwachting zal de discussie
zich in dit kader toespitsen op hoe innovatie bij kan dragen aan het creëren van de
juiste randvoorwaarden voor een duurzame en slimme ontwikkeling van de transportsector.
Voor Nederland staat het thema innovatie hoog op de agenda in het kader van emissiereductie
binnen de transportsector. Met de klimaatdoelstellingen in het achterhoofd onderzoekt
het kabinet verscheidene mogelijkheden voor (technologische en sociale) innovaties
binnen de sector. Bijvoorbeeld, in het voorjaar van 2021 is uw Kamer geïnformeerd
over een verkenning naar dynamisch laden van elektrische vrachtwagens door middel
van zogeheten Electric Road Systems (ERS).3 Met de klimaatdoelstellingen binnen de transportsector in het achterhoofd zou Europese
afstemming omtrent dit thema uiterst relevant zijn, gelet op het grensoverschrijdende
karakter van de sector. De mogelijkheden voor verduurzaming die digitalisering biedt,
worden ook met aandacht bestudeerd. Bijvoorbeeld, ketensamenwerking kan bijdragen
aan efficiëntere vervoersstromen, slimme verkeerslichten langs logistieke knooppunten
kunnen bijdragen aan brandstofbesparing binnen de (langeafstand)transportsector.4
Ook worden de ontwikkelingen omtrent de productie van duurzame brandstoffen aandachtig
gevolgd.5 In dit kader is ook aandacht voor de uitrol van de benodigde infrastructuur om het
gebruik van duurzame brandstoffen te stimuleren, waarbij in Europees verband het voorstel
met betrekking tot laad- en tankinfrastructuur voor alternatieve brandstoffen (AFIR)6 nauwlettend wordt gevolgd.7 Het gepresenteerde voorstel voor herziening van de TEN-T-verordening,8 samen met de voorstellen die de Europese Commissie in 2022 zal uitbrengen ten aanzien
van Euro 7/VII en de aangescherpte CO2-normen voor zwaar transport, hebben als beoogd effect dat de transportsector wordt
aangemoedigd om nul-emissie innovaties door te voeren. In dit kader zal waterstof
waarschijnlijk een belangrijke rol krijgen binnen het zwaar transport, zowel voor
het wegtransport als voor scheepvaart en op de wat langere termijn ook voor de luchtvaart.
De techniek is beschikbaar, maar met name de Europese industrie blijft achter in het
aanbieden van marktrijpe toepassingen. Stimulering van innovaties in de Europese truck-
en scheepsmotorenindustrie biedt kansen voor zowel het behalen van de klimaatdoelstellingen
in de mobiliteitssector als voor de Europese economie.
Het kabinet vindt het gebruik maken van (duurzame) vervoersmiddelen van groot belang.
Naast het elektrificeren van bestaande vervoersmiddelen is een toenemend gebruik van
deelconcepten (zoals Mobility as a Service (MaaS)) en actieve mobiliteit (fiets, lopen) in dit kader relevant. Gebruikers van
deelmobiliteit en mobiliteitsapps nemen gemiddeld genomen ook meer het openbaar vervoer.
Dit betekent een verduurzaming op alle gebieden. Door slim gebruik te maken van de
mogelijkheden die innovatie biedt, kunnen verdere duurzaamheidsprikkels worden aangeboden
om verduurzaming in de gehele keten van de transportsector na te streven. Ook transport
door buizen is een thema dat met aandacht wordt gevolgd in het kader van innovatie.
Een modal shift van bovengrondse netwerken (water, weg en spoor) naar ondergronds transport draagt
bij aan een hogere externe veiligheid, creëert mogelijkheden voor andere toepassingen
van de ruimte en zorgt voor een afname van de uitstoot van uitlaatgassen.
Binnen Europa is er geen eenduidig krachtenveld te duiden aangaande dit thema, mede
gezien de vele invalshoeken van het thema. Veel lidstaten erkennen de belangrijke
rol die innovatie mogelijk kan spelen in het behalen van milieu en klimaatdoelstellingen
binnen de transportsector. Echter, er wordt verschillend aangekeken tegen de effecten
die innovatieve toepassingen binnen de sector kunnen hebben op onder meer economische
activiteit en werkgelegenheid. Deze discussies spelen bijvoorbeeld in het kader van
de voorstellen FuelEU Maritime9 en ReFuelEU Aviation10, waarover uw Kamer middels het verslag van de Transportraad d.d. 9 december jl. is
geïnformeerd.11 In Nederland werken de mobiliteitssectoren (automotive, luchtvaart en maritiem) nauw samen om duurzame en slimme innovaties te ontwikkelen
voor de gehele sector. Hiervoor is onlangs een coronasteunmaatregel R&D mobiliteitssectoren
opgezet.12
Modal shift
De modal shift13 naar meer duurzame transportmodaliteiten is een actueel thema op Europees niveau.
De discussie die het Voorzitterschap beoogt, zal naar verwachting alle modaliteiten
aan bod laten komen, met een focus op de rol van het spoor in de modal shift.
Net als zijn voorgangers zet dit kabinet zich in voor een versterking van een modal shift in het goederenvervoer van de weg naar het spoor en de binnenvaart, en het weghalen
van knelpunten voor een dergelijke modal shift. Daarom zal Nederland de modal shift naar spoorgoederenvervoer als duurzame vervoersmodaliteit voor het voetlicht brengen
tijdens de bijeenkomst. Daarbij zet Nederland in op het geven van een vervolg aan
de gezamenlijke afspraken van de Berlijn verklaring van 21 september 2020,14 om voortgang te boeken op onderwerpen zoals European Rail Traffic Management System (ERTMS),15 het faciliteren van 740m lange treinen, digitale automatische koppelingen tussen
spoorwagons en een versterkt en meer flexibel capaciteitsmanagement voor internationale
spoorgoederentreinen.
Nederland staat positief tegenover de agendering van de modal shift naar spoor, in lijn met de conclusies over spoor die de Raad op 3 juni 2021 aannam.16 Nederland zal het belang van internationaal personenvervoer per spoor benadrukken,
onder meer als alternatief voor luchtvaart en wegvervoer. Nederland zal daarbij de
intentie naar voren brengen om – samen met covoorzitter Oostenrijk – tijdens de Transportraad
in juni 2022 een tweede voortgangsverslag te presenteren van het platform internationaal
personenvervoer per spoor.17 Hierbij zal Nederland het belang benadrukken van versterkte samenwerking tussen infrastructuurbeheerders
en overheden om kansen voor nieuwe vervoersdiensten te creëren.18
Het thema modal shift staat zowel bij de Commissie als bij veel lidstaten hoog op de beleidsagenda. Een
aantal lidstaten legt hierbij de nadruk op de verschuiving van het zwaartepunt binnen
de modaliteiten van weg naar spoor, maar er zijn ook andere lidstaten die – lettend
op hun geografische ligging en situatie – meer aandacht besteden aan de verbindingen
via water en lucht. In de eerder aangehaalde conclusies over spoor is de noodzaak
van modal shift naar het spoorvervoer ondersteund.19 Daarnaast steunen lidstaten de Berlijn verklaring van 21 september 2020 en de ministersverklaring
over internationaal personenvervoer van 4 juni 2020, waarin ook het belang van modal shift wordt onderstreept.20
Aantrekkingskracht van de transportsector
In veel lidstaten is de aanwas van jonge werknemers in de transportsector gering en
ondervinden transportbedrijven uitdagingen bij het aantrekken van nieuwe werknemers.
Frankrijk is in Europees verband al geruime tijd actief op dit thema en lijkt die
trend nu door te zetten tijdens zijn Voorzitterschap.
Het Voorzitterschap zal naar verwachting onder dit agendapunt ook aandacht willen
vragen voor het EU Mobiliteitspakket waarover u verderop in de brief wordt geïnformeerd.
Met dit pakket wordt een beter evenwicht nagestreefd tussen de arbeids- en sociale
omstandigheden van chauffeurs aan de ene kant en de vrijheid van ondernemers om grensoverschrijdende
diensten te verlenen aan de andere kant. Naar verwachting zal het pakket daarmee zorgen
voor een meer aantrekkelijke wegvervoerssector. Op maritiem gebied zal het Voorzitterschap
mogelijk aandacht vragen voor opleidings- en sociale vraagstukken. Daarover vindt
op 10 februari een maritiem symposium plaats. Het Voorzitterschap heeft aangegeven
tijdens dat symposium voornemens te zijn om van gedachten te willen wisselen over
een tweetal onderwerpen: enerzijds de wenselijkheid van een EU-standaard voor de opleiding
van zeevarenden door bijvoorbeeld een nieuwe Verordening en anderzijds over het borgen
van een eerlijkere zeevaart en strijd tegen sociale dumping door invoering van de
«staat van ontvangst» regels in plaats van de vlaggenstaat regels. Ook binnen de luchtvaartsector
maakt Frankrijk zich sterk voor verbetering van de sociale dimensie binnen de sector.
Zo wil het dat er een einde komt aan het omzeilen van bestaande nationale regelgeving
en social dumping.21 In dit kader heeft Frankrijk in het verleden ingezet op de volgende vier focuspunten:
1) een einde maken aan schijnzelfstandigheid in de luchtvaart, 2) heldere regels voor
bemiddelingsbureaus, 3) heldere definitie voor het begrip «home base» en 4) een einde maken aan pay-to-fly constructies.22
Wat betreft de luchtvaartsector staat Nederland positief tegenover het Franse initiatief
om dit thema ter sprake te brengen tijdens de informele bijeenkomst. Nederland hecht
grote waarde aan fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in de luchtvaartsector
en zet zich hier in Europees verband voor in. Nederland vindt het wenselijk dat buitenlandse
luchtvaartmaatschappijen zich aan de Nederlandse arbeidswetten houden voor wat betreft
hun cockpit- en cabinepersoneel dat gewoonlijk vanuit Nederland werkt. Oneigenlijke
concurrentie door bedrijven ten koste van de bescherming van hun personeel moet voorkomen
worden.
Daarom heeft Nederland zich zowel in 2018 als 2020 met enkele gelijkgezinde lidstaten
achter een sociale verklaring geschaard waarbij opgeroepen wordt tot fatsoenlijke
arbeidsvoorwaarden en een sociale agenda ten behoeve van EU-werknemers in de luchtvaartsector.23
Europese lidstaten verschillen van mening over het belang van dit thema binnen de
luchtvaartsector. Een enkele lidstaat hecht sterk aan liberalisering en vindt dit
onderwerp dus minder van belang. Een aantal lidstaten vindt dit daarentegen wel een
belangrijk thema. Andere lidstaten laten hun mening meer afhangen van het belang van
de sector op nationaal niveau.
II. Gebruiksvergoeding spoor en COVID-19
Uw Kamer wordt hierbij geïnformeerd over het voorstel van de Europese Commissie om
de voor COVID-19 ingestelde tijdelijke maatregelen aangaande het reduceren van de
gebruiksvergoeding voor het gebruik van infrastructuur te verlengen tot en met eind
2023. Uw Kamer zal over dit voorstel geen separaat BNC-fiche ontvangen, aangezien
het inhoudelijk geen nieuw beleid betreft en het uitsluitend om een verlenging van
de gebruiksvergoeding gaat. Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de publicatie van
Verordening (EU) 2020/1429.24
Het Commissievoorstel betreft een wijzigingsvoorstel van Verordening (EU) 2020/1429
en geeft lidstaten de mogelijkheid om de gebruiksvergoeding te verlagen, mits de betreffende
infrastructuurbeheerder adequaat gecompenseerd wordt voor dit verlies aan inkomsten.25 Ieder half jaar zal de Commissie toetsen of de toepassingsperiode met zes maanden
moet worden verlengd tot uiterlijk 31 december 2023. Hiermee kan de spoorvervoerssector
tijdelijk worden gesteund. Van de bestaande mogelijkheid wordt op dit moment gebruik
gemaakt in onder andere België, Duitsland, Italië, Oostenrijk en Denemarken, maar
niet in Nederland. In Nederland is er steun verleend aan de openbaar vervoersector
via de zogenaamde beschikbaarheidsvergoedingen en daarnaast kunnen bedrijven gebruik
maken van de horizontale economische ondersteuningspakketten van het kabinet. Nederland
steunt de verlenging van de tijdelijke Verordening om hiermee de lidstaten een instrument
te geven voor ondersteuning van het personen- en goederenvervoer tijdens de COVID-19
pandemie.
III. Stand van zaken omtrent de return home vehicle-bepaling uit het Europees Mobiliteitspakket
Middels deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over de meest recente stand van zaken
omtrent de return home vehicle-bepaling uit het Europees Mobiliteitspakket. Zoals eerder aan u gemeld hebben de
Raad en het Europees Parlement dit pakket in juli 2020 aangenomen.26 Het pakket omvat twee Verordeningen en een Richtlijn.27 Het verbetert bestaande wet- en regelgeving voor het goederen- en personenvervoer
en past deze aan, aan de huidige ontwikkelingen. Het Mobiliteitspakket moet onder
andere bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden van
vrachtwagenchauffeurs. Daarnaast dient het een gelijk speelveld te creëren met duidelijke
spelregels voor ondernemers die grensoverschrijdende diensten verrichten.
Een aantal lidstaten is een juridische procedure gestart bij het Hof van Justitie
in Luxemburg over onderdelen van het pakket. Litouwen vraagt bijvoorbeeld samen met
een aantal andere Baltische en centraal gelegen Europese lidstaten om het schrappen
van de bepaling die verplicht stelt dat ondernemers hun vrachtwagens elke acht weken
terug laten keren naar de lidstaat van vestiging (de zogenaamde return home vehicle-bepaling). Volgens deze lidstaten zou deze bepaling negatieve effecten kunnen hebben
op het klimaat en milieu als vervoersondernemers hun bedrijfsvoering niet aanpassen
en vrachtwagens zonder vracht terug naar de lidstaat van vestiging rijden. Een meerderheid
van de lidstaten is tegen heronderhandeling van het Mobiliteitspakket. Deze groep
lidstaten benadrukt dat het pakket als doel heeft om sociale misstanden in de transportsector
tegen te gaan en zij benadrukt dat het pakket in zijn geheel dient te worden geïmplementeerd.
Of het pakket als geheel negatieve effecten heeft op klimaat en milieu wordt betwijfeld
door een aantal lidstaten, daar zij aspecten uit de door de Commissie gepubliceerde
impactanalyse in twijfel trekt.28 De return home vehicle-bepaling treedt in februari rechtstreeks in werking. Een uitspraak van het Hof van
Justitie wordt niet voor die tijd verwacht.
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer zal Nederland het pakket volgens de gebruikelijke
procedures implementeren en de sector zo goed mogelijk over de nieuwe bepalingen informeren.29 Een aantal regels van het pakket is al in werking getreden. De nieuwe regels voor
rij- en rusttijden gelden bijvoorbeeld al sinds augustus 2020. Een aantal andere bepalingen
heeft rechtstreekse werking en zal in februari in werking treden. Het gaat dan bijvoorbeeld
om het verplicht terugkeren van het voertuig, de aanpassing van de cabotageregels,
het registreren van een grenspassage in de tachograaf en een aantal extra eisen aan
ondernemers om aan te tonen dat ze reëel gevestigd – en dus geen brievenbusfirma’s –
zijn. De komende maand zal in samenwerking met de branche via diverse communicatiemiddelen
(onder meer via een webinar en podcast) aandacht worden gevraagd voor de inwerkingtreding
van die bepalingen. Voor een aantal andere regels die aanpassing van wet- en regelgeving
behoeft, zal het wetsvoorstel nog dit kwartaal aan uw Kamer worden toegezonden.
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.