Brief regering : Voortgang wetsvoorstel inzake wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering)
35 869 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering)
Nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2021
Op 2 december jl. heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid met betrekking
tot bovengenoemd wetsvoorstel een brief gestuurd waarin ons werd verzocht de Tweede
Kamer voorafgaand aan het wetgevingsoverleg van 17 januari 2022 te informeren over
de verhouding van het tijdpad van de pilots uit de Innovatiewet Strafvordering tot
de volledige modernisering van het Wetboek van Strafvordering. De commissie verzocht
ons daarbij in te gaan op de vraag hoe de ervaringen uit de pilots worden meegenomen
in het nieuwe wetboek. Voorts verzocht de commissie ons de Tweede Kamer op innovatieve
wijze te blijven informeren over de voortgang van de pilots. In onderstaande gaan
wij in op deze verzoeken.
De Innovatiewet Strafvordering bevat een vijftal onderwerpen die, vooruitlopend op
de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, door middel van pilots
zullen worden beproefd in de praktijk. Deze pilots zijn voorbereid en opgezet door
de betrokken ketenorganisaties, in samenspraak met het Ministerie van Justitie en
Veiligheid. De plannen van aanpak voor deze pilots zijn als bijlagen bij de nota naar
aanleiding van het verslag (Kamerstuk 35 869, nr. 6) aan Uw Kamer aangeboden in november 2021. De pilots zullen gedurende de looptijd
worden gemonitord en geëvalueerd onder auspiciën van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum (WODC).
Op dit moment is onze verwachting dat alle pilots kunnen starten zodra de Innovatiewet
Strafvordering in werking treedt. Inwerkingtreding van de wet en daarmee de start
van de pilots is voorzien rond de zomer 2022. De Innovatiewet Strafvordering geldt
voor drie jaar en kan via een daartoe strekkend wetsvoorstel worden verlengd (artikel
IV). Twee jaar na inwerkingtreding van het eerste onderdeel van de Innovatiewet wordt
een evaluatie van alle pilots aan de beide Kamers van de Staten-Generaal aangeboden
(artikel II).
Na inwerkingtreding kunnen de nieuwe mogelijkheden die de Innovatiewet Strafvordering
biedt voor een periode van drie jaar worden beproefd in de praktijk. Dit vindt plaats
in pilots. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is uiteengezet zijn er
financiële middelen om de pilots twee jaar te draaien, maar een derde jaar is wettelijk
in ieder geval niet uitgesloten. Uiterlijk na drie jaar moet een besluit worden genomen
over de voortzetting van de Innovatiewet en een wetsvoorstel tot verlenging bij de
Tweede Kamer zijn ingediend. Om te kunnen beslissen over die verlenging is het van
belang dat de Kamer tijdig kan worden geïnformeerd over de doeltreffendheid en de
effecten van de Innovatiewet. Dat gebeurt via de evaluatie van de pilots die daarom
al eerder plaatsvindt. Feitelijk worden de pilots doorlopend gemonitord en worden
de eerste uitkomsten daarvan dus binnen twee jaar bekend. In het geval onderdelen
van de Innovatiewet Strafvordering positief worden ontvangen en uit de evaluatie volgt
dat ze van waarde blijken voor de huidige praktijk, valt niet uit te sluiten dat de
wens ontstaat om bepalingen uit de Innovatiewet te kunnen blijven gebruiken totdat
het nieuwe Wetboek van Strafvordering in werking treedt. Een dergelijke voortzetting
van die onderwerpen moet dan plaatsvinden door indiening van een wetsvoorstel tot
verlenging van de Innovatiewet. Als de uitkomsten van de evaluaties later dan twee
jaar na inwerkingtreding bekend worden, ontstaat het risico dat niet tijdig een wetsvoorstel
tot verlenging kan zijn ingediend, met als gevolg dat de desbetreffende regelingen
vervallen. De praktijk kan dan, ondanks een eventuele positieve evaluatie, niet langer
gebruikmaken van deze nieuwe mogelijkheden en is voor het vervolg afhankelijk van
het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Vier van de vijf onderdelen uit de Innovatiewet zijn namelijk ook opgenomen in het
wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Dit wetsvoorstel
is in april 2021 voor advies voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van
State. Het advies van de Afdeling advisering over het nieuwe wetboek wordt verwacht
in het voorjaar van 2022. Het is gezien de tijd die de parlementaire behandeling van
dat wetsvoorstel zal vergen en de tijd die zal zijn gemoeid met de implementatie van
het nieuwe wetboek aannemelijk dat tussen het moment waarop de Innovatiewet vervalt
en de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering nog een zekere periode
zal verlopen. Daarom is de mogelijkheid tot verlenging van de Innovatiewet zoals hierboven
beschreven zo van belang. We willen daarmee voorkomen dat de praktijk de nieuwe mogelijkheden
die de Innovatiewet Strafvordering biedt, moet missen in de periode tussen het moment
dat de Innovatiewet verloopt en het nieuwe wetboek in werking treedt.
De uitkomsten van de evaluatie van de pilots worden niet alleen betrokken bij een
eventuele verlenging van de Innovatiewet. Ze worden uiteraard ook meegenomen in de
verdere voorbereiding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Zij kunnen leiden
tot aanpassingen van de voorstellen in het nieuwe wetboek, of in het geval van de
hulpofficier van justitie, tot opname in het nieuwe wetboek. Dat kan dus pas plaatsvinden
als die evaluatie bekend is; eind 2024 of begin 2025. Zoals in de nota naar aanleiding
van het verslag is uiteengezet zijn wij van mening dat eventuele aanpassing niet zou
moeten leiden tot vertraging van het wetstraject van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Indien wijzigingen in het nieuwe wetboek wenselijk worden bevonden zullen deze daarom
plaatsvinden middels een zgn. aanvullingswet. Deze aanvullingswet doorloopt het gehele
wetgevingsproces. Dat betekent dat die wet na formele consultatie en advisering door
de Afdeling advisering van de Raad van State, aan Uw Kamer wordt voorgelegd.
De ervaringen uit de pilots worden dus op twee manieren gebruikt:
1. Om de Kamer in de gelegenheid te stellen te beslissen over eventuele verlenging van
de Innovatiewet; en
2. Om de voorstellen zoals die zijn opgenomen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering
middels een aanvullingswet aan te passen of, in het geval van de hulpofficier van
justitie, de desbetreffende regeling ook in het nieuwe wetboek op te nemen.
Naast het hiervoor behandelde verzoek over het tijdpad heeft de vaste commissie voor
Justitie en Veiligheid ons verzocht om Uw Kamer op innovatieve wijze te blijven informeren
over de voortgang van de pilotprojecten. Daartoe zijn wij graag bereid. Zoals in het
voorgaande bleek, wordt Uw Kamer in ieder geval twee jaar na het moment van inwerkingtreding
van de Innovatiewet Strafvordering geïnformeerd over de pilots middels de uitkomsten
van de evaluatie. Wij zijn graag bereid Uw Kamer middels de voortgangsrapportages
over het nieuwe Wetboek van Strafvordering ook te informeren over de voortgang van
de pilots die op basis van de Innovatiewet Strafvordering zullen worden uitgevoerd.
De volgende (zevende) voortgangsrapportage zal naar verwachting voorjaar 2022 aan
de Tweede Kamer worden gezonden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming