Brief regering : Landenbeleid Libië
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2804
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2021
Op 15 oktober 2021 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht
uitgebracht over de situatie in Libië1. Het ambtsbericht beslaat de periode van juli 2020 tot en met september 2021. Het
ambtsbericht is voor mij aanleiding om het huidige beleid ten aanzien van asielzoekers
afkomstig uit Libië aan te passen. Ik zal de Minister van Buitenlandse Zaken in 2022
verzoeken om een nieuw ambtsbericht over de situatie in Libië uit te brengen.
Algemeen
In augustus 2020 kondigden het Libyan National Army (een verbond van verschillende
milities grotendeels uit het oosten van Libië, LNA) en de internationaal erkende Government
of National Accord (GNA) elk afzonderlijk een staakt het vuren af. Hiermee kwam het
offensief op Tripoli, dat begin april 2019 werd ingezet door de Libische generaal
Khalifa Haftar en het LNA, ten einde. In maart 2021 werd een overgangsregering gevormd
te weten de Government of National Unity (GNU). Zij zullen regeren tot de verkiezingen
op 24 december aanstaande.
Hoewel het land politiek formeel is verenigd in de GNU bleef in de verslagperiode
de militaire macht net zo verdeeld als in de vorige verslagperiode. In de praktijk
bleef Haftar gesteund door gewapende groepen die zich formeel verenigden in de LNA.
De GNU werd militair gesteund door verschillende milities uit Tripolitanië. Het LNA
handelde gedurende deze verslagperiode ook onafhankelijk van de GNU. Daarnaast was
er ook nog steeds sprake van veel verschillende informele milities en gewapende groepen
die de macht hadden in verschillende delen van Libië.
Huidige beleid
In het huidige beleid zijn de volgende groepen opgenomen als risicogroep zoals bedoeld
in C2/3.2 Vc:
– (vermeende) opposanten van een feitelijke machthebber, inclusief gewapende groeperingen
en milities;
– mensenrechtenactivisten en mensenrechtenadvocaten;
– leden van het justitieel apparaat;
– vrouwen die maatschappelijk of politiek actief zijn;
– journalisten;
– werknemers van non-gouvernementele organisaties;
– LHBT’s;
– (bekeerde) christenen;
– (staatloze) Palestijnen; en
– Gaddafi-loyalisten die direct voorafgaande aan hun komst naar Nederland hun normale
woonplaats hadden in GNA gecontroleerd gebied.
Voor LHBT’s geldt dat zij ook als kwetsbare minderheidsgroep zijn aangewezen.
Voor voornoemde risicogroepen en kwetsbare minderheidsgroep geldt, indien de vreemdeling
behorende tot de groep zijn vrees aannemelijk heeft gemaakt, dat er geen binnenlands
beschermingsalternatief in Libië aanwezig is, tenzij uit het individuele dossier blijkt
dat de vreemdeling zich elders kan vestigen. Ook geldt in het beleid dat er geen sprake
is van adequate opvangvoorzieningen voor amv’s en dat de autoriteiten geen zorg dragen
voor de opvang. Ten slotte is in het beleid aangenomen dat er in zijn algemeenheid
geen bescherming van de autoriteiten/internationale organisaties mogelijk is.
Het beleid zal voor de onderstaande groepen worden aangepast, het overige beleid blijft
gehandhaafd.
Gaddafi-loyalisten
Ik heb er voor gekozen om de omschrijving van de risicogroep «Gaddafi-loyalisten die
direct voorafgaande aan hun komst naar Nederland hun normale woonplaats hadden in
GNA gecontroleerd gebied» aan te passen. In plaats van vorengaande omschrijving zal
ik «Gaddafi-loyalisten die voorafgaande aan hun vertrek uit Libië hun normale woonplaats
hadden in gebieden waar milities en brigades die behoren tot de voormalige GNA de
macht hebben» als risicogroep opnemen in het beleid.
De situatie ten aanzien van Gaddafi-loyalisten is niet wezenlijk gewijzigd in de afgelopen
verslagperiode. Hoewel er vanwege de bijzonder chaotische situatie een zeker nostalgisch
sentiment lijkt te zijn ontstaan ten aanzien van de Gaddafi-tijd staan Gaddafi-loyalisten
nog altijd negatief in de belangstelling van bepaalde milities en brigades. Dit geldt
met name voor milities en brigades die zijn ontstaan in de aanloop naar of tijdens
de gewapende opstand van 2011 en die zichzelf als de ware revolutionairen beschouwen.
Ook lopen Gaddafi-loyalisten nog altijd risico op detentie zonder een eerlijk proces.
De detentiefaciliteiten waar Gaddafi-loyalisten worden gedetineerd, worden voornamelijk
beheerd door milities die zijn gelieerd aan de voormalige GNA. De huidige omschrijving
van deze risicogroep laat onbedoeld ruimte voor interpretatie. Het is op grond van
de huidige omschrijving namelijk onvoldoende duidelijk of Gaddafi-loyalisten die niet
direct naar Nederland zijn gereisd, maar na hun vertrek uit GNA gebied eerst in een
ander land hebben verbleven, onder deze risicogroep vallen. De nieuwe omschrijving
verheldert dit.
LHBT
In het beleid staan LHBT’s zowel als risicogroep als kwetsbare minderheidsgroep opgenomen.
Voor LHBT in Libië geldt dat zij vervolgd worden vanwege het behoren tot een specifieke
sociale groep. Dergelijke vervolging valt onder het Vluchtelingenverdrag en dus onder
het risicogroepenbeleid.
Uit het ambtsbericht volgt dat de situatie van LHBT’s nog altijd ernstig genoeg is
om ze als risicogroep aan te merken. Voorts volgt uit het ambtsbericht dat zij problemen
ondervinden als zij openlijk uit komen voor hun seksuele gerichtheid. Het meeste geweld
vindt daarbij plaats in de familiale sfeer en de meest ernstige incidenten vinden
plaats in gevallen waarin mannen worden verdacht van homoseksualiteit. Al dit geweld
is gericht tot specifieke personen vanwege hun seksuele gerichtheid en onderstreept
dat LHBT personen te vrezen hebben voor persoonlijke vervolging in Libië en niet voor
willekeurig geweld. Om vorengaande redenen ben ik voornemens om LHBT’s die een gegronde
vrees hebben de bescherming te bieden in het kader van het Vluchtelingverdrag en om
die reden niet langer als kwetsbare minderheidsgroep aan te merken.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid