Brief regering : Verdrag van de Raad van Europa tegen handel in menselijke organen
32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid
Nr. 334
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2021
In deze brief wil ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Buitenlandse Zaken, informeren over de stand van zaken betreffende het Verdrag
van de Raad van Europa tegen handel in menselijke organen (hierna: «het Verdrag»).1 Nederland is op dit moment nog geen partij bij het Verdrag. Om tot een besluit te
komen tot tekenen en ratificeren zal nader onderzoek nodig zijn naar de uitvoerbaarheid
van de verdragsverplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag. Het is aan een volgend
kabinet om op basis van verschillende overwegingen inzake wenselijkheid, uitvoerbaarheid
en meerwaarde voor de Nederlandse aanpak het besluit te nemen de procedure te starten
tot tekenen en ratificeren van het Verdrag. In de brief zal ik ook stilstaan bij de
uitvoering van een resolutie van de Raad van Europa op het gebied van illegale orgaanhandel
die raakvlakken heeft met het Verdrag.
De brief is tevens een reactie op de in het notaoverleg Mensenrechten van 4 oktober
2021 gedane toezegging aan het Mulder2 en de in het notaoverleg Menserechten van 22 juni 2020 aangehouden motie van het
voormalig Tweede Kamerlid Van Helvert.3 Ook wordt door middel van deze brief de toezegging van 30 januari 2018 aan het voormalig
Eerste Kamerlid Don om de Eerste Kamer te informeren over de eventuele ratificatie
van het genoemde Verdrag afgedaan.4
Hieronder licht ik de problematiek, de stand van zaken betreffende het Verdrag, de
resolutie en de situatie in Nederland nader toe.
Schets (inter)nationale problematiek en initiatieven
De wereldwijde vraag naar menselijke organen voor transplantatiedoeleinden overstijgt
al jaren het beschikbare aanbod. Vanwege schaarste zijn wachtlijsten voor orgaantransplantatie
ontstaan. Dit heeft ruimte geboden voor het ontstaan van een illegale markt voor de
handel in menselijke organen. Internationale criminele netwerken, ook wel derden/bemiddelaars
genoemd, werven actief donoren en patiënten/ontvangers. De ontvangers, onder andere
westerse patiënten, reizen naar het buitenland om buiten het transplantatiesysteem
van het betreffende land een orgaan geïmplanteerd te krijgen. Verschillende aspecten
kunnen daarbij een rol spelen, zoals onwetendheid over het mogelijk ontbreken van
een daadwerkelijk vrijwillig genomen beslissing van de donor, de negatieve effecten
van de donatie voor de donor en voor de lokale bevolking als geheel en ook de eigen
gezondheidsrisico’s die aan illegale transplantatie verbonden zijn.
Het Verdrag van de Raad van Europa tegen handel in menselijke organen is in 2015 tot
stand gekomen. Het Verdrag heeft als doel het voorkomen en bestrijden van illegale
orgaanhandel. Daartoe dienen verdragspartijen te beschikken over of te voorzien in
specifieke wettelijke strafbaarstellingen. Daarnaast vloeien er ook uitvoeringsverplichtingen
voort uit het Verdrag. Lidstaten worden opgeroepen tot effectieve opsporing en vervolging
van strafbare feiten, inrichten van preventieve maatregelen, en internationale samenwerking.
De internationale samenwerking bestaat uit onder andere samenwerking op het gebied
van vervolging en berechting en deelname aan het comité van partijen dat indien nodig
samenkomt. Ook wordt opgeroepen tot de inrichting van een nationaal contactpunt om
(inter)nationale uitwisseling van informatie over criminele activiteiten op het gebied
van illegale orgaanhandel te faciliteren.
Stand van zaken tekenen en ratificeren Verdrag
Het Verdrag is tot op heden door 26 staten ondertekend, waarvan er 12 inmiddels hebben
geratificeerd.5 Voormalig Tweede Kamerlid Van Helvert heeft in de door hem ingediende motie in het
licht van misstanden in China de regering opgeroepen het Verdrag zo spoedig mogelijk
ter ratificatie voor te leggen aan de Tweede Kamer.
Voordat overgegaan kan worden tot ondertekening en ratificatie, moeten de wenselijkheid,
uitvoerbaarheid en meerwaarde van het partij worden bij het Verdrag worden onderzocht.
Het is aan een volgend kabinet om op basis van verschillende overwegingen een besluit
te nemen over ondertekening en ratificatie van het Verdrag. Hieronder geef ik een
beknopte weergave van de situatie in Nederland met betrekking tot de verschillende
elementen van het Verdrag. Specifiek geef ik aan welke onderdelen aandacht behoeven
alvorens besloten kan worden om het Verdrag te ondertekenen en vervolgens te ratificeren.
Strafbaarstellingen
Nationale wet- en regelgeving maken het al mogelijk om illegale praktijken omtrent
orgaanhandel tegen te gaan. Diverse in het Verdrag genoemde strafbaarstellingen zijn
reeds opgenomen in de Wet op orgaandonatie. Daarnaast bevat ook artikel 273f van het
Wetboek van Strafrecht, het mensenhandel artikel, ruime strafbaarstellingen. Ten aanzien
van de in dat artikel opgenomen misdrijven kan Nederland ook extraterritoriale rechtsmacht
uitoefenen. Ratificatie van het Verdrag zou wel nopen tot enige aanpassingen van bepaalde
wet- en regelgeving om het geheel aan strafbaarstellingen volledig in lijn met het
Verdrag te krijgen. Dit betreft onder andere een strafbaarstelling voor zorgverleners
die illegaal verkregen organen implanteren bij mensen. Het voornemen bestaat al om
deze strafbaarstelling mee te nemen in een voorziene herziening van de nationale wetgeving
ter zake van de weefselketen.
Er moet worden bezien wat, naast de al aanwezige opsporingsactiviteiten om illegale
orgaanhandel tegen te gaan, eventueel benodigd is op het gebied van opsporing, vervolging
en berechting om te voldoen aan de verdragsverplichtingen. Met een dergelijke verkenning
dient in kaart te worden gebracht of er voldoende budget en capaciteit bij de organisaties
die uitvoering geven aan of bijdragen aan de implementatie van het Verdrag.
Preventie en monitoring
In Nederland wordt er al informatie verzameld als het gaat over illegale orgaanhandel-activiteiten,
specifiek gedwongen orgaanverwijdering. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel
Geweld tegen Kinderen rapporteert jaarlijks in de Slachtoffermonitor mensenhandel
over de bij CoMensha (het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel) gemelde mogelijke
slachtoffers van gedwongen orgaanverwijdering. Er is echter nog onvoldoende zicht
op de samenstelling en omvang van Nederlanders die naar het buitenland reizen voor
het illegaal verkrijgen van een orgaan. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop dit wordt
georganiseerd en welke rol bemiddelaars hierbij spelen die de kwetsbare posities van
de donoren in het buitenland, maar ook van Nederlandse patiënten die op de wachtlijst
staan, uitbuiten in de context van illegale orgaanhandel.
Om beter zicht op deze problematiek te verkrijgen, wordt uitvoering gegeven aan een
resolutie van het Comité van Ministers van de Raad van Europa die raakvlakken heeft
met het Verdrag met betrekking tot het monitoren en nemen van preventieve maatregelen.
De resolutie richt zich specifiek op procedures voor het verzamelen en verspreiden
van gegevens over transplantaties buiten een nationaal transplantatiesysteem om.6 Deze resolutie heeft als doel (inter)nationale kennis te vergroten door systematisch
en structureel meldingen te verzamelen van (een vermoeden van) illegale orgaanhandel-activiteiten.
Hiervoor heb ik de Nederlandse Transplantatie Stichting (hierna: NTS) de opdracht
gegeven een Nationaal Meldpunt Orgaanhandel in te richten. De verkregen kennis dient
ten behoeve van beleidsvorming om illegale orgaanhandel in algemene zin aan te pakken
en niet voor vervolging van individuele meldingen. Door meer internationale uitwisseling
van kennis en informatie kan het zicht vergroot worden op veelal internationale criminele
netwerken gericht op de handel in menselijke organen. Uit de internationaal verzamelde
gegevens kunnen namelijk patronen zichtbaar worden in bijvoorbeeld de wijze waarop
patiënten benaderd worden. Vervolgens kan daarop preventief ingezet worden.
Naar verwachting wordt het Nationale Meldpunt Orgaanhandel in 2022 operationeel. Daar
kunnen, overeenkomend met meldpunten in andere lidstaten van de Raad van Europa, onder
andere betrokken zorgverleners, zoals nefrologen, vermoedens van illegale orgaanhandel-activiteiten
melden. De NTS zal het meldpunt procedureel zo inrichten dat de meldingen niet herleidbaar
zijn naar de patiënt, waardoor er geen conflict ontstaat met het medisch beroepsgeheim.
Hierover wordt nauw contact onderhouden met de KNMG. De NTS is al in contact met het
veld.
Door de inzet van verschillende kanalen en middelen wordt ook de bewustwording vergroot
over de problematiek. Zo zal onder meer het meldpunt onder de aandacht gebracht worden
bij betrokken zorgverleners door een voorlichtingsfilm. Deze film wordt ontwikkeld
in samenwerking met het Openbaar Ministerie, de politie, de NTS, zorgverleners en
wetenschappers met inhoudelijke expertise over dit type criminele activiteit. Het
doel van de film is om betrokken zorgverleners (extra) bewust te maken van (de ernst
van) illegale praktijken, hen te trainen op het herkennen van signalen van illegale
orgaanhandel en wanneer en op welke wijze een melding geplaatst kan worden. Daarnaast
kan deze informatieverstrekking de doelgroep handvatten geven die nuttig zijn voor
de voorlichting aan patiënten die een orgaan nodig hebben. Hierdoor worden patiënten
mogelijk behoed voor de gevaren, gezondheidsrisico’s en negatieve consequenties voor
anderen die gepaard gaan met een illegale transplantatie. Dit sluit aan bij de eisen
gesteld in de resolutie, maar ook bij de preventieve maatregelen beoogd in het Verdrag.
Concluderend
Om duidelijk te krijgen of ondertekening en ratificatie van het Verdrag wenselijk
en haalbaar is, moeten nog enkele stappen worden genomen. Het besluit hierover ligt
bij het volgende kabinet. De Nederlandse wetgeving voorziet al wel in strafbepalingen
ter zake van illegale handel in menselijke organen. Daarnaast worden stappen ondernomen
op het gebied van preventie en monitoring in de context van een resolutie van de Raad
van Europa, bestaande uit de oprichting van een Nationaal Meldpunt Orgaanhandel en
het ontwikkelen van een voorlichtingsfilm voor zorgverleners, die zullen bijdragen
aan het inzichtelijk krijgen en de bestrijding van dit mensonterend delict.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport