Brief regering : Eindrapportage brede evaluatie organisatiekaders voor rijksorganisaties op afstand
31 490 Vernieuwing van de rijksdienst
Nr. 309
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2021
In opdracht van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
en Financiën heeft bureau Andersson Elffers Felix (AEF) in samenwerking met de Universiteit
Utrecht de brede evaluatie van de organisatiekaders voor rijksorganisaties op afstand
uitgevoerd. Hierbij bied ik u de eindrapportage aan1.
1. Aanleiding
De Minister van BZK en de Minister van Financiën hebben de taak om enkele organisatiekaders
periodiek te evalueren. Het gaat hier om wet- en regelgeving alsmede beleidsmatige
kaders die de organisatie van rijksorganisaties met een zekere zelfstandig positie
reguleren. Naar aanleiding van de staatscommissie parlementair stelsel is er behoefte
ontstaan aan een integrale evaluatie van het totaal aan organisatiekaders. Deze staatscommissie
concludeerde dat er geen overzicht is in het geheel van organisatiekaderstelling.
Naar aanleiding van deze conclusie heeft de staatscommissie de aanbeveling gedaan
om de hoofdlijnen waarlangs beslist wordt of publieke taken op afstand worden belegd,
in een wet te codificeren. De staatscommissie adviseerde tevens om de waarborgen die
gelden bij de taken op afstand voor uitvoering, handhaving en verantwoording in deze
wet vast te leggen. Dat advies vormde mede aanleiding voor de opdracht die de Ministeries
van BZK en Financiën aan bureau AEF hebben gegeven, om de verschillende organisatiekaders
te evalueren en deze in een brede evaluatie samen te brengen. Het doel was om inzicht
te krijgen in de doelmatigheid, doeltreffendheid en toekomstbestendigheid van het
geheel van de kaders, ook in onderlinge samenhang.
Op 16 oktober 2019 heeft de Minister van BZK deze brede evaluatie aan uw Kamer toegezegd
met daarbij de planning dat de uitkomsten eind 2021 bekend zullen zijn (Kamerstuk
34 430, nr. 12, blz. 4). Zoals ook opgemerkt in het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het advies
van de staatscommissie (Kamerstuk 34 430, nrs. 10 en 13) is het gedachtegoed van de staatscommissie expliciet betrokken bij de evaluatie.
2. Opzet van de brede evaluatie
In de brede evaluatie zijn de volgende organisatiekaders geëvalueerd:
– Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, inclusief de Circulaire «Governance ten aanzien
van zbo's»
– Aanwijzingen inzake de rijksinspecties
– Aanwijzingen voor de Planbureaus
– Kaderwet adviescolleges
– Regeling agentschappen
– Stichtingenkader
– Normenkader financieel beheer en toezicht
Het functioneren van deze kaders en het geheel van de kaders is onderzocht door middel
van een mix van methoden en technieken. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen
van AEF zijn gebaseerd op literatuuronderzoek, individuele interviews, groepssessies,
survey-onderzoek en casusanalyse. De combinatie van deze methodieken heeft geleid
tot diverse onderzoeksrapportages, die zich overwegend laten kenmerken als kwalitatief
onderzoek. Naast feitelijkheden rond de vormgeving en opzet van de kaders zijn percepties
en ervaringen rond toepassing en praktijkwerking van de kaders opgetekend. Alles bijeengenomen
heeft AEF een beeld geschetst over de gehele breedte en eigen aanbevelingen geformuleerd
omtrent mogelijke aanpassingen.
Gedurende het evaluatietraject heeft er over opzet en methodologie van de evaluatie
reflectie door een wetenschappelijke begeleidingscommissie plaatsgevonden.
3. Deelrapportages en eindrapportage
Bureau AEF heeft vijf deelrapportages opgeleverd.
– Essays, spelregels voor samenspel (A)2
– Evaluatie van de kaders voor zbo’s, agentschappen, adviescolleges en planbureaus, met twee bijlagen: Surveyrapportage en Deskresearch (B)3
– Evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties
– (reeds toegezonden: bijlage bij Kamerstuk 31 490, nr. 292) (C)
– Eindrapport verkenning van benoemingenbeleid bij zbo’s en adviescolleges (reeds toegezonden: bijlage bij Kamerstuk 35 570 VII, nr. 94) (D)
– Definitieve rapportage verkenning naar het Kader voor stichtingen (E)
De deelrapportages A, B en E, die nog niet aan uw Kamer waren gezonden, zijn als bijlage
bijgevoegd.
De integrale eindrapportage (F) bestaat uit twee onderdelen, te weten4:
– Synthese – Heldere kaders voor soepel samenspel: hierin heeft AEF de conclusies opgetekend, die op het niveau van het geheel aan
kaders kunnen worden getrokken, op basis van de diverse deelrapportages. AEF gaat
in op het functioneren van het stelsel van zelfstandige rijksorganisaties, de consistentie
en logica van het geheel aan kaders en de doelmatigheid en doeltreffendheid op totaalniveau
(F1).
– Toekomstverkenning – Heldere kaders voor soepel samenspel: hierin bouwt AEF voort op de conclusies door de uitdagingen te schetsen waarvoor
de rijksoverheid zich gesteld ziet, waarbij kaders voor rijksorganisaties een rol
spelen. De schetsen van mogelijke ontwikkelrichtingen voor een toekomstbestendig geheel
van kaders vormen de kern van deze publicatie (F2).
4. Het vervolg na de brede evaluatie
Zoals tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 23 september 2021 (Handelingen
II 2021/22, nr. 3, items 2 en 5) door de Minister-President aan uw Kamer gemeld, legt de brede evaluatie de basis
voor moderne uitgangspunten voor het geheel aan kaderstelling. De kabinetsreactie
op basis van de brede evaluatie zal als richtlijn dienen voor doorontwikkeling van
wet- en regelgeving en (rijksbrede) beleidskaders. Het vaststellen hiervan zal moeten
plaatsvinden door het nieuwe kabinet. De ambtelijke voorbereiding hiervan is inmiddels
gestart en ziet op een analyse en weging van de conclusies en aanbevelingen, die ten
behoeve van het volgende kabinet zullen worden omgezet in voorstellen voor mogelijke
handelingsperspectieven op het vlak van structuur, vorm en inhoud van de kaderstelling
en de toepassing ervan in de praktijk. Dit gebeurt op onderdelen ook in samenhang
met de relevante acties uit de Werkagenda voor de publieke dienstverlening (zie Kamerstuk
29 362, nr. 295).
De kabinetsreactie zal nadrukkelijk ook ingaan op de vraag of het wenselijk is kaderstelling
op het vlak van organisatie van en besturing binnen de rijksoverheid geheel of gedeeltelijk
op te nemen in formele wetgeving, zoals een algemene wet op de overheidsorganisatie;
deze werd voorgesteld door de genoemde staatscommissie parlementair stelsel. Ook de
motie van het lid Kuik c.s. (Kamerstuk 28 362, nr. 47) voor zover betrekking hebbend op de borging van de onafhankelijkheid van toezichthouders
wordt hierbij betrokken.
Bovenstaande elementen krijgen beslag in de kabinetsreactie waarvan de planning erop
is gericht dat het nieuwe kabinet die vóór de zomer van 2022 zal kunnen vaststellen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Indieners
-
Indiener
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties