Brief regering : Verloop SDE++ 2021, openstelling SDE++ 2022 en voorstel aanpassing SDE++ per 2023
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 340
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2021
Met deze brief informeer ik u over een viertal zaken aangaande de SDE++ (Stimulering
Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie)-regeling. Allereerst informeer ik u
over het verloop van de openstelling van de SDE++ in 2021, die op 5 oktober jl. is
gestart en op 11 november jl. is geëindigd. Opvallend hierbij is de grote interesse
vanuit de markt, zo zijn er aanvragen ingediend voor € 12 miljard. Daarnaast informeer
ik u over de komende openstelling van de SDE++ in 2022. Ten derde informeer ik u over
een voorgenomen aanpassing in de SDE++-regeling voor de openstelling van de SDE++
in 2023, middels het instellen van zogenoemde hekjes voor verschillende domeinen.
Met de voorgestelde aanpassing in deze brief wordt invulling gegeven aan de voorstellen
in de Miljoenennota om de SDE++ aan te passen (Kamerstuk 35 925, nr. 1).
Ook wordt middels deze brief uitvoering gegeven aan de motie van de leden Bontenbal
en Grinwis (Kamerstuk 32 813, nr. 791), waarin de regering wordt verzocht de Kamer dit najaar te informeren over de voor-
en nadelen van een schot voor warmte. Bij deze brief is hiervoor een achtergrondnotitie
gevoegd: «bijlage 1. Technische uitwerking aanpassing SDE++» die daar op ingaat1. Met de beoogde wijzigingen wordt binnen de SDE++ een betere balans bereikt tussen
kosteneffectiviteit op de korte termijn en het ondersteunen van de technieken die
voor het behalen van klimaatdoelstellingen in 2030 en op de langere termijn van belang
zijn. Tot slot informeer ik u over overprogrammering in de SDE++ naar aanleiding van
vragen van het lid Grinwis. Tijdens het Commissiedebat Klimaat en Energie van 17 november
jl. heb ik naar aanleiding van de vragen van het lid Grinwis (CU) toegezegd (1) inzicht
te geven in de wijze waarop overprogrammering wordt toegepast in de SDE++ en (2) aan
de hand van een aantal scenario’s de effecten van fluctuaties in de ETS- en energieprijzen
op de kasuitgaven te illustreren. Met de toelichting in bijlage 2 («overprogrammering
en impact energieprijzen op de SDE++ reserves») bij deze brief geef ik aan op welke
wijze de door het lid Grinwis gewenste overprogrammering op zorgvuldige wijze wordt
toegepast in de SDE++2.
Ik ben verheugd door de grote belangstelling voor de SDE++ in de ronde van dit jaar
en ik kijk uit naar de bijdrage van de SDE++ voor de CO2-reductie in verschillende sectoren en domeinen.
Verloop openstelling SDE++ 2021
Van 5 oktober tot 11 november vond de tweede openstelling van de verbrede SDE+, de
SDE++, plaats, waarbij naast hernieuwbare energie ook andere CO2- reducerende technieken kunnen deelnemen. Voor de openstellingsronde van 2021 was
een openstellingsbudget van € 5 miljard beschikbaar. Tabel 1 bevat een overzicht van
alle aanvragen per categorie. Gedurende de openstelling zijn 4.109 subsidieaanvragen
ingediend, met een budgetclaim van in totaal € 12 miljard. Net als bij de eerste openstelling
van de SDE++ is het grootste deel van het budget aangevraagd door projecten voor zon-PV,
CO2-afvang en -opslag (CCS) en CO2-afvang en -gebruik (CCU). Er zijn in totaal 33 aanvragen ingediend voor categorieën
die voor het eerst voor subsidie in aanmerking komen, waarvan de meeste voor CO₂-afvang
en levering aan de glastuinbouw. Opvallend daarnaast is dat er slechts zes aanvragen
zijn gedaan voor windprojecten op land. Dit bevestigt de dalende trend in het aanbod
van dergelijke projecten. Tot slot is een deel van het budget aangevraagd voor overige
hernieuwbare energie en CO2-reducerende technieken, waaronder geothermie, aquathermie, warmtepompen en elektrische
boilers.
Tabel 1: Overzicht aanvragen SDE++ 2021
Categorie
Aantal aanvragen
Aangevraagd budget
Aangevraagd vermogen1
CO₂-reductie per jaar
Gemiddelde subsidie-intensiteit2
[€ mln.]
[MW]
[Mton CO₂/jr]
[€/tCO₂]
Hernieuwbare elektriciteit
3.921
2.276
4.161
0,84
82
Zon-PV op dak
3.747
1.315
2.224
0,43
71
Zon-PV op veld of water
168
928
1.908
0,39
94
Windenergie
6
33
29
0,02
78
Hernieuwbare warmte (WKK)
51
917
310
0,34
162
Biomassa warmte en WKK
30
150
59
0,09
96
Geothermie
10
763
243
0,24
180
Zonthermie
10
3
7
0,00
149
Compostering
1
2
1
0,00
68
Hernieuwbaar gas
38
710
151
0,22
230
Biomassa gas
38
710
151
0,22
230
CO₂-arme warmte
56
751
528
0,41
92
Elektrische boiler
21
499
352
0,24
109
Industriële warmtepomp
19
82
54
0,06
80
Restwarmte
8
111
79
0,08
55
Aquathermie
5
54
39
0,02
112
Zon-PVT met warmtepomp
3
4
5
0,00
43
CO₂-arme productie
43
7.345
19
5,45
78
CO₂-afvang en -gebruik
29
1.148
–
0,67
93
CO₂-afvang en -opslag
11
6.128
–
4,74
75
Waterstofproductie door elektrolyse
2
1
2
0,00
80
Geavanceerde hernieuwbare
brandstoffen
1
67
18
0,03
140
Totaal
4.109
12.000
5.170
7,26
99
X Noot
1
Let op: het aangevraagd vermogen voor de categorieën «CO₂-afvang en -opslag» en «CO₂-afvang
en -gebruik» verwijst naar het CO₂-reducerend vermogen en is uitgedrukt in tCO₂/uur.
Deze aangevraagde vermogens bedragen respectievelijk 204 tCO2/uur voor «CO2-afvang en -opslag» en 742 tCO2/uur voor «CO2-afvang en -gebruik».
X Noot
2
Deze is bepaald aan de hand van de verwachte inkomsten of vermeden uitgaven voor het
geproduceerde product over de looptijd van de subsidie waarmee de subsidie wordt verminderd.
In de SDE++ krijgen aanvragen met de laagste subsidie-intensiteit (subsidiebehoefte
per ton CO2) voorrang, om aanvragers te stimuleren hun projecten tegen de laagste kosten te realiseren.
Met hetzelfde budget wordt zodoende meer CO2-reductie mogelijk gemaakt. Het budget wordt in fases opengesteld. Tijdens de eerste
fase kunnen alleen projecten met een subsidie-intensiteit tot een bepaald bedrag per
ton CO2 indienen, waarna de SDE++ stapsgewijs wordt opengesteld voor projecten met een hogere
subsidie-intensiteit. Figuur 1 laat het verloop van alle aanvragen per fase zien.
In de eerste fase (tot een subsidie-intensiteit van maximaal € 60/ton CO2) is er voor bijna € 2 miljard subsidie aangevraagd voor met name CCS en zon-PV-daksystemen.
In de tweede fase (tot en met € 80/ton CO2) is het aangevraagde budget opgelopen tot ruim € 6,4 miljard. Ook in deze fase waren
er met name veel aanvragen voor zon-PV-daksystemen en betrof een groot deel van de
budgetclaim CCS. In de derde fase (tot en met € 115/ton CO2) is de budgetclaim opgelopen tot € 8,9 miljard, met een groot aandeel voor CCS, zon-PV-veld-
en dakopstellingen, elektrische boilers en CCU. In de vierde en laatste fase (tot
en met € 300/ton CO2) liep de budgetclaim uiteindelijk op tot € 12 miljard. In deze fase werd het grootste
deel van het budget aangevraagd voor geothermie, biomassa en vergisting, CCS, CCU
en elektrische boilers.
Figuur 1: Verloop aanvragen SDE++ 2021 per fase
De eerste resultaten van de SDE++ van 2021 wijzen op een goed verloop van de tweede
SDE++-openstellingsronde. Hoewel de aanvragen op dit moment nog door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) beoordeeld worden op volledigheid en op technische
en financiële haalbaarheid, valt de grote interesse vanuit de markt op. Dat is goed
nieuws, gelet op de stappen die nog gezet moeten worden om de uitstoot van CO2 te reduceren. Het laat zien dat veel bedrijven en andere organisaties mogelijkheden
zien om te verduurzamen of bij te dragen aan de verduurzaming van anderen.
In het overzicht valt op dat een groot deel van de budgetclaim is gedaan voor CCS.
Zoals het kabinet in de Miljoenennota voor 2022 heeft aangegeven ziet het kabinet
met name bij de industrie mogelijkheden om op relatief korte termijn extra stappen
te kunnen zetten. De aanvragen vanuit de industrie voor de SDE++ 2021 bevestigen dit
beeld. Daarom heeft het kabinet in de Miljoenennota voor 2022 aangekondigd extra middelen
voor alle technieken in de SDE++ 2022 beschikbaar te stellen en het plafond voor CCS
in de regeling met maximaal 2,5 Mton te verhogen. In de openstellingsronde SDE++ 2021
zijn daarnaast aanvullende eisen gesteld aan CCS-projecten om de kans op non-realisatie
zoveel mogelijk te beperken. Zo waren projecten verplicht om een rapport mee te sturen
over de beschikbaarheid van het transport en de opslag van CO₂, ook als de aanvrager
dit zelf niet uitvoert. Dit rapport wordt in het beoordelingsproces van RVO getoetst
door TNO. Hiermee wordt gewaarborgd dat alleen projecten die ver genoeg zijn in hun
ontwikkeling een positieve subsidiebeschikking kunnen krijgen.
Ik hoop uw Kamer aan het einde van het voorjaar van 2022 te kunnen informeren over
de definitieve resultaten van de SDE++ 2021.
Openstelling SDE++ 2022 en SDE++ 2023
Met de verbreding van de SDE+ naar de SDE++, zoals het kabinet had aangekondigd in
het Regeerakkoord, is een stap gezet in de benodigde aanpassingen in het instrumentarium
om de energietransitie in verschillende sectoren goed te kunnen ondersteunen. Daarbij
is de verbreding van enkel hernieuwbare energie naar CO2-reducerende technieken tevens een forse stap om op meer kosteneffectieve wijze CO2 te reduceren bij een regeling die goed functioneert vanwege haar voorspelbaarheid
en stabiliteit.
Conform het Regeerakkoord draagt de SDE++ bij aan de realisatie van de doelstelling
van 49 procent CO2-reductie in 2030 door uitsluitend te sturen op kostenefficiënte uitrol van CO2-reducerende technieken. Er is sprake van een gefaseerde openstelling waarbij de technieken
met de laagste subsidie-intensiteit als eerste subsidie krijgen en aanvragers gestimuleerd
worden om goedkoper in te dienen. Dit heeft als voordeel dat op kosteneffectieve wijze
CO2-uitstoot kan worden gereduceerd en overheidsmiddelen effectief worden ingezet, maar
als nadeel dat zeer kosteneffectieve technieken (zoals CCS en hernieuwbare elektriciteit)
minder kosteneffectieve, maar op termijn wel noodzakelijke technieken (zoals geothermie
en groene waterstof) op korte termijn verdringen. Ook wordt met de SDE++ gestuurd
op laagste kosten van CO2-reductie in 2030 en niet noodzakelijkerwijs op de laagste maatschappelijke kosten
van de transitie naar een nieuw energiesysteem waarmee klimaatdoelen van 2050 gehaald
kunnen worden.
Met de verdere uitwerking van het Klimaatakkoord en de eerste twee openstellingen
van de SDE++ is gebleken dat het wenselijk is om in de SDE++ te komen tot een betere
balans tussen de kosteneffectiviteit op de korte termijn en het ondersteunen van de
technieken die voor het behalen van klimaatdoelstellingen in 2030 en op de langere
termijn nodig zullen zijn.
In de Miljoenennota 2022 heeft het kabinet daarom aangekondigd de SDE++ in twee stappen
aan te passen. In de eerste stap, die bij de openstelling van de SDE++ in 2022 wordt
uitgevoerd, wordt het plafond voor CCS verhoogd en wordt er meer budgettaire ruimte
gecreëerd, om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte over blijft voor andere technologieën.
In de tweede stap, die bij de openstelling van de SDE++ in 2023 zal worden uitgevoerd,
wordt de verdeling van het budget zo vormgegeven dat er voor verschillende toepassingen
of sectoren een zekere mate van ruimte kan worden gegarandeerd. Hieronder ga ik op
deze twee stappen nader in.
SDE++ 2022
In de Miljoenennota is opgenomen dat het kabinet in totaal ruim € 6,8 miljard extra
in klimaatregelen investeert, om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis, extra
emissiereductie te realiseren en om te werken aan de energie-infrastructuur van de
toekomst (Kamerstuk 35 925, nr. 1). Van de extra middelen die het kabinet reserveert gaat ca. € 3 miljard3 naar een ophoging van de SDE++ in 2022. Het doel van de ophoging van de SDE++-regeling
is om met meerdere technologieën bij te dragen aan de verduurzaming van onder andere
de gebouwde omgeving, mobiliteit, glastuinbouw en industrie.
De aanvragen voor de SDE++ 2021 bevestigen het beeld van het kabinet dat er ruimte
is om op korte termijn extra CO2-reductie te realiseren. Met de extra middelen die bij de Miljoenennota door het kabinet
beschikbaar zijn gesteld kan het kabinet bedrijven en andere organisaties hierbij
ondersteunen. Daarnaast streef ik ernaar de openstelling in 2022 eerder te laten plaatsvinden
om CO2-reductie te versnellen. Beoogd wordt de regeling uiterlijk in juli 2022 te openen.
Omdat er ook een aantal projecten is dat juli de aanvraag nog niet gereed heeft, beoog
ik volgend jaar de openstelling langer dan gebruikelijk is open te stellen, namelijk
tot eind september 2022.
Het PBL zal op korte termijn het advies voor de SDE++ 2022 afronden. Op basis hiervan
zal ik uw Kamer begin volgend jaar informeren over de verdere vormgeving van de SDE++
2022. Daarbij zal ik uw Kamer ook informeren over het openstellingsbudget voor deze
ronde en de ophoging van het CCS-plafond. In de Miljoenennota is hierover aangegeven
dat het plafond met maximaal 2,5 Mton zal worden verhoogd. Het plafond wordt daarbij
zo vastgesteld dat er substantiële middelen beschikbaar blijven voor andere technologieën,
waaronder die gerelateerd aan warmte (afhankelijk van de toekenning van het budget
in de komende openstelling).
SDE++ 2023
Zoals ik eerder in deze brief heb aangegeven, heeft het succes van de SDE++ ook een
keerzijde. Een aantal technieken dat in 2030 en op de langere termijn nodig zal zijn
om de klimaatdoelstellingen te halen, komt op dit moment onvoldoende aan bod. De afgelopen
periode is daarom in kaart gebracht welke aanpassingen er in de SDE++ mogelijk zijn
om tegemoet te komen aan dit geconstateerde knelpunt. Hierbij zijn verschillende opties
bezien. Bij deze brief is een achtergrondnotitie gevoegd: «bijlage 1. Technische uitwerking
aanpassing SDE++ 2023» met daarin een overzicht van de geïnventariseerde opties met
hun voor-en nadelen en waarin ook wordt ingegaan op de samenhang met de resultaten
van de SDE++ in 2020. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie Bontenbal/Grinwis
(Kamerstuk 32 813, nr. 791), waarin de regering wordt verzocht de Kamer dit najaar te informeren over de voor-
en nadelen van een schot voor warmte.
Het voorstel is om de SDE++ vanaf 2023 aan te passen middels het plaatsen van hekjes.
Een hekje zorgt er, evenals een schot, voor dat technieken met een hogere subsidie-intensiteit
eerder aan bod komen, doordat voor technieken binnen een hekje budget wordt gereserveerd.
Ten opzichte van een schot biedt een hekje meer flexibiliteit, omdat eventueel resterend
budget (in het geval van onvoldoende aanvragen) direct kan worden ingezet om andere
technieken te subsidiëren. Het voordeel van een hekje ten opzichte van een schot is
daarmee dat de concurrentie tussen technieken en de doelmatigheid van de regeling
minder wordt beïnvloed en dat het budget in elke openstellingsronde volledig kan worden
ingezet om CO2-reducerende technieken te stimuleren. De kosteneffectiviteit met een hekje is daarmee
hoger dan met een schot, maar iets minder hoog dan het huidige systeem zonder een
hekje het geval zou zijn, omdat een hekje zorgt voor iets minder concurrentie tussen
technieken.
Een hekje kan op verschillende wijzen worden geplaatst. Zo kan een hekje worden gespecificeerd
voor sectoren (de sectoren uit het Klimaatakkoord), (groepen van) technieken of domeinen.
De voorkeur gaat uit naar een domeinspecifiek hekje. Zo geven domeinspecifieke hekjes
(1) het gewenste detailniveau (een domein is kleiner dan een sector en groter dan
een techniek en (2) een goede balans tussen generieke en zeer specifieke sturing,
(3) sluiten ze aan bij de klimaattafels en (4) is er relatief weinig overlap tussen
verschillende domeinen. Op deze manier kan meer sturing in de SDE++ op de gewenste
ontwikkelingen plaatvinden, zonder dat de uitvoerbaarheid van de regeling in het geding
komt. Uitgegaan wordt van de domeinen a) Elektriciteit (productie van hernieuwbare
elektriciteit), b) Lagetemperatuurwarmte, c) Hogetemperatuurwarmte, d) CO2-afvang, -opslag of -gebruik (CCS/CCU) en e) Moleculen (o.a. groen gas, geavanceerde
hernieuwbare brandstoffen en waterstofproductie).
De komende periode zal worden uitgewerkt of het wenselijk is om aan al deze domeinen
een deel van het budget toe te delen, of om sommige hekjes op 0 te zetten. Daarbij
zal ook worden gekeken naar specifieke knelpunten en de benodigde hoogte van de verschillende
hekjes. Daarbij zal een deel van het budget beschikbaar blijven voor alle technieken,
dus ook voor technieken die eventueel behoren tot een domein waaraan geen specifiek
budget is toegedeeld. Tevens zal ik de komende maanden in gesprek treden met belanghebbenden,
waarbij ik zal toetsen in hoeverre de voorgenomen aanpassing bestaande knelpunten
adresseert en welke aandachtspunten er zijn bij de uitwerking.
Parallel zullen de benodigde wijzigingen in het Besluit en de onderliggende regelingen
worden uitgewerkt om een dergelijke wijziging van de regeling mogelijk maken en zullen
de eerste gesprekken met de Europese Commissie over de benodigde staatssteungoedkeuring
worden gestart. Op deze manier wordt beoogd dat het gewijzigde systeem in 2023 in
werking kan treden. De openstelling van de SDE++ in 2023 is voor de zomer voorzien.
Tot slot
Met een SDE++ met hekjes wordt een betekenisvolle stap gezet om de verschillende domeinen
(met categorieën van technieken) voldoende aan bod te laten komen en wordt een nieuwe
balans gevonden tussen kosteneffectiviteit en ondersteuning van de energietransitie
in verschillende domeinen. Daarbij worden de goede elementen van de SDE++ behouden
(doelmatigheid, stabiliteit, investeringszekerheid) en blijft aandacht bestaan voor
de kosteneffectiviteit van de SDE++. Het doel is om te borgen dat er in elk domein
voortgang is, de markt zich kan ontwikkelen en de kosten kunnen dalen. Daarbij wordt
zowel een ex-ante evaluatiemoment voorgesteld vóór de invoering van de aanpassing
als continue monitoring en periodieke evaluatie na de aanpassing om te bezien of de
aanpassing leidt tot de beoogde effecten.
De SDE++ blijft ondanks de aanpassing een generiek instrument. Het is niet mogelijk
of wenselijk om individueel maatwerk toe te passen en alle mogelijke knelpunten op
te lossen. Het blijft daarmee van belang eventuele techniek- en/of sectorspecifieke
knelpunten (ook) binnen het bredere energie- en klimaatbeleid op te lossen. Daarvoor
is al een groot aantal andere instrumenten en regelingen beschikbaar. Dit om de energietransitie
te versnellen en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat