Brief regering : Routes Lelystad
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 895
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2021
In de voortgangsbrief van het programma Luchtruimherziening van 22 juni jl.1 heb ik u geïnformeerd over de resultaten van spoor 1 van dit programma (zie bijlage
1). Spoor 1 van het programma vindt plaats binnen de huidige luchtruimstructuur en
is gericht op het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen om ongehinderd door te
klimmen op de huidige aansluitroutes van Lelystad Airport.
In de Startbeslissing van de Luchtruimherziening is voor spoor 1 ook de ontwerpopgave
opgenomen om voor het deel van het luchtruim waarin de zuidelijke uit- en aanvliegrichting
liggen (de zogeheten Sector 3) aanpassingen te ontwikkelen die het mogelijk maken
om de daling later in te zetten zodat ook op de huidige aansluitroute uit het zuiden
een continu dalend profiel wordt gerealiseerd. In de overige sectoren was dit al mogelijk.
In voornoemde brief is aangegeven dat het dankzij de resultaten van spoor 1 mogelijk
is om richting alle vijf luchtruimsectoren ongehinderd door te klimmen en dat het
realiseren van een hogere nadering op de aanvliegroutes uit het zuiden deels is gelukt.
Door voor de aanvliegroutes een onderdeel van het militaire luchtruim beschikbaar
te stellen is het niet langer nodig om standaard tussen Gorinchem en Apeldoorn horizontaal
op 9.000 en 10.000 voet (circa 2.700 en 3.000 meter) te vliegen. Het naderend verkeer
vanuit het zuiden naar Lemelerveld zal op dit routedeel dalen van een hogere vlieghoogte
naar de vlieghoogte van 6.000 voet. Voor de volledigheid is in bijlage 1 van deze
brief de tabel met de gerealiseerde verbeteringen van de vertrekroutes en de overzichtskaart
van de routes in de betreffende luchtruimsectoren opgenomen. Verder richting de luchthaven
Lelystad (vanaf Lemelerveld) is het helaas niet mogelijk gebleken voor het naderend
verkeer om hoger te vliegen, zonder consequenties voor de capaciteit in het luchtruim
of de vliegveiligheid. Dit deel van de route (ca. 30 km) zal dus op de oorspronkelijke
hoogte van 6.000 voet (circa 1.800 meter) gevlogen worden. Bij een situatie met 10.000
vliegtuigbewegingen zullen ongeveer 8 van in totaal 15 naderende vliegtuigen per dag
gebruik maken van deze naderingsroutes2. Er is geen effect op de in 2018 reeds doorgevoerde verbetering rondom Zwolle- Stadshagen,
om bij gelijktijdig naderend en vertrekkend verkeer het naderende verkeer op minimaal
5000 voet af te handelen.
Uw Kamer heeft door middel van de motie van het lid Bontenbal3 gevraagd om te onderzoeken of het laatste stuk, de ca. 30 km, van deze naderingsroute
toch op een veilige en tijdige wijze kan verdwijnen.
Invulling motie Bontenbal
Als invulling van de motie Bontenbal heb ik de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
verzocht om nogmaals te bekijken of er mogelijkheden zijn om het zoveel mogelijk continu
dalen ook op de 30 km vanaf Lemelerveld voor sector 3 verkeer op een veilige en tijdige
wijze te realiseren. LVNL heeft hiertoe de drie ontwikkelde scenario’s die in spoor
1 voor dit routedeel zijn onderzocht nogmaals bekeken, waarbij de uitgangspunten van
het ontwerp en de conclusies uit de eerdere beoordeling van de betreffende scenario’s
kritisch zijn beschouwd door luchtruim- en operationeel experts van LVNL.
LVNL komt tot de conclusie dat er geen nieuwe inzichten zijn of veranderingen hebben
plaatsgevonden, daarom blijven de eerdere conclusies onverkort gelden. Deze conclusies
worden in het vervolg van deze brief nader toegelicht.
Vraagstuk
Op het betreffende routedeel komt verkeer naar Schiphol uit het oosten samen met verkeer
naar Lelystad vanuit het zuiden. Hierbij wordt Schiphol-verkeer door de civiele verkeersleiding
afgehandeld en Lelystad-verkeer door de militaire verkeersleiding. Om dit veilig mogelijk
te maken wordt op dit routedeel Lelystad-verkeer onder controle van de militaire verkeersleiding
gehouden en het Schiphol-verkeer onder civiele controle. Dat betekent dat de Lelystad-vlucht
binnen het militaire luchtruim op 6.000 voet wordt afgehandeld.
LVNL heeft drie scenario’s onderzocht om dit vraagstuk op te lossen en de nadering
hoger af te handelen. In bijlage 2 treft u de brief van LVNL aan4. Kort gezegd kijken scenario 1 en 2 naar een andere wijze van afhandeling van het
verkeer op het betreffende routedeel. In scenario 1 wordt al het verkeer door een
civiele luchtverkeerleider afgehandeld en in scenario 2 wordt het verkeer door een
militaire luchtverkeersleider afgehandeld die daarvoor de beschikking zou krijgen
over een stuk luchtruim dat nu wordt gebruikt door Schiphol-verkeer.
LVNL concludeert op basis van het onderzoek dat scenario 1 complexiteit verhogend
werkt met een mogelijk veiligheidsissue voor de civiele luchtverkeersleider. Dit komt
omdat een afwijkende verkeerstroom met een beperkt aantal Lelystad-vliegtuigen uit
het zuiden ingepast moet worden in een grote Schiphol-verkeerstroom uit het oosten.
LVNL geeft aan dat een afwijkende verkeersstroom mogelijk leidt tot een veiligheidsrisico.
Dit wordt mede veroorzaakt doordat de verkeersstroom uit het zuiden gebruik maakt
van militair luchtruim en dus onder controle van de militaire verkeersleiding staat.
LVNL geeft daarbij aan dat de Schiphol capaciteit structureel verlaagd zou moeten
worden.
Uit het onderzoek van LVNL blijkt dat scenario 2, nog meer dan in scenario 1, negatieve
consequenties heeft voor de Schipholcapaciteit. Dit omdat er niet één verkeersstroom,
maar een heel deel van het luchtruim van LVNL naar Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK)
gedelegeerd moet worden. Dit heeft daarnaast voor het Lelystadverkeer tot gevolg dat
er wel een geleidelijke daling mogelijk is, maar dat de mogelijkheid voor startend
verkeer om ongehinderd door te klimmen juist veelvuldig zal moeten worden beperkt.
Scenario 3 houdt een volledig herontwerp van de aansluitroute vanuit sector 3 in.
De route wordt daarbij over het westen van Nederland gelegd in plaats van het oosten.
In dit scenario wordt dalend verkeer verplaatst van de provincie Overijsel en Gelderland
naar de provincie Friesland en de Noordoostpolder en komt er meer verkeer in het hart
van het Schiphol luchtruim. LVNL constateert dat dit scenario niet op korte termijn
gerealiseerd kan worden. Dit scenario gaat namelijk niet uit van de huidige luchtruimstructuur
en aansluitroutes, waardoor een nieuw proces voor de routestructuur, de MER en het
Luchthavenbesluit doorlopen zal moeten worden.
Vervolg
De onderzochte scenario’s hebben niet geleid tot een andere conclusie dan zoals eerder
gemeld in de voortgangsbrief. Dat betekent dat het ophogen van de zuidelijke aanvliegroute
vanaf Lemelerveld richting Lelystad op een tijdige en veilige wijze op dit moment
niet mogelijk is zonder een structurele inperking op de capaciteit van Schiphol. Op
dit deel van de route (ca. 30 km) zal de oorspronkelijke hoogte van ca. 6.000 voet
gevlogen blijven worden. Ik realiseer me dat dit tot vragen kan leiden en teleurstelling
voor met name omwonenden. Het is immers niet gelukt om volledig invulling te geven
aan het uitgangspunt in de Startbeslissing om ook op dat routedeel een continu dalend
profiel te realiseren. Vooruitlopend op het versturen van deze brief, is er contact
geweest tussen mijn ministerie en de provincie Overijssel, de gemeenten Zwolle, Dalfsen,
en Raalte. Daarbij is afgesproken dat het ministerie samen met LVNL een toelichting
verzorgt aan de provinciale staten Overijssel en de gemeenteraden uit de regio. Tevens
biedt het programma ondersteuning bij het beantwoorden van vragen uit de omgeving.
In de volgende fase van het programma Luchtruimherziening wordt de hoofdstructuur
van het luchtruim nader uitgewerkt. De huidige routes zijn daarbij geen uitgangspunt.
LVNL en CLSK blijven zich derhalve binnen dit kader inspannen om ook voor het laatste
deel van de aanvliegroute een passende oplossing te realiseren. Dit kan enkele jaren
in beslag nemen: de realisatie van de hoofdstructuur is gepland voor de periode 2024–2027.
In deze periode zal ook het nieuwe verkeersleidingssysteem iCAS worden geïmplementeerd
en zal 1ATM, de integratie van de luchtverkeersleiding van CLSK in LVNL, worden gerealiseerd.
Deze projecten maken onderdeel uit de projectenportfolio van LVNL waarover ik u bij
brief van 15 oktober jl.5 inzake de effecten van COVID-19 voor LVNL heb geïnformeerd. Beide projecten zijn
belangrijke randvoorwaarden voor de structurele oplossing in het kader van Lelystad.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser
Bijlage 1: Lelystad routes in de luchtruimsectoren.
Tabel 1 Gerealiseerde verbeteringen in de sectoren voor de vertrekroutes.
Sector
Verbetering
Noordoost (sector 1)
Op deze route, die vanaf Espel met een bocht om Lemmer loopt, zijn geen belemmeringen
om ongehinderd door te klimmen, omdat het Lelystad-verkeer meeklimt met het Schiphol-verkeer.
Oost (sector 2)
Om een ongehinderde klim te faciliteren is een stuk luchtruim dat primair voor Schiphol-verkeer
was ingericht, geschikt gemaakt voor gecombineerd gebruik door Lelystad- en Schiphol-verkeer.
Hierdoor wordt buiten het B+-gebied na Wezep ongehinderd doorgeklommen tot de bestaande
hoge internationale overdrachtshoogte op de Duitse grens. Het horizontale routedeel
op 6.000 voet (circa 1.800 meter) aan de oostelijke kant van de Veluwe vervalt hiermee
als standaardprocedure.
Zuid (sector 3)
Verkeer naar het zuiden maakt tot voorbij Apeldoorn gebruik van dezelfde route als
naar het oosten. Dit verkeer klimt dus ook in het luchtruim dat geschikt gemaakt is
voor gecombineerd gebruik door Lelystad- en Schiphol-verkeer. Verder richting het
zuiden is een stuk luchtruim dat primair is ingericht voor militair gebruik (TMA-D
en TRA12) tevens standaard beschikbaar gemaakt voor Lelystad-verkeer. De horizontale
routedelen op 9.000 en 10.000 voet (circa 2.700 en 3.000 meter) vanaf Apeldoorn tot
Gorinchem vervallen hiermee als standaardprocedure.
Zuidwest (sector 4): afhankelijk van de actuele verkeerssituatie zijn hier 2 vertrekroutes
Het Schiphol-luchtruim mag gebruikt worden waardoor de militaire en civiele luchtverkeersleiding
coördineren om het vliegtuig op deze voorkeursroute ongehinderd te laten klimmen.
Dit betekent dat al vóór het binnenvliegen van het militair gecontroleerd luchtruim
boven de Kop van Noord-Holland geklommen wordt. Het horizontale routedeel op 6.000
voet (circa 1.800 meter) boven het IJsselmeer wordt niet langer standaard gevlogen.
Indien een vliegtuig via de niet-voorkeursroute richting de zuidwestelijke sector
4 langs Andijk vliegt zijn hoogte-eisen aan het vliegplan (14.000 voet, circa 4.200
meter) gesteld om een eerdere klim mogelijk te maken. Het horizontale routedeel op
6.000 voet (circa 1.800 meter) boven het IJsselmeer wordt niet langer standaard gevlogen.
Noordwest (sector 5)
Het Schiphol-luchtruim mag gebruikt worden, waardoor de militaire en civiele luchtverkeersleiding
coördineren om het vliegtuig ongehinderd te laten klimmen. Dit betekent dat al vóór
het binnenvliegen van het militair gecontroleerd luchtruim boven de Kop van Noord-Holland
geklommen wordt. Het horizontale routedeel op 6.000 voet (circa 1.800 meter) boven
het IJsselmeer wordt niet langer standaard gevlogen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat