Brief regering : Beleidsreactie op het onderzoeksrapport inzake 'Sterk Spul'
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 292 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2021
Op 14 december 2020 heeft mijn voorganger u het onderzoeksrapport naar handel in doping
«Sterk Spul» toegezonden1. Dit is een rapportage van een onderzoek naar de aard, omvang en ernst van de handel
in doping uitgevoerd door Bureau Beke. In de brief «Maatregelen ter versterking aanpak
doping»2 van 4 juli 2018 was dit een van de acties ter versterking van het antidopingbeleid.
Deze reactie heeft langer op zich laten wachten dan gebruikelijk. Reden daarvoor is
dat de afstemming meer tijd vroeg dan voorzien.
De aanleiding van het onderzoek was de ongrijpbaarheid van de handel in doping. Over
welke soorten producten gaat het nu, hoe omvangrijk is de handel en is er iets te
zeggen over de ernst van de gevolgen van deze handel?
De ongrijpbaarheid van de handel in doping komt ook in het rapport naar voren: na
twee jaar onderzoek blijft het lastig om de omvang en ernst van de handel in doping
te duiden. Doordat de aard van de handel in doping grotendeels illegaal is, blijft
een groot deel buiten het zicht van overheid en registratiesystemen. Dit maakt het
lastig om kwantitatieve analyses te maken van de werkelijke omvang. De voornamelijk
kwalitatieve onderzoeksmethoden van de onderzoekers bieden een goed inzicht in de
handel in doping, maar geven dus een minder duidelijk beeld van de omvang dan kwantitatieve
analyses hadden kunnen bieden.
Niettemin zijn de bevindingen in dit rapport waardevol voor het Nederlandse antidopingbeleid.
Hierna ga ik eerst in op de belangrijkste bevindingen.3 Vervolgens geef ik aan wat hieruit voortvloeit.
1. Bevindingen
Er kunnen op basis van het rapport geen harde uitspraken worden gedaan over de omvang
van de handel in dopingmiddelen in Nederland. Wel zijn er aanwijzingen voor een toename
van de productie en handel in doping in Nederland. Daarnaast is een belangrijke constatering
uit het rapport dat handel in doping in toenemende mate verweven raakt met de handel
(en productie) van drugs. Desalniettemin is de verwachting dat de traditionele handelaren
die een nauwe band met de sport hebben, zullen blijven domineren gezien de sterke
netwerken die van oudsher bestaan. Beke stelt verder dat de verwachting is dat de
dopinghandel de drugsmarkt niet snel zal evenaren, maar wel als een lucratieve handel
naast de drugs kan bestaan.
Het rapport constateert dat er een groeiende vraag is naar doping, met name in de
ongeorganiseerde sport (sportscholen en fitnesscentra). Beke signaleert dat het gebruik
van doping steeds meer normaliseert als een lifestyle. Er wordt verwacht dat dopinggebruik in de toekomst zal toenemen door de toenemende
druk om te presteren in de samenleving. Daarnaast zorgt het internet er voor dat informatie
over doping en dopinggebruik toegankelijker en het makkelijker verkrijgbaar wordt.
Dit levert in toenemende mate risico’s op voor de gebruikers en heeft daarmee een
invloed op de volksgezondheid. In de ongeorganiseerde sport zijn de gezondheidsrisico’s
veel sterker aanwezig dan in de topsport. Het betreft immers de grootste groep gebruikers
die (soms langdurig) doping gebruikt zonder medische begeleiding. Beke signaleert
dat de doseringen zijn toegenomen en dat er sprake is van gecombineerd gebruik van
verschillende dopingmiddelen. Voor deze doelgroep weegt het beoogde doel echter zwaarder
dan de gezondheidsrisico’s.
Voor topsport benoemt Beke de medische entourage van de topsporter als de vitale schakel
voor dopinggebruik, omdat artsen werkzaam in de sport4 bevoegd zijn om receptgeneesmiddelen voor te schrijven. Daarmee kunnen artsen de
sporters de mogelijkheid bieden receptgeneesmiddelen te gebruiken die prestatie bevorderend
werken, maar waarvoor geen medische noodzaak is. Daarnaast signaleren de onderzoekers
dat topsporters het in toenemende mate acceptabel lijken te vinden dat receptgeneesmiddelen
niet alleen uit medische noodzaak worden gebruikt, maar ook met het oog op prestatiebevordering.
2. Aanpak aanbod van doping
Het rapport constateert dat er in toenemende mate sprake is van handel in en productie
van doping, die meer verweven raakt met de handel in en productie van drugs. Hierna
wordt de huidige aanpak van het aanbod van doping tegen de achtergrond van deze bevindingen
gehouden.
Wettelijk kader
Handel in doping valt onder diverse wettelijke kaders, namelijk de Geneesmiddelenwet,
de Warenwet en de Opiumwet. De Geneesmiddelenwet en Warenwet zijn zo opgesteld dat
ze complementair zijn aan elkaar. Een dopingstof die niet voldoet aan de definitie
van geneesmiddel valt onder de Warenwet. De Opiumwet is van toepassing voor alle producten
waarin een stof van lijst I of II bij de Opiumwet aanwezig is.
Betrokken instanties
Bij de aanpak van de handel in doping is derhalve een aantal instanties betrokken:
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit
(NVWA) en de Douane. De aanpak van de handel in doping is voor geen van de instanties
een eigenstandige taak, maar een taak die voortvloeit uit de wettelijke taken. Zo
houdt de IGJ toezicht op de naleving van de Geneesmiddelenwet. De NVWA is bevoegd
tot toezicht op de naleving van de Warenwet en daarnaast in specifieke gevallen ook
van de Geneesmiddelenwet.
De Douane heeft de verantwoordelijkheid om toezicht te houden op producten die worden
ingevoerd of uitgevoerd en let daarbij ook op geneesmiddelen, diergeneesmiddelen,
Opiumwetmiddelen en onder bepaalde voorwaarden ook op warenwetproducten.
Onder het gezag van het Openbaar Ministerie (OM) zijn de (bijzondere) opsporingsdiensten
primair verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De
inzet van het OM richt zich op de illegale handel in doping voor zover die valt onder
de reguliere strafrechtelijke aanpak van illegale geneesmiddelen of drugs. Het strafrecht
wordt ingezet wanneer dat passend en het effectief wordt geacht.
Samenwerking en gegevensdeling
Samenwerking en betrokkenheid van de verschillende (opsporings)instanties is belangrijk,
omdat geen van bovenstaande organisaties dus de volledige verantwoordelijkheid heeft
voor de aanpak van de handel in doping. In de praktijk weten partijen elkaar op operationeel
niveau goed en snel te vinden, mede vanwege de samenwerkingsconvenanten die naar aanleiding
van de Wuab zijn gesloten. Hoewel de Dopingautoriteit formeel geen wettelijke taak
heeft in de aanpak van de handel in doping, is zij partij in deze samenwerkingsconvenanten.
Op die manier kan de Dopingautoriteit meer inzicht krijgen in de mate waarin doping
in Nederland kan voorkomen.
Voor een effectieve aanpak is flexibiliteit nodig in wie welke zaken oppakt, omdat
maatwerk hierbij belangrijk is. Want Illegale handel in doping kent een veelheid aan
verschijningsvormen. Variërend van een eenvoudige internationale postzending met dopinggeduide
middelen die wordt onderschept door de Douane, tot een semiprofessionele geneesmiddelenfabriek
die wordt aangetroffen in onderzoeken naar drugs door de politie.
Daarbij geldt wel dat de mogelijkheid om informatie te delen beperkt is. Het verstrekken
van persoonsgegevens aan de Dopingautoriteit door opsporingsdiensten en het OM is
niet toegestaan. Dit komt voort uit de vereisten van noodzakelijkheid en doelbinding
in het gegevensbeschermingsrecht.
Ondermijnende criminaliteit
Het deel van de handel in en productie van doping dat verweven is met de drugshandel
en -productie, is onderdeel van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Ondermijning
bestaat uit veel soorten georganiseerde criminaliteit en activiteiten die met die
criminaliteit samenhangen. Deze criminaliteit is een breed maatschappelijk probleem
en is een topprioriteit van dit kabinet.
De aanpak van ondermijning vergt een brede integrale aanpak, waarbij verschillende
overheidsinstellingen, bedrijven en burgers zich gezamenlijk inspannen.5
Conclusie
De aanpak van de handel in doping vloeit voor alle betrokken (opsporings)instanties
voort uit wettelijke taken op gebieden waarbinnen ook doping valt. De samenwerking
tussen betrokken (opsporings)instanties is goed en biedt ruimte voor het gewenste
maatwerk. Na afstemming met de verschillende (opsporings)instanties en de Minister
van JenV en gezien de constatering in het rapport over de omvang en aard, is het niet
aan de orde om in te zetten op wijzigingen in deze aanpak.
3. Aanpak vraag naar doping
Het rapport constateert dat er een groeiende vraag is naar doping, met name in de
ongeorganiseerde sport (sportscholen en fitnesscentra). Hierbij normaliseert het gebruik
van doping steeds meer als een lifestyle. Dit levert in toenemende mate risico’s op voor de volksgezondheid.
In bestaande voorlichtingsinstrumenten is al aandacht voor de gezondheidsrisico’s
van het gebruik van doping. Beke signaleert evenwel dat sporters uit de ongeorganiseerde
sport geringe toegang hebben tot informatie over de gezondheidsrisico’s van het gebruik
van doping. Dit behoeft dus versterking.
Daarvoor is aanvullende informatie nodig. Daarom onderzoekt het Mulier Instituut op
dit moment nader wie de gebruikers van doping in de ongeorganiseerde sport zijn, en
wat hen ertoe beweegt om doping te gaan gebruiken. Dit onderzoek helpt de bestaande
instrumenten van de Dopingautoriteit in het vervolg doelgerichter in te zetten en
draagt bij aan de ontwikkeling van nieuwe voorlichtingsinstrumenten.
4. Rol medische entourage in topsport
De constatering van Beke dat de medische entourage een invloed heeft op het gebruik
van prestatie bevorderende middelen is een belangrijk signaal. Vanuit de sporters
hoort er geen vraag te zijn en vanuit de artsen geen aanbod. Enkel wanneer dat medisch
noodzakelijk is dienen receptgeneesmiddelen te worden voorgeschreven door een arts.
Onjuist of onnodig gebruik van deze geneesmiddelen brengt gezondheidsrisico’s met
zich mee.
Hoewel Beke niet duidelijk maakt in welke mate dit daadwerkelijk voorkomt in de Nederlandse
praktijk6, bespreek ik dit signaal met NOC*NSF, haar atletencommissie en de Dopingautoriteit.
Het is belangrijk om ideeën uit te wisselen over de opvolging hiervan. Beroepsrichtlijnen
zijn een voorbeeld van hoe hier invulling aan kan worden gegeven.
5. Afsluitend
Het rapport Sterk Spul heeft bijgedragen aan een scherper beeld over de aard, ernst
en omvang van de handel in doping in Nederland. Al met al wordt er een zorgwekkend
beeld geschetst. De inspanningen om het aanbod van de handel tegen te gaan, blijven
onverminderd doorgaan. Tegelijkertijd zal meer dan voorheen worden ingezet op de preventie
van de gezondheidsrisico’s van het gebruik van doping. Vanzelfsprekend blijf ik uw
Kamer informeren over de vorderingen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport