Brief regering : Kabinetsreactie op het AWTI-rapport Samen de lat hoog leggen
33 009 Innovatiebeleid
Nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN ONDERWIJS, CULTUUR EN
WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2021
Op 25 mei 2021 heeft de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI)
het advies «Samen de lat hoog leggen, Regio en rijk bundelen krachten voor innovatie»
aangeboden1 aan de Staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap. Hierin adviseert de AWTI over de samenwerking tussen Rijk en
regio en adviseert de AWTI om de vernieuwing van de economie te stimuleren.
Voor het realiseren van onze innovatiedoelstellingen werken we met beide departementen
samen met bedrijven, kennisinstellingen en regio’s. Samen zetten we ons in voor het
versterken van onze welvaart. Dit advies over de rol van de regio, de rol van het
Rijk en de onderlinge samenwerking, is daarom van belang. De afgelopen jaren heeft
het Rijk de samenwerking met regio’s gericht op innovatie verder versterkt.
De rol van de regio bij het tot stand brengen van innovaties is van groot belang.
Innoveren gebeurt immers in de regio, stelt de AWTI terecht. Dáár vinden bedrijven,
onderzoekers, kennisinstellingen, talent en maatschappelijke organisaties elkaar en
ontstaan inspirerende initiatieven en kansen voor vernieuwing. De samenwerking vanuit
het Rijk met de regio’s kunnen we schetsen langs de volgende drie lijnen:
• Regio’s dragen bij aan brede nationale agenda’s zoals het Missiegedreven Topsectoren-
en Innovatiebeleid en het Techniekpact.
• Daarnaast hebben we gezamenlijke instrumenten zoals (nieuwe) Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
(ROM’s), en werken we samen met instrumenten zoals de Mkb-Innovatie stimulering Regio
en Topsectoren (MIT), en Vroege Fase Financiering.
• Ten slotte dragen we vanuit het Rijk bij aan agenda’s met een regionale focus zoals
de Brainport Nationale Actieagenda en de Regio Deals.
• Het beleid van het Rijk is er ook op gericht verbindingen te leggen tussen regionale,
nationale en internationale spelers in het onderzoeks- en innovatie ecosysteem. Met
regio’s kijken we daarbij ook steeds nadrukkelijker naar bovenregionale samenwerkingen
om samen massa te maken.
Zoals de AWTI schetst zijn er meer stappen in deze samenwerking mogelijk maar grote
stappen met financiële gevolgen zijn aan een volgend kabinet. In deze brief wordt
de kabinetsreactie gegeven op het advies van de AWTI en schetsen we ons beeld van
de samenwerking tussen Rijk en regio op het gebied van innovatiebeleid.
Aanbeveling 1: Kom tot een overkoepelend toekomstbeeld
De AWTI beveelt aan om te komen tot een overkoepelend en inspirerend toekomstbeeld
voor Nederland. Dit helpt om belangen op nationaal en regionaal niveau te stroomlijnen.
Het biedt regio’s houvast op de langere termijn. Daarmee kunnen regio’s gedegen beleid
opbouwen, agenda’s ontwikkelen en initiatieven opzetten die bijdragen aan een toekomstbestendig
Nederland. De komst van het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid heeft dit
volgens de AWTI nog niet in voldoende mate geborgd.
Beleidsreactie
Nederland staat voor grote transities. Voor enkele van deze transities zet het kabinet
een eerste stip aan de horizon met het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid.
Vanaf 2018 is het Topsectorenbeleid omgevormd tot het Missiegedreven Topsectoren-
en Innovatiebeleid. Hier staan vier maatschappelijke thema’s centraal op het gebied
van energie en klimaat, landbouw, water en voeding, gezondheid en zorg, en veiligheid,
naast de sleuteltechnologieën en het maatschappelijk verdienvermogen. De vier maatschappelijke
thema’s zijn uitgewerkt in 25 missies. Op deze manier heeft het huidige kabinet een
perspectief geschetst en is een gezamenlijke inzet gestimuleerd van ministeries, bedrijfsleven
en kennisinstellingen. Dit is gebeurd via Topteams van de sectoren, Europese en regionale
overheden en de Regieteams van verschillende thema’s.
De les van de afgelopen jaren is dat vraaggestuurd en opgavegericht werken belangrijk
zijn om resultaten te boeken. Zeker complexe en veelomvattende vraagstukken zoals
vastgelegd in de missies vragen een andere en bredere aanpak waarbij bijvoorbeeld
aandacht is voor acceptatie en inbedding van nieuwe technologieën. Een overkoepelend
verhaal kan hierbij helpen. Het Rijk kan met gezamenlijke missies perspectieven schetsen,
maar is bij de uitvoering daarvan afhankelijk van samenwerking met andere partijen.
Het Rijk wil vooral gezamenlijk met bovengenoemde partners maatschappelijke uitdagingen
via innovatie aanpakken. De missies bieden aanknopingspunten voor een agenda of programma’s,
maar zijn geen concrete voorstellen voor projecten op regionaal niveau. De missies
zijn verwerkt in de kennis- en innovatieagenda’s. Deze agenda’s zijn vervolgens verder
uitgewerkt via meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s, waar in PPS-verband
aan wordt gewerkt.
De missies bieden dan ook geen panklaar handelingsperspectief voor iedere regio. Regio’s
en regionale ecosystemen verschillen in het type aanwezige bedrijven en kennisinstellingen,
en de thematische focus en regionale opgaven zoals beschreven in de Regionale Innovatiestrategieën
(RIS). De afgelopen jaren is er in regio’s en met het Missiegedreven Topsectoren en
Innovatiebeleid veel in beweging gezet. De uitdaging is nu om deze beweging ook samen
met de regio te vertalen naar een aanpak die inspeelt op de behoefte van onze gezamenlijke
partners in de verschillende regio’s. Een regio-specifieke aanpak helpt daarbij.
De AWTI constateert dat het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid de regio’s
meer houvast heeft gegeven bij het vaststellen van doelen die centraal staan bij het
innovatiebeleid, maar dat regio’s nog steeds zoeken naar de innovatiedoelen die ze
na moeten streven om bij te dragen aan nationale doelen. Dit vraagt om een doorontwikkeling
van de rol van regionale overheden als partner in het Missiegedreven Topsectoren-
en Innovatiebeleid, met aandacht voor regio-specifieke uitdagingen en kansen, zoals
hierboven aangegeven. Deze constatering ligt in het verlengde van de kabinetsreactie
op het AWTI-rapport Versterk de rol van wetenschap, technologie en innovatie in maatschappelijke transities
2 waarin het kabinet met de partners beziet waar verdere verbeteringen mogelijk zijn
en waar het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid verder kan worden verbreed
met bijvoorbeeld lokale of regionale initiatieven. De Minister van Economische Zaken
en Klimaat heeft u recent geïnformeerd over de voortgang van het Missiegedreven Topsectoren-
en Innovatiebeleid.3
Aanbeveling 2: Zorg voor interdepartementale regie en creëer verbindingen
De AWTI beveelt aan om te komen tot interdepartementale coördinatie voor een opgavegerichte
en samenhangende aanpak, die de regionale inzet bij elkaar brengt zodat het meer oplevert
voor de regio en bijdraagt aan het nationale geheel. Door gebrek aan samenhang in
beleid kunnen Rijk en regio volgens de AWTI niet samen gericht aan innovatieopgaven
werken. Dit beperkt de versnelling en verspreiding van innovaties en leidt tot versnippering
van tijd, aandacht en middelen. De AWTI beschrijft dat schotten nu nog teveel een
sta-in-de-weg vormen tussen schaalniveaus, geldstromen, onderwerpen en doelen en dat
door gebrek aan samenhang in regionale initiatieven overlap of concurrentie tussen
de regio’s ontstaat.
Beleidsreactie
Goede samenwerking binnen het Rijk is belangrijk. Het Missiegedreven Topsectoren-
en Innovatiebeleid kent een brede interdepartementale afstemming. Verschillende departementen
zijn trekker van missies. De betrokken partners van het Kennis en Innovatieconvenant
(KIC) 2020–2023 participeren in de overleggen over de vier grote maatschappelijke
thema’s. De Regio’s en de ROM’s zijn hier ook een onderdeel van. Deze structuur biedt
een goede basis om de samenhang van het Rijksbeleid te organiseren. Uiteraard wordt
periodiek bezien waar verbeteringen mogelijk zijn.
In 2019 is een economisch samenwerkingsplatform tussen EZK, provincies, IPO, VNG,
MKB-Nederland en mkb/Topsectoren ingesteld. Binnen dit platform wordt het gesprek
over de economische samenwerking tussen Rijk en regio gevoerd. In dit platform wordt
ook steeds nadrukkelijker gekeken naar bovenregionale verbindingen. Ondersteund door
het IPO bekijken provincies actief of regionale initiatieven verbreed of opgeschaald
moeten en kunnen worden. Een bovenregionale insteek voor het ontwikkelen en tot uitvoering
brengen van regionale investeringsprojecten leidt tot focus en massa in de regionale
inzet. Hiervoor hebben de regio’s zelf een inventarisatie gemaakt van de voor hen
belangrijkste investeringsprojecten. Vervolgens zijn hierover brede tafels ingericht
met deelname van onder andere initiatiefnemers van de projecten, EZK, provincies,
gemeenten en ROM’s. Een Rijksinzet kan de mogelijkheden vergroten om verschillende
projecten aan elkaar te koppelen.
Aanbeveling 3: Kom tot goed doordachte regionale innovatie-ecosysteem-agenda’s
De AWTI beveelt aan om te komen tot goed doordachte regionale innovatie-ecosysteem-agenda’s
in alle regio’s, zodat ze hun regionale ecosystemen gericht kunnen versterken. Met
een dergelijke agenda brengen regio’s focus aan in hun onderzoeks- en innovatie-inspanningen,
onderscheiden ze zich van andere regio’s en zoeken tegelijkertijd de samenwerking
op met andere ecosystemen. Nederlandse regionale onderzoeks- en innovatie ecosystemen
zijn doorgaans goed op orde, maar sommige vertonen zwakke plekken.
Beleidsreactie
Naar aanleiding van de Groeibrief is in 2020 de Kabinetsstrategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen
4 uitgebracht. Hierin biedt het kabinet een strategie voor het ontwikkelen van onderzoeks-
en innovatie-ecosystemen. Daarnaast biedt de strategie handvatten voor de inzet op
het Groeifonds op de pijler R&D en innovatie. Tevens is voor de strategie een niet-limitatief
overzicht gemaakt van nationale en regionale onderzoeks- en innovatie-ecosystemen.
De kabinetsstrategie ecosystemen ondersteunt regio’s bij het (door)ontwikkelen van
hun regionale onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Goed doordachte agenda’s voor
ecosystemen helpen niet alleen bij regionale profilering en bij de inzet van regionale
instrumenten, maar ook bij nationale en internationale samenwerking. Goede agenda’s
vertalen zich doorgaans in een hogere slagingskans in nationale en Europese programma’s,
waaronder het Groeifonds. Het is aan regio’s zelf om een ecosysteem-agenda te ontwikkelen
bij de ecosystemen en initiatieven en te starten met de uitvoering daarvan waar ze
dat belangrijk vinden en waar dat voor regio’s opportuun is.
Bij de rijksoverheid is het bekend dat de provincies de komende tijd aan de slag willen
met een samenhangende investeringsstrategie waarmee duidelijk wordt in welke ecosystemen
een provincie of regio sterk is. Op basis hiervan kunnen provincies gericht bepalen
wie waarvoor aan de lat wil en kan staan. Ook moet dit afsprakenkader duidelijk maken
waar de bovenregionale samenwerking wordt gezocht en aan welke innovatieprojecten
en -programma’s de provincies (in wisselende samenstelling) willen werken en hun bijdrage
kunnen leveren.
Naast de samenwerking met het regionaal bestuur werkt het Rijk samen met de triple
helix partners in de regio: ondernemers, onderwijs- en kennisinstellingen. Op talrijke
manieren draagt het Rijk bij aan regionale ecosystemen: het Rijk financiert onder
andere kennisinstellingen en onderwijsinstellingen. Ook stimuleren we innovatie met
generiek beleid waarvan alle innovatieve bedrijven in elke regio kunnen profiteren.
Daarnaast hebben we innovatiebeleid voor bedrijven en kennisinstellingen met een thematische
of technologische focus en/of gericht op de KIA’s en de Topsectoren en het vinden
van oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken.
Een illustratief voorbeeld is de regio Eindhoven. Daar hebben regionale partners samen
met het kabinet ervoor gekozen om voor de regio een gerichte triple helix agenda op
te stellen. Deze gezamenlijke agenda tussen Rijk en regio is de Brainport Nationale
Actie agenda. Hiermee werken het Rijk, de provincie Noord-Brabant en Brainport Eindhoven
inmiddels drie jaar samen aan de uitwerking van de mainportstatus van Brainport Eindhoven.
Over de voortgang van de Brainport Nationale Actieagenda heeft het kabinet uw Kamer
op 23 juni 2021 geïnformeerd en ook is deze verbonden aan de Regio Deal Brainport
Eindhoven. De rapportage is in samenwerking tussen Rijk en regio opgesteld. Een ander
specifiek voorbeeld van agendavorming in en met de regio heeft betrekking op de uitdaging
om het voedselsysteem en het voedselpatroon duurzamer en gezonder te maken. In oktober
2021 wordt de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving ondertekend door BZK,
LNV, VWS, Amsterdam, Ede, Rotterdam en Utrecht. Dit is een voorbeeld van de rol die
de regio speelt bij de inbedding van innovatie. Het gezamenlijk ontwikkelen van duurzame
agenda’s als de Brainport Nationale Actieagenda of het samen inrichten van een City
Deal of Regio Deal vraagt capaciteit en middelen binnen Rijk en regio.
Doorontwikkeling en verbreding van deze werkwijze met gerichte agenda’s vraagt daarom
besluitvorming van een nieuw kabinet.
Aanbeveling 4: Stimuleer vernieuwing in en met de regio
De AWTI geeft aan regio’s te helpen bij de versterking van hun onderzoeks- en innovatie-ecosystemen.
Dit kan bijvoorbeeld door investeringsmiddelen te verstrekken, een mentorprogramma
te bieden en samenwerkingsverbanden te organiseren. Ook adviseert de AWTI om de ROM’s
verder te ontwikkelen tot regionale innovatiesupportcentra. Het bedrijfsleven kan
hierbij gebaat zijn.
Beleidsreactie
Zoals in de inleiding geschetst werken Rijk en regio samen op nationale agenda’s,
hebben we gezamenlijke instrumenten en liggen er al tal van mogelijkheden om regionale
initiatieven te versterken. Het Rijk ondersteunt deze initiatieven op verschillende
manieren, bijvoorbeeld door een excellente kennisinfrastructuur en het stimuleren
van bedrijven om zich bezig te houden met innovatie. De partners in een regio kunnen
vaak zelf stappen zetten om ecosystemen te versterken of te verbreden. Een aantal
van onze initiatieven die bijdragen aan vernieuwing in de regio zijn nog maar net
gestart en nog volop in ontwikkeling.
Met het Groeifonds en bijhorende strategie voor het versterken van onderzoeks- en
innovatie-ecosystemen bieden we ook regio’s een instrument om hun regionale onderzoeks-
en innovatie ecosysteem te versterken. Naast het Groeifonds bieden ook bestaande instrumenten
als het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en GLB-POP en beleids- en
staatsdeelnemingen als de ROM’s en Invest-NL kansen om te investeren in regionale
onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Het Groeifonds stimuleert de opbouw van ecosystemen
gericht op het verdienvermogen en maatschappelijke opgaven. Ook de huidige 32 Regio
Deals hebben in diverse regio’s voor een flinke impuls gezorgd. Binnen het mbo is
daarnaast al jaren de mogelijkheid om een aanvraag voor een financiële bijdrage in
te dienen bij het Regionaal investeringsfonds mbo en zo een betere aansluiting tussen
het beroepsonderwijs en de (regionale) arbeidsmarkt te realiseren. Uit de evaluatie
van het RIF (december 2020) blijkt dat de samenwerking tussen scholen, werkgevers
en overheden een duidelijke impuls heeft gekregen. Ook is het vermelden waard dat
er inmiddels een groot aantal practoraten tot stand is gebracht. Een practoraat is
een expertiseplatform dat geleid door een practor nieuwe beroepspraktijken ontwikkelt
en verkent die zijn ingebed in het onderwijs door praktijkgericht onderzoek. Hierdoor
ontstaat een (kwalitatieve) meerwaarde voor studenten, docenten en het werkveld
De ROM’s, Invest-NL en het Groeifonds, maar ook de incubatorprogramma’s, leveren een
bijdrage het regionale innovatieklimaat in Nederland. Invest-NL en de ROM’s dragen
vooral bij door het bieden van financiering aan bedrijven en het versterken van marktkansen
door middel van de business development activiteiten. Voor de ROM’s en Invest-NL geldt
dat deze investeringen renderend moeten zijn. Daarmee zullen projecten die van deze
organisaties financiering ontvangen al meer gericht op commercialisering en daarmee
meer aan een investeringslogica voldoen.
Er is in Nederland veel expertise over ecosystemen beschikbaar maar tegelijkertijd
is er nog steeds veel te leren van en met elkaar. In de Kabinetsstrategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen hebben we al aangekondigd om aan te vangen met een Learning Community. Het doel hiervan is om lessen te delen over de opbouw van (regionale) onderzoeks-
en ecosystemen. Deze community is in 2021 gestart. We betrekken hierbij deelnemers van verschillende organisaties
– experts en sleutelfiguren – die met ecosystemen bezig zijn. Op deze manier wordt
ook zoals de AWTI aanbeveelt, geïnvesteerd in kennis en expertise voor de regio. De
Learning Community faciliteert het gesprek door onderling best practices en ervaringen te delen. Daarnaast kan contact tussen de ecosystemen leiden tot nieuwe
samenwerkingen. Zoals eerder toegezegd zal uw Kamer voor het zomerreces van 2022 verder
worden geïnformeerd over de voortgang van de Learning Community.
Het organiserend vermogen van ecosystemen in Nederland is een punt van aandacht. Het
bij elkaar brengen van en opbouwen van vertrouwen tussen actoren en ideeën in een
ecosysteem kost tijd en energie. Hiermee is met het Missiegedreven Topsectoren- en
Innovatiebeleid al een stap gezet. Zoals hierboven aangegeven zullen we verder kijken
hoe we de lokale en regionale initiatieven kunnen betrekken bij het Missiegedreven
Topsectoren- en Innovatiebeleid.
Samen met de regio’s is het de afgelopen jaren gelukt om te bouwen aan een landelijk
dekkend netwerk van ROM’s. Dit biedt kansen voor bovenregionale samenwerking en het
inzetten van de ROM’s nationaal. Het Ministerie van EZK ziet het landelijk dekkend
netwerk en de regionale inbedding van de ROM’s als een kans om Rijk en regio nog beter
met elkaar te verbinden en de innovatiekracht te versterken. Samen met de ROM’s wordt
verkend op welke wijze de doorontwikkeling van de ROM’s vormgegeven kan worden.
EZK en ROM’s werken aan mogelijkheden om de krachten van de gezamenlijke ROM’s te
bundelen op landelijke thema’s – met behoud van de regionale inbedding – om op een
grotere schaal het organiserend vermogen aan de businesskant te versterken. Het mobiliseren
van een groter mkb-potentieel om de impact van ROM’s verder te vergroten wordt ook
verkend. De doorontwikkeling van de ROM’s vraagt daarbij ook om afstemming met andere
partners.
De ROM’s worden elke vijf jaar geëvalueerd. De vorige evaluatie vond plaats in 2016.
In de tweede helft van 2021 is gestart met de tweede evaluatie van de ROM’s. Deze
zal naar verwachting eind 2021 worden afgerond. De Minister van EZK zal deze evaluatie
met uw Kamer delen. Uit de voorlopige beelden van die evaluatie is de indruk dat er
potentie is om de regionale ecosystemen en de rol die ROM’s hierin spelen nog beter
te articuleren en te benutten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
S.A. Blok
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap