Brief regering : Stand van zaken Afghanistan
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 872 BRIEF VAN DE MINISTERS BUITENLANDSE ZAKEN EN DEFENSIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN
JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2021
Zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat over Afghanistan op 13 oktober jl. (Kamerstuk
27 925, nr. 861), informeert het kabinet met deze brief de Kamer over de belangrijkste ontwikkelingen
in de Nederlandse inzet met betrekking tot Afghanistan. De brief gaat in op de recente
politieke ontwikkelingen in Afghanistan en de diplomatieke inzet van het kabinet.
Ook informeert het kabinet de Kamer over de stand van zaken omtrent de speciale voorziening
voor ngo-medewerkers om overkomst naar Nederland te faciliteren en omtrent de opvang
van overgebrachte mensen uit Afghanistan in Nederland. Ten slotte gaat deze brief
in op de voortgang van de voorgenomen en door de Kamer gevraagde evaluaties.
Ontwikkelingen in Afghanistan
De situatie in Afghanistan sinds de overname van de Taliban is zorgwekkend. De economische
en financiële situatie is nijpend door het wegvallen van het grootste deel van de
overheidsinkomsten (donorfondsen) en het grotendeels stilvallen van het financiële
systeem. In hoog tempo zijn de humanitaire noden toegenomen, met inmiddels 22,8 mln.
mensen in acute voedselonzekerheid. De veiligheidssituatie in het land laat een gemengd
beeld zien. Aan de ene kant lijken de Taliban de orde te kunnen handhaven, en heerst
er door het hele land een relatieve rust. Aan de andere kant rekruteert ISKP onder
de voormalige strijdkrachten en afvallige Taliban, en heeft het laten zien in staat
te zijn grote aanslagen uit te voeren, getuige recente aanslagen op sjiitische moskeeën
in Kunduz en Kandahar en op een militair ziekenhuis in Kaboel. De Talibanleiding heeft
benadrukt dat het land nu een Islamitisch Emiraat is en dat de shariawetgeving leidend
zal zijn in het nieuwe regeringsbeleid. Dit leidt tot grote zorgen over de waarborging
van vrouwenrechten en de mogelijkheden voor vrouwen om in de samenleving te participeren.
Er zijn berichten over een toename van mensenrechtenschendingen en inperking van vrijheden
sinds de machtsovername van de Taliban, maar er lijkt vooralsnog geen sprake te zijn
van afrekeningen met politieke tegenstanders.
Nederland monitort de situatie in Afghanistan zo goed mogelijk in nauwe samenwerking
met maatschappelijke organisaties en met gelijkgezinde landen. Mede vanwege de sluiting
van de Nederlandse ambassade in Kaboel en vanwege gebrekkige informatienetwerken door
overbrenging en vertrek of sluiting van andere organisaties in Afghanistan, is het
echter moeilijker geworden berichten te verifiëren.
Diplomatieke inzet
De diplomatieke inzet van Nederland richt zich op de volgende prioriteiten: 1) veilige
doorgang voor Nederlandse ingezetenen en Afghanen die Afghanistan willen verlaten;
2) hulpverlening aan de Afghaanse bevolking; en 3) mensenrechten en in het bijzonder
de positie van vrouwen en meisjes. Daarnaast deelt het kabinet de opvatting van de
internationale gemeenschap dat voorkomen moet worden dat Afghanistan een uitvalsbasis
wordt voor internationaal terrorisme. Het kabinet acht het van groot belang dat de
internationale gemeenschap eensluidende en heldere boodschappen richting de Taliban
uitdraagt over vrije doorgang, mensenrechten (in het bijzonder de participatie van
vrouwen en meisjes), humanitaire toegang, veiligheid en terrorismebestrijding. Het
kabinet zet zich zowel bilateraal als in multilateraal verband (EU, VN, NAVO, Anti-ISIS
Coalitie) in voor deze prioriteiten.
Vertegenwoordigers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben op verschillende
momenten operationeel contact gehad met vertegenwoordigers van de Taliban in Doha.
Dit gebeurde telkens in het bijzijn van vertegenwoordigers van gelijkgezinde landen.
Tijdens deze contacten hebben Nederland en partners de bovengenoemde prioriteiten
overgebracht, en de Taliban opgeroepen hieraan mee te werken. Om optimaal invulling
te kunnen geven aan de diplomatieke inzet, de operationele contacten met de Taliban
en contacten met derde landen heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een Speciaal
Gezant Afghanistan aangesteld.
Momenteel beziet het kabinet de mogelijkheden voor inzet op het gebied van ontwikkelingssteun,
mensenrechten en migratie ten behoeve de Afghaanse bevolking. De Kamer ontvangt hierover
parallel een aparte Kamerbrief voorafgaand aan de Begrotingsbehandeling van Buitenlandse
Zaken, conform het verzoek van de Vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken. Hierin
gaat het kabinet ook in op de uitvoering van de motie van het lid Agnes Mulder (Kamerstuk
32 735, nr. 330) en de motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 27 925, nr. 816).
Motie-Belhaj en overbrenging
In de brief van 11 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 860) heeft het kabinet een speciale voorziening aangekondigd om overkomst naar Nederland
te faciliteren voor ngo-medewerkers die minstens een jaar substantiële werkzaamheden
hebben verricht in een publieke, zichtbare functie in een ten laste van de BZ/BHOS-begroting
gefinancierd project op het gebied van sociale vooruitgang, vrede en veiligheid of
duurzame ontwikkeling.
Op 18 oktober jl. zijn betrokken ngo’s per brief ingelicht over de criteria en de
benodigde documentatie. Vervolgens zijn deze ngo’s op 21 oktober jl. ontvangen op
het Ministerie van Buitenlandse zaken, waar het aanmeldingsproces werd toegelicht.
Gedurende dit overleg zijn ook de twee projectcoördinatoren, als vast aanspreekpunt,
aan de ngo’s voorgesteld. Tevens zijn registration officers van de ngo’s op 2 november jl. ontvangen op het ministerie voor een demonstratie
van het digitale registratieformulier. Daarmee voldoet het kabinet aan de motie van
het lid Ceder c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 855) over regelmatig contact met betrokken organisaties over Afghaanse medewerkers die
in aanmerking komen om naar Nederland overgebracht te worden. Inmiddels is het digitale
registratieformulier live en zijn ngo’s begonnen met het aandragen van (voormalige) medewerkers. Tevens is
het Ministerie van Buitenlandse Zaken benaderd door een klein aantal andere partijen
dat van mening is ook onder de criteria van de speciale voorziening te vallen. Elk
verzoek zal individueel worden beoordeeld om hier zo spoedig mogelijk uitsluitsel
over te geven.
Om uitvoering te geven aan de speciale voorziening voor ngo-medewerkers is op het
Ministerie van Buitenlandse Zaken een projectorganisatie opgericht onder leiding van
een Ambassadeur Project Overbrenging Afghanistan. Naast de toetsing van de door de
ngo’s aangemelde medewerkers houdt deze projectorganisatie zich bezig met het organiseren
van de overbrenging naar Nederland van alle groepen die daarvoor in aanmerking komen.
Daartoe wordt nauw samengewerkt met de ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid,
verantwoordelijk voor de toetsing van en het contact met Afghanen die voor internationale
militaire en politiemissies hebben gewerkt, en met andere betrokken organisaties.
In de eerder genoemde brief van 11 oktober (Kamerstuk 27 925, nr. 860) heeft het kabinet een tweede speciale voorziening aangekondigd voor personen (en
hun kerngezin) die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of een
Nederlandse EUPOL functionaris, die minstens een jaar substantiële werkzaamheden hebben
verricht in een voor het publiek zichtbare functie van wie de identiteit en Afghaanse
nationaliteit vast is te stellen.
De criteria worden toegepast op de op 11 oktober beschikbare data bij Defensie en
Justitie en Veiligheid, waaronder de meldingen van veteranen. Het betrof een afgebakende
groep van ongeveer 500 Afghanen (inclusief kerngezinnen).
Mede om uitvoering te geven aan de speciale voorziening voor Defensie en EUPOL medewerkers
die in aanmerking komen is door het Ministerie van Defensie een projectorganisatie
opgericht. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid neemt ook deel in deze projectorganisatie
vanwege de werkzaamheden met betrekking tot medewerkers voor Nederlandse functionarissen
in EUPOL missies. Naast de toetsing van de genoemde criteria op de afgebakende groep,
houdt de projectorganisatie zich bezig met het onderhouden van het contact met de
personen die in aanmerking komen voor overkomst naar Nederland. Deze projectorganisatie
werkt in alle fasen van het proces nauw samen met de genoemde projectorganisatie die
is ingericht door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Daarnaast herbevestigt het kabinet dat het zich actief blijft inzetten voor de mensen
die reeds waren opgeroepen voor evacuatie in het kader van de motie van het lid Belhaj
c.s., maar niet op tijd op het vliegveld konden komen. Het kabinet heeft eerder toegezegd
zodra mogelijk hun overkomst naar Nederland te willen faciliteren, waarna hun verblijfsprocedure
zal worden doorlopen op dezelfde wijze als voor de reeds in Nederland aangekomen evacués
uit Afghanistan. Het kabinet houdt vast aan deze toezegging. Deze staat los van de
speciale voorziening die nu is ingericht voor ngo’s en voor de afgebakende groep van
Defensie en Justitie en Veiligheid. In reactie op de motie van het lid Jasper van
Dijk c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 844) kan het kabinet dan ook melden dat de nieuwe criteria van deze speciale voorziening
niet van toepassing zijn op de mensen die reeds een toezegging kregen inzake evacuatie.
Overigens is een deel van deze groep inmiddels overgebracht naar Nederland. Ook bevindt
een aantal van hen zich op dit moment in transit buiten Afghanistan.
Het proces van overbrenging gaat langzaam maar gestaag door. Voor mensen met een reisdocument
staat de Doharoute open, waarlangs bijna driehonderd mensen naar Nederland zijn overgebracht
sinds begin september. Daarnaast zijn er inmiddels bijna tweehonderd mensen via Pakistan
naar Nederland overgebracht. Voor mensen zonder reisdocument blijft overbrenging echter
een uitdaging. Het kabinet zoekt naar creatieve mogelijkheden om hen aan reisdocumenten
te helpen of op een andere manier te faciliteren bij hun overkomst.
Voor de volledigheid wil het kabinet nog onderstrepen dat voor de groep tolken die,
zoals gemeld in bovengenoemde brief, nog in Afghanistan zijn, de nieuwe criteria niet
relevant zijn. Afghaanse tolken die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van
een internationale militaire of politiemissie kunnen zich blijven aanmelden, zoals
sinds 2014 het geval is. Op 22 en 28 oktober en 4 november jl. zijn respectievelijk
35, 31 en 30 tolken en andere hoogprofiel medewerkers inclusief hun kerngezinnen geëvacueerd
uit Kaboel. In de week van 8 november jl. nog eens 19 personen.
Daarnaast geldt dat alle nog in Afghanistan verblijvende Nederlanders – voor zover
zij zich voor 1 november jl. hebben gemeld – inmiddels bericht hebben ontvangen ter
bevestiging van de door hen gemaakte keuze. Een deel van hen heeft besloten níet naar
Nederland geëvacueerd te willen worden, vaak vanwege familieomstandigheden. Een ander
deel voldoet niet aan de criteria en is schriftelijk geïnformeerd dat zij niet in
aanmerking komen voor de repatriëringsregeling. Resteert nog een geregistreerd aantal
van 136 Nederlanders (inclusief kerngezinsleden) dat in aanmerking komt voor repatriëring.
Inzet is om hun overkomst de komende weken te faciliteren. Nederlanders in Afghanistan
die zich na 1 november jl. voor de eerste keer melden of die hebben afgezien van repatriëring,
zullen uiteraard een beroep op reguliere consulaire bijstand kunnen blijven doen.
Opvang in Nederland
Op 15 november jl. verbleven ongeveer 2250 personen in verschillende opvanglocaties
in Nederland, onder andere op locaties die door het Ministerie van Defensie beschikbaar
zijn gesteld ten behoeve van de noodopvang van evacués. De cijfers per opvanglocatie
fluctueren omdat er evacués bijkomen en omdat de locaties deels worden gebruikt voor
de opvang van reguliere asielzoekers.
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Koninklijke Marechaussee (KMar)
voeren het identificatieproces van de mensen in de opvanglocaties uit. Vrijwel alle
personen zijn door de IND geregistreerd en gescreend. Door de KMar is op peildatum
15 november jl. van circa 2100 personen de Identificatie en Registratie afgerond.
Voorts heeft de IND op 15 november jl. van ongeveer 1315 Afghaanse evacués de asielprocedure
afgerond. De IND zal zich de komende tijd inzetten om de gehoren voor de rest van
de evacués in te plannen en de asielprocedure zo snel mogelijk af te ronden.
Volgens de IND-registratie zitten er nog ongeveer 180 personen in Nederlandse opvanglocaties
die een ander land dan Nederland als bestemming hebben. Circa vijftig personen die
een ander land als bestemming hadden, zijn reeds vertrokken. Omgekeerd zijn er in
andere landen ook mensen opgevangen die Nederland als bestemming hebben. Het is niet
bekend om hoeveel mensen dat precies gaat. Diplomatieke kanalen worden ingezet om
deze mensen naar de juiste bestemming te brengen.
Gelet op het acute gebrek aan reguliere opvangcapaciteit bij het COA, vindt de noodopvang
van de geëvacueerde Afghanen onder andere plaats op locaties van Defensie. Op alle
locaties zijn medische voorzieningen beschikbaar via GZA en op een aantal locaties
wordt aan de kinderen onderwijs aangeboden. Bij sommige locaties blijkt het organiseren
hiervan minder voorspoedig te gaan dan gebruikelijk is en is de voorbereiding ervan
nog gaande. Het aanbod van onderwijs vindt overigens op vergelijkbare wijze plaats
als het gebruikelijke aanbod van onderwijs aan kinderen die bij het COA verblijven.
Ook wordt ruimte geboden aan Afghaanse evacués om zich in te zetten op de locaties,
waar en voor zover dat mogelijk is. Verder is het kabinet zeer onder de indruk en
dankbaar voor alle steun die vanuit het hele land van meelevende burgers is ontvangen.
Het COA streeft ernaar de opvang zo goed mogelijk te organiseren en alle bewoners
de begeleiding te bieden die zij nodig hebben. De totale capacitaire druk die het
COA op dit moment ervaart, tezamen met het feit dat er nog wekelijks nieuwe aankomsten
van Afghanen zijn, en tevens sprake is van een hogere reguliere instroom, zorgt er
echter voor dat dit tot grote uitdagingen leidt.
Langdurige inzet van noodopvang is uiteraard onwenselijk, met name voor de bewoners.
Het COA spant zich daarom in op korte termijn meer reguliere opvangplekken te creëren
voor de opvang van asielzoekers waardoor de inzet van noodopvang niet meer nodig is
en geëvacueerde Afghanen uiteindelijk op reguliere asielzoekerscentra kunnen worden
opgevangen. Goede samenwerking met partners, met name met gemeenten, is daarbij onmisbaar.
De landelijke regietafel migratie & integratie heeft daarom recent wederom een beroep
gedaan op gemeenten en provincies om urgent nieuwe opvangplekken beschikbaar te stellen.
Ondanks de uitdagingen die noodopvang met zich brengt, gaat er op de locaties veel
goed. De samenwerking tussen alle betrokken partijen gaat voorspoedig hetgeen ten
goede komt aan de bewoners. De Inspectie Justitie en Veiligheid, het College voor
de Rechten van de Mens, de Nationale ombudsman en UNHCR hebben allen bezoeken gebracht
aan de noodopvanglocaties. Hier komt een aantal aanbevelingen uit voort die zich met
name richten op het feit dat noodopvang zich niet leent voor langdurig verblijf. Daarnaast
is ook de conclusie dat in het licht van de uitdagingen, in een korte tijd veel is
georganiseerd voor de bewoners.
Evaluaties
Eindevaluatie Nederlandse bijdrage Resolute Support missie
Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925, nr. 808) wordt er conform de verplichting uit het Toetsingskader en in lijn met toezeggingen
uit de Kamerbrief over de uitvoering van de motie van de leden Kerstens en Van Ojik
(Kamerstuk 27 925, nr. 697) (Kamerstuk 27 925, nr. 721) een onafhankelijke eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO Resolute
Support missie uitgevoerd. Deze eindevaluatie wordt uitgevoerd door de onafhankelijke
evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en is inmiddels van start
gegaan.
Evaluatie crisis & evacuatie
Per brief van 29 oktober 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 871) heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd dat mr. Frank de Grave, lid van de Afdeling
Advisering van de Raad van State, bereid is gevonden op te treden als voorzitter van
de onafhankelijke externe onderzoekscommissie naar de gang van zaken in de grootschalige
evacuatieoperatie vanuit Kaboel vanaf het aannemen van motie van het lid Belhaj c.s.
over de tolkenregeling (Kamerstuk 35 300 X, nr. 45). Over de onderzoeksopdracht en samenstelling van deze commissie zal op 25 november
2021 overleg plaatsvinden met de Kamer. De heer De Grave zal naar verwachting in de
loop van december een commissie hebben samengesteld. Zodra de commissie is samengesteld,
zal de Kamer over het instellingsbesluit van de commissie worden geïnformeerd. Het
instellingsbesluit wordt dan ook gepubliceerd in de Staatscourant.
Evaluatie 20 jaar NL inzet Afghanistan
Per brief van 14 september 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 808) heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd het voornemen te hebben een breed, gedegen
en compleet onderzoek te laten doen naar het resultaat van twintig jaar Nederlandse
inzet in Afghanistan. Dit ad hoc onafhankelijke overkoepelende externe onderzoek moet
recht doen aan het unieke karakter van de Nederlandse betrokkenheid bij Afghanistan.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Jasper van Dijk (Kamerstuk
27 925, nr. 772) en de motie van het lid Van der Lee (Kamerstuk 27 925, nr. 775). De voorbereidingen hiervoor zijn inmiddels in gang gezet; op dit moment wordt bezien
hoe het externe onderzoek het beste kan worden vormgegeven.
Verbeterplan motie-Van Wijngaarden
Naar aanleiding van de recente evacuatieoperatie heeft de Kamer een aantal moties
aangenomen om te komen tot verbeterpunten voor de crisisrespons. Het gaat om de moties
van het lid Kuzu (Kamerstuk 27 925, nr. 817) en van het lid Van Wijngaarden (Kamerstukken 27 925, nrs. 818 en 819). Het kabinet heeft hiertoe een externe deskundige benaderd die de ministeries van
Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid zal bijstaan om verbeterpunten
te identificeren, allereerst op het gebied van de interne kennis- en informatiecirculatie
binnen en tussen de betrokken ministeries. Verder zullen op basis van een quick scan eerste lessen worden getrokken voor de planning en uitvoering van eventuele toekomstige
Nederlandse evacuatieoperaties en toekomstige opvang van evacués. Hiervoor zal de
planning en uitvoering van de evacuatie zoals die plaatsvond door Nederland, worden
vergeleken met die van Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Denemarken en Noorwegen.
Daarnaast zal gekeken worden naar de bereikbaarheid en de respons van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken op hulpverzoeken alsmede de commandostructuur bij non-combattant
evacuatieoperaties. Momenteel voert de externe deskundige deze opdracht uit aan de
hand van documentenonderzoek en interviewgesprekken. Het kabinet streeft ernaar de
eerste bevindingen voor het einde van het jaar met de Kamer te delen en zal het uiteindelijke
verbeterplan mede baseren op de hierboven genoemde evaluaties.
Tenslotte heeft het kabinet op 13 oktober jl. aan de Nederlandse ambassades gecommuniceerd
dat zij, conform staand beleid, altijd open dienen te blijven tot het laatst mogelijke
moment. Hiermee voldoet het kabinet aan de motie van het lid Van Haga (Kamerstuk 27 925, nr. 824).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
De Minister van Defensie,
H.G.J. Kamp
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Kamp, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid