Brief regering : Kabinetsreactie op het adviesrapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ‘Gemeentelijke lijkschouw door forensisch artsen onder druk, veel zorgen op korte termijn'
33 628 Forensische zorg
Nr. 84
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, JUSTITIE EN VEILIGHEID
EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2021
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft in de periode tussen oktober 2020
en juni 2021 verkennend toezicht uitgevoerd naar de gemeentelijk lijkschouw door forensisch
artsen. De aanleiding hiervoor is gelegen in het adviesrapport van de taskforce lijkschouw
en gerechtelijke sectie De dood als startpunt
1. Eén van de aanbevelingen van de taskforce is om de kwaliteit van de lijkschouw te
bevorderen door het toezicht op de lijkschouw door de behandelend arts en de gemeentelijk
lijkschouwer wettelijk te borgen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV),
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) hebben in hun brief van 28 september 20182 die zij aan de Tweede Kamer hebben gestuurd, toegezegd die aanbeveling op te volgen.
Bijgaand treft u het rapport van de IGJ naar aanleiding van het breed verkennend toezicht
op de gemeentelijk lijkschouw door forensisch artsen (hierna: lijkschouw)3. In deze brief geven wij uw Kamer als Ministers van JenV, VWS enBZK onze gezamenlijke
beleidsreactie op het rapport. Allereerst wordt ingegaan op de lijkschouw en de conclusie
van het IGJ rapport. Daarna volgen de aanbevelingen van de IGJ met daarbij de gezamenlijke
beleidsreactie.
Lijkschouw
Op grond van artikel 3 de Wet op de lijkbezorging (Wlb) dient het lichaam van een
overledene zo spoedig mogelijk na het overlijden door een arts te worden geschouwd
om te beoordelen of een verklaring van overlijden kan worden afgegeven. In de meeste
gevallen voert de behandelend arts de lijkschouw uit.
Deze arts mag de verklaring van natuurlijk overlijden alleen afgegeven als hij ervan
overtuigd is dat sprake is van een natuurlijke dood. Als de behandelend arts niet
overtuigd is van een natuurlijke dood, schakelt hij de gemeentelijk lijkschouwer in.
De gemeentelijk lijkschouwer is een geregistreerd forensisch arts die benoemd is door
een gemeente en veelal in dienst is bij een Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD).
Als ook de gemeentelijk lijkschouwer twijfelt of sprake is van een natuurlijke dood
en daarom geen verklaring van overlijden kan afgeven, brengt hij verslag uit aan de
officier van justitie en wordt de ambtenaar van de burgerlijke stand gewaarschuwd.
De officier van justitie kan besluiten om een onderzoek in te stellen naar de toedracht
van het overlijden wanneer het overlijden mogelijk verband houdt met een strafbaar
feit. Het vaststellen van de aard en context van het overlijden kan ook van belang
zijn voor de publieke gezondheid. Daarmee raakt het werk van de gemeentelijk lijkschouwer
de beleidsdomeinen van VWS, BZK en JenV. Als Ministers geven wij daarom een gezamenlijke
en integrale reactie op het rapport. Zoals eerder aangegeven, heeft het verkennend
toezicht van de IGJ alleen betrekking op de lijkschouw door de gemeentelijk lijkschouwer.
Het gaat in het rapport dus niet om de lijkschouw door behandelende artsen.
Conclusie IGJ
In het rapport stelt de IGJ dat er op het moment van het verkennend onderzoek geen
grote knelpunten zijn gesignaleerd in de kwaliteit van de uitvoering van de lijkschouw
door forensisch artsen. De inspectie ziet dat de lijkschouw grotendeels wordt uitgevoerd
conform de professionele standaard en door deskundige professionals. De lijkschouw
wordt vrijwel altijd binnen de gestelde norm van drie uur na ontvangst van het schouwverzoek
uitgevoerd en voldoet aan de beschikbare veldnormen. De IGJ ziet dat de samenwerking
tussen de GGD, Openbaar Ministerie (OM) en de politie/forensische opsporing (FO) goed
verloopt en dat GGD’en elkaar in de politie-eenheden steeds beter weten te vinden.
De IGJ constateert echter wel dat de continuïteit in de uitvoering van een goede lijkschouw
gevaar loopt, omdat de randvoorwaarden voor de uitoefening van het beroep van de forensisch
arts onder druk staan. De kwaliteit van de lijkschouw kan daarom in de nabije toekomst
onvoldoende worden gewaarborgd. De belangrijkste knelpunten die tot deze conclusie
hebben geleid, zijn zoals de IGJ ze in haar rapport stelt:
• tekort aan forensisch artsen
• de nieuwe start van de opleiding in 2019, na een periode van stilstand, en de huidige
onduidelijkheid over het initiatief tot uitbreiding van de opleidingsduur tot forensisch
arts
• historische tekorten aan gefinancierde opleidingsplaatsen
• geen uniforme en integrale financiering van de gemeentelijke lijkschouw
• de niet goed functionerende keten van lijkschouw
• een verouderde Wet op de lijkbezorging (Wlb)
• aanbestedingen rondom medische arrestantenzorg
Hieronder gaan wij in op de concrete aanbevelingen van de IGJ voor de versterking
van de lijkschouw. Allereerst gaan wij in op de aanbevelingen die (mede) aan de drie
ministeries zijn gericht, vervolgens staan wij stil bij de aanbevelingen die zijn
gedaan aan veldpartijen en tot slot gaan wij nog in op enkele overige ontwikkelingen.
Aanbevelingen IGJ en reactie
Arbeidsmarkt en opleidingsproblematiek
De IGJ wijst op het feit dat er op korte termijn een groot tekort aan forensisch artsen
dreigt te ontstaan. Het tekort wordt enerzijds veroorzaakt doordat artsen met pensioen
gaan en anderzijds doordat te weinig artsen instromen in de opleiding tot forensisch
arts. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling. Het capaciteitstekort op het terrein van
de forensische geneeskunde werd in 2019 ook bevestigd door het Capaciteitsorgaan.
Het Capaciteitsorgaan onderzoekt de toekomstig benodigde capaciteit aan professionals in de zorg en de
daarvoor benodigde instroom in de opleidingen en rapporteert hierover aan de zorgsector
en de overheid. Het kabinet heeft naar aanleiding van het eerdergenoemde rapport van
de taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie in 2018 een aantal maatregelen aangekondigd
om de kwaliteit van de forensisch artsen te versterken en het beroep aantrekkelijker
te maken. Zo hebben wij de afgelopen jaren de totstandkoming en uitvoering van een
kennisagenda voor de forensische geneeskunde gefinancierd, zijn er opleidingsplaatsen
gefinancierd voor de opleiding tot forensisch arts en zijn de GGD’en momenteel bezig
met het organiseren van de dienstverlening van forensisch artsen op het niveau van
de tien politie-eenheden.
De IGJ benoemt de onduidelijkheid in de afgelopen jaren rondom de opleiding en de
historische tekorten aan gefinancierde opleidingsplaatsen als knelpunten. Wij investeren
als Ministeries van VWS, BZK en JenV op dit moment in vijftien opleidingsplaatsen
voor forensisch artsen per jaar om dit knelpunt aan te pakken. Deze opleidingsplaatsen
worden echter niet volledig gevuld. Er is een nieuwe driejarige opleiding ontwikkeld
door het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) die ter accreditatie in 2021 nog wordt
beoordeeld door het College Geneeskundig Specialismen. De verwachting is dat, indien
geaccrediteerd, deze nieuwe opleiding in 2022 van start kan gaan, zowel voor reguliere
als voor zij-instroom. Het FMG verwacht een grotere instroom van studenten indien
deze nieuwe opleiding van start kan gaan. Wij zullen de FMG vragen om via de Nederlandse
Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) aandacht te vragen voor de lijkschouw
in de opleiding geneeskunde. Het is aan de colleges van bestuur van deze onderwijsinstellingen
om hiermee aan de slag te gaan. Zoals de IGJ in het rapport benoemt, gaat het hierbij
zowel om aandacht binnen de opleiding tot basisarts, alsmede binnen de vervolgopleidingen.
Tevens gaan wij conform het advies van de IGJ het Capaciteitsorgaan vragen een nieuwe
raming forensische geneeskunde uit te voeren, waarbij er rekening wordt gehouden met
de maatregelen op het terrein van de opleiding en de organisatie conform de inrichting
van de politie in tien eenheden. Het rapport van de IGJ laat zien dat de opgaven groot
zijn en meerdere partijen samen moeten werken aan de oplossingen. Een toekomstbestendige
forensische geneeskunde vraagt om een goede en afgestemde samenwerking in de keten
tussen o.a. gemeenten, Politie/OM, en betrokken ministeries.
De signalen van de IGJ over de randvoorwaarden voor de beroepsuitoefening van forensisch
artsen zijn zorgelijk. Wij zijn daarom van mening dat extra inspanningen nodig zijn
voor de werving en het behoud van studenten en promotie van de opleiding en van het
beroep van forensisch arts. Er zal daarom een wervingscampagne worden ontworpen door
de GGD GHOR Nederland in opdracht van en in samenspraak met de betrokken ministeries.
De IGJ constateert dat er geen structurele middelen zijn gereserveerd voor de reeds
ingezette maatregelen om de forensische geneeskunde, waaronder lijkschouw, te versterken.
Zo wordt de opleiding incidenteel gefinancierd – voor 2022 is een bedrag van € 3.200.000
beschikbaar gesteld door JenV, VWS en BZK gezamenlijk. De IGJ concludeert dat dit
resulteert in onzekerheid voor aspirant-studenten, werkgevers en werknemers. Voor
komende jaren wordt er naar structurele middelen gezocht. Ook hebben VWS en JenV geld
beschikbaar gesteld voor de wetenschappelijke kennisagenda en ondersteunt JenV middels
subsidie de inbedding van de structurele leerstoel forensische geneeskunde bij de
Universiteit Maastricht. Daarnaast heeft JenV in 2021 en in 2022 incidenteel middelen
beschikbaar gesteld om de inrichting van de organisatie van de GGD‘en op het niveau
van de tien politie-eenheden voor de uitvoering van de forensische geneeskunde te
ondersteunen, inclusief functiedifferentiatie en de hoogst noodzakelijke doorontwikkeling
van het informatiesysteem (Formatus). Mede op basis van een in opdracht van de GGD
GHOR Nederland uitgevoerd onderzoek4 naar de bekostiging van forensisch medisch onderzoek en lijkschouw, is er structureel
€ 20 miljoen nodig om de forensische geneeskunde goed neer te zetten en een goed toekomstperspectief
te bieden aan (nieuwe) forensisch artsen. Aan het eind van deze brief komen wij bij
u terug met de aanvullende noodzakelijke acties die wij hierop gaan uitvoeren.
Modernisering Wlb
Een ander knelpunt dat de IGJ heeft geïdentificeerd in het rapport, is dat de Wlb
is verouderd. De Minister van BZK heeft op dit moment een voorstel ter modernisering
van de Wlb in voorbereiding. Het doel van deze modernisering is om alkalische hydrolyse
wettelijk vast te leggen als nieuwe vorm van lijkbezorging, meer ruimte te bieden
voor persoonlijke keuzes, de kwaliteit van het overlijdensonderzoek te verbeteren
en een aantal praktische problemen bij de lijkbezorging op te lossen. Uw Kamer is
hierover meermaals geïnformeerd5. Het voornemen is het wetsvoorstel in 2022 aan uw Kamer aan te bieden.
Drie onderdelen van de modernisering van de Wlb worden hieronder nader toegelicht.
Allereerst het wettelijk borgen van het toezicht op de lijkschouwDe taskforce lijkschouw
en gerechtelijke sectie heeft geadviseerd om de kwaliteit van de lijkschouw te bevorderen
door het toezicht op de lijkschouw door de behandelend arts en de gemeentelijk lijkschouwer
wettelijk te borgen. In de beleidsreactie van 28 september 2018 op het rapport van
de taskforce, gezamenlijk door de Ministers van BZK, JenV en VWS opgesteld6, en in de brief van de Minister van JenV van 26 juni 20197, is aangegeven dat de mogelijkheden tot het wettelijk borgen van het toezicht op
de lijkschouw zullen worden verkend. De IGJ is voornemens om in samenwerking met de
Ministeries van JenV, VWS en BZK een rondetafel bijeenkomst te organiseren met de
beroepsverenigingen van behandelend artsen en specialisten over de door hen uitgevoerde
lijkschouw en het toezicht daarop. De resultaten van deze bijeenkomst zullen worden
betrokken bij het wettelijk borgen van het toezicht op de lijkschouw als onderdeel
van de modernisering van de Wlb.
Ten tweede wordt in het kader van de modernisering van de Wlb ook de mogelijkheid
tot nader invasief en radiologisch onderzoek door de gemeentelijk lijkschouwer overwogen.
De taskforce adviseerde in het genoemde rapport om de gemeentelijk lijkschouwer in
het kader van zijn onderzoek naar de doodsoorzaak de wettelijke bevoegdheid te geven
om bij overleden personen bloed, oogbolvocht, urine of ander lichaamsmateriaal af
te kunnen nemen teneinde toxicologisch onderzoek te laten verrichten. De IGJ raadt
aan om hierover tot afspraken te komen. In opdracht van het Ministerie van BZK is
door prof. Sijmons en mr. Derckx (Universiteit Utrecht) onderzocht of het juridisch
en ethisch verantwoord is om de bevoegdheden van de gemeentelijk lijkschouwer uit
te breiden in de zin dat hij nader (invasief en radiologisch) onderzoek kan laten
verrichten naar de aard van het overlijden. De onderzoekers concluderen dat dat het
geval is, maar wel wettelijke regeling vergt. In de brief van 10 april 2020 heeft
de Minister van BZK aangekondigd deze aanbevolen wettelijke verruiming van de bevoegdheden
van de gemeentelijk lijkschouwer te zullen betrekken bij de voorbereiding van het
wetsvoorstel tot modernisering van de Wlb8.
Tot slot constateert de IGJ dat grote verschillen bestaan in de organisatie van de
benoeming van de lijkschouwer per regio. De IGJ adviseert de GGD’en en de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) samen te werken aan het landelijk gelijktrekken van deze
regelingen over benoeming en financiering van de gemeentelijk lijkschouwer. In het
kader van de modernisering van de Wlb wordt in samenspraak met veldpartijen (GGD-en,
gemeenten en forensisch artsen) de huidige benoemingsprocedure tegen het licht gehouden.
Kosten postmortem diagnostiek
De kosten voor postmortem diagnostiek én voor het verplaatsen van het lichaam van
en naar het ziekenhuis worden niet vergoed door de zorgverzekeraars. Onder postmortem
diagnostiek valt ook obductie, een medisch chirurgisch onderzoek door een patholoog.
In de Wlb is onder meer bepaald dat het achterhalen van de doodsoorzaak door middel
van obductie (in de wet sectie genoemd) alleen is toegestaan wanneer de overledene
tijdens het leven hier zelf toestemming voor heeft gegeven, of de daarvoor bevoegde
nabestaanden plaatsvervangend toestemming hebben gegeven. De kosten van klinische
obductie komen veelal voor rekening van de nabestaanden. De IGJ adviseert om vanwege
het maatschappelijk belang van obductie en toxicologisch postmortem diagnostiek nader
onderzoek te doen of de financiering als blokkade kan worden weggenomen en op welke
wijze dit het beste kan. VWS zal namens de drie ministeries in gesprek gaan met de
IGJ om te kijken hoe dit verder opgepakt kan worden en welke partijen hiervoor aan
de lat staan.
Aanbesteding medische arrestantenzorg (MAZ)
De aanbesteding van MAZ wordt door de IGJ als één van de knelpunten genoemd. Op dit
moment wordt de MAZ in de meeste regio’s uitgevoerd door de GGD’en. De IGJ stelt dat
het aanbesteden van de MAZ veel onzekerheid geeft aan forensisch artsen en hun werkgevers,
zowel qua takenpakket als qua financiering.
Inmiddels heeft de politie de aanbesteding voor de dienstverlening op het terrein
van de MAZ stopgezet voor een periode van twee jaar. De coronacrisis en de werkzaamheden
die in dat kader op de GGD’en afkwamen (en nog steeds komen) hebben ervoor gezorgd
dat het reorganisatietraject is vertraagd. Dit traject is er om de twee andere pijlers
binnen de forensische geneeskunde, lijkschouw en forensisch medisch onderzoek, waarvoor
een uitdrukkelijk publiekrechtelijke taak geldt, goed te borgen op het niveau van
de tien politie-eenheden. Uitdrukkelijk publiekrechtelijke taak is uitdrukkelijke
publiekrechtelijke verantwoordelijkheid. Derhalve is besloten om het aanbestedingsproces
voor de MAZ op te schorten om de GGD’en tijd te geven om de reorganisatie van forensisch
medisch onderzoek en lijkschouw goed af te ronden samen met de politie en dit traject
voor zover mogelijk niet te laten interrumperen door andere (nieuwe) processen.
Overige aanbevelingen IGJ
De IGJ doet in het rapport naar aanleiding van het toezicht op de lijkschouw verschillende
aanbevelingen die gericht zijn aan GGD’en, het FMG en besturen van instellingen die
geneeskundeopleidingen aanbieden. Het is met name aan de genoemde partijen om deze
aanbevelingen ter hand te nemen. Gezien de zorgwekkende signalen van de IGJ, zullen
we met de genoemde partijen in overleg gaan, waarbij aandacht besteed wordt aan deze
aanbevelingen. Het gaat daarbij om de volgende aanbevelingen:
• De IGJ adviseert de GGD’en de samenwerking te evalueren, zowel op inhoud als op vorm.
Hierbij dienen ketenpartners, zoals het OM, FO, gemeenten en zorginstellingen betrokken
te worden. GGD’en en Nationale Politie werken momenteel aan een gezamenlijk kwaliteit
ontwikkelplan forensische geneeskunde, waarin ook dit punt geadresseerd wordt.
• Forensisch artsen registreren veelal in het systeem Formatus. De IGJ adviseert GGD’en
om afspraken te formaliseren over de door de forensisch artsen geuite behoefte aan
mogelijkheden tot inzage en samenwerking in dossiers van de andere GGD’en binnen dezelfde
regio. En om daarbij te kijken naar de mogelijke kwetsbaarheid van het systeem rondom
de digitale beveiliging van persoonsgegevens. De IGJ adviseert de GGD’en en het FMG
hiertoe gezamenlijk het initiatief te nemen. Tegelijkertijd vraagt het om afspraken
over gedeeld beheer en de doorontwikkeling van het registratiesysteem Formatus. De
inspectie geeft ook het advies om te bezien of verbetering van de toegang voor forensisch
artsen tot het VECOZO-portaal kan worden aangebracht.
• De IGJ adviseert de GGD’en en het FMG om te onderzoeken of inzet van twee forensisch
artsen mogelijk is bij lijkschouw volgens de NODOK-procedure (bij onverwacht en onverklaard
overlijden van minderjarigen), en de bekostiging hiervan mee te nemen in dat onderzoek.
Dit heeft tot doel om onderling te leren en elkaar mentaal te steunen.
• De IGJ adviseert GGD’en om de deelname aan wetenschappelijk onderzoek en een academische
werkplaats meer te profileren. De IGJ veronderstelt namelijk dat dit een positief
effect zal hebben op de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van de taak lijkschouw en
de rol van de forensische arts daarin.
• De IGJ adviseert colleges van bestuur van instellingen die geneeskundeopleidingen
in Nederland aanbieden de uitvoering van de lijkschouw meer aandacht te geven in het
curriculum van de opleiding geneeskunde, alsmede in bij- en nascholing. De verwachting
is dat er hiermee meer interesse ontstaat voor de forensische geneeskunde. Zoals eerder
in deze brief aangegeven, zullen we hier in samenspraak met de FMG aandacht voor vragen.
Overige ontwikkelingen
Digitaliseren opgave doodsoorzaak
Rond de lijkschouw speelt ook een andere ontwikkeling die relevant is om te benoemen.
Op 14 juli 2021 is de wijziging van de Wlb vastgesteld9. Die wet maakt het mogelijk om de opgave van de doodsoorzaak elektronisch uit te
voeren en rechtstreeks naar het CBS te zenden, zonder tussenkomst van de ambtenaar
van de burgerlijke stand. De beoogde datum van inwerkingtreding van de genoemde wijziging
is 1 januari 2022. Onder de Wlb doet de arts of gemeentelijk lijkschouwer bij het
afgeven van een verklaring van overlijden tevens opgave van de doodsoorzaak. De huidige
Wlb schrijft voor de opgave van de doodsoorzaak de papieren weg voor. Dit vindt plaats
door invulling van het formulier doodsoorzaak ten behoeve van de statistiek (B-formulier)
en door deze vervolgens in een gesloten enveloppe te sturen naar de ambtenaar van
de burgerlijke stand in de gemeente van overlijden. De ambtenaar van de burgerlijke
stand stuurt het B-formulier vervolgens ongeopend, maar voorzien van het nummer van
de akte van overlijden, door naar de medisch ambtenaar van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS). Op basis van de ontvangen B-formulieren stelt het CBS de doodsoorzakenstatistiek
op. Na inwerkingtreding van de genoemde wet kan het CBS ook de elektronische weg openstellen
voor het doen van de opgave van de doodsoorzaak. In dat geval wordt het mogelijk om
de opgave van de doodsoorzaak ook elektronisch uit te voeren.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van genoemde wetswijziging heeft het CBS verschillende
proefprojecten gedraaid waarbij verschillende artsen en gemeentelijk lijkschouwers
reeds digitaal de opgave van de doodsoorzaak konden doen. De IGJ constateert in het
rapport naar aanleiding van het verkennend toezicht op de lijkschouw dat de deelnemers
aan de proefprojecten van het CBS te spreken zijn over de elektronische procedure.
Zoals verwacht, versnelt en vereenvoudigt de elektronische weg de opgave van de doodsoorzaak
en minimaliseert het de kans op fouten. Daarnaast resulteert de elektronische weg
in lagere administratieve lasten voor de betreffende artsen. Wij zijn verheugd met
deze bevindingen van de IGJ.
ZonMw programma
Het Ministerie van VWS, heeft mede namens het Ministerie van JenV, de Nederlandse
organisatie van gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw), opdracht gegeven het
meerjarige programma Forensische Geneeskunde (2020–2025) in te richten. Met dit programma
wordt bijgedragen aan de wetenschappelijke onderbouwing en daarmee de kwaliteitsverbetering
van de eerstelijns forensische geneeskunde. Dit leidt tot betere waarheidsvinding
en hogere kwaliteit van zorgverlening in de eerstelijns forensische context. En het
draagt bij aan de professionalisering en het vergroten van de aantrekkelijkheid van
het vak. Dit programma sluit aan bij verschillende aanbevelingen van de IGJ.
Het programma bestaat uit twee programmalijnen:
1. Kennisontwikkeling, waarbij onderzoek wordt gedaan naar de thema’s beoordeling en
interpretatie van letsel, postmortaal onderzoek en MAZ.
2. Kwaliteitsbevordering en richtlijnontwikkeling; waarbij onderzoek wordt gedaan naar
de thema’s toetsingskader lijkschouw, taakherschikking en onderzoeksdata infrastructuur.
Tot slot
De lijkschouw is van maatschappelijk belang. Wij zijn de IGJ daarom erkentelijk voor
het grondige werk dat zij heeft uitgevoerd in het kader van het verkennend toezicht
naar de lijkschouw door forensisch artsen. Duidelijk is dat de lijkschouw de komende
jaren kwetsbaar zal blijven.
Concluderend gaan wij het verbeteren van de randvoorwaarden binnen de forensische
geneeskunde, onder voorbehoud van financiering, op de volgende manieren vormgeven:
1. Instroom en kwaliteit opleiding
Instroom vergroten en kwaliteit verhogen door het faciliteren, promoten en ondersteunen
van een adequate opleiding die goede en breed inzetbare artsen opleidt.
2. Wetenschappelijke basis
Zoals eerder in deze brief is omschreven, is in samenspraak met de beroepsgroep een
kennisagenda geformuleerd die thans in uitvoering genomen is onder begeleiding van
ZonMw.
3. Uitbreiding bevoegdheden gemeentelijk lijkschouwer
Zoals eerder in deze brief toegelicht, wordt het uitbreiden van de bevoegdheden van
de gemeentelijk lijkschouwer meegenomen in de modernisering van de Wlb.
4. Uitwerking dienstverlening GGD en Politie
Om naar tien regio’s te transformeren is onder andere inzet nodig van projectleiders,
gelijktrekken van de arbeidsvoorwaarden en het vraagt aanpassingen in het informatiesysteem.
Om deze acties in goede banen te lijnen en op korte termijn tot uitvoer te brengen,
versterken we de inzet vanuit de drie ministeries in een specifiek aan deze problematiek
toegewijd projectteam. Het gezamenlijke projectteam zal zich samen met het veld hardmaken
om de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen zodoende te organiseren dat we verzekerd
zijn van goede dienstverlening in de nabije toekomst op het terrein van de forensische
geneeskunde.
Om de hiervoor genoemde maatregelen ten behoeve van de forensische geneeskunde, waaronder
lijkschouw, structureel te borgen, is een structurele investering nodig van € 20 miljoen.
De besluitvorming hierover is aan het volgende kabinet.
Wij vertrouwen erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrealaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid