Brief regering : Nederlandse inzet bij het EU-voorstel 'Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU'
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 639 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2021
Aanleiding
Conform de informatieafspraken die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
met uw Kamer maakte over het Richtlijnvoorstel «toereikende minimumlonen in de EU»,
informeer ik u met deze brief over actuele ontwikkelingen op dit dossier. Een van
de informatieafspraken is dat de Tweede Kamer tijdig geïnformeerd wordt zodat uw Kamer
in de gelegenheid wordt gesteld nog te reageren op besluitvorming die voorligt in
de Raad en onderliggende overlegfora, en op de voorgenomen opstelling van het kabinet
daarbij.
De verwachting is dat het huidig Sloveens voorzitterschap van de Raad van de Europese
Unie tijdens de WSBVC-raad1 van 6 december een Raadspositie wil laten vaststellen over dit voorstel van de Europese
Commissie (hierna: de Commissie). In deze brief ga ik in op de Nederlandse inzet als
deze raadpositie ter bespreking voorligt in de Raad en onderliggende fora. Een eerste
stemming over de Raadspositie zal naar verwachting plaatsvinden op 24 november 2021
in Coreper2.
Het voorzitterschap vraagt in Coreper steun voor het doorgeleiden van de teksten naar
de WSBVC-raad, met het oog op het vaststellen van een Algemene Oriëntatie. Dat is
een politiek akkoord dat de voorlopige Raadspositie vaststelt voor de onderhandelingen
met het Europees Parlement (hierna: het EP). De Raad stemt over dit Richtlijnvoorstel
middels gekwalificeerde meerderheid. Bij instemming door de Raad zou het Frans voorzitterschap
van de Raad van de Europese Unie, dat in de eerste helft van 2022 plaatsvindt, kunnen
starten met de onderhandelingen tussen de Raad en het EP, waarbij de Commissie een
bemiddelende rol vervult.
Met deze brief licht ik toe waarom het kabinet, alles afwegende, instemmen met de
Raadspositie verstandig acht en daarmee ook voornemens is dit in Coreper op 24 november
te doen. Als uw Kamer hier een ander signaal op wil geven, geef ik u graag in overweging
hier op korte termijn schriftelijk dan wel mondeling met mij van gedachten over te
wisselen. De uitkomst van de onderhandelingen is in lijn met de Nederlandse inzet
zoals deze is verwoord in het BNC-fiche3. En met de Nederlandse instemming behoudt ons land een invloedrijke positie tijdens
het vervolg van de onderhandelingen. Ten slotte blik ik vooruit op hoe het vervolg
van de onderhandelingen eruit zou kunnen zien en beschrijf ik het krachtenveld.
Oordeel oorspronkelijk Commissievoorstel
Het bijgevoegde BNC-fiche bevat een beschrijving en beoordeling van het Commissievoorstel.
Kort samengevat behelst deze dat het kabinet met name een toegevoegde waarde ziet
van gezamenlijke actie op sociaal en werkgelegenheidsterrein op EU-niveau als een
initiatief bijdraagt aan opwaartse sociaaleconomische convergentie en een gelijk speelveld.
De Commissie stelt dat het Richtlijnvoorstel «toereikende minimumlonen in de EU» daar
een bijdrage aan kan leveren. Het kabinet deelt deze opvatting. Binnen de interne
markt moet gestreefd worden naar eerlijke concurrentie. Het is van belang dat er niet
wordt geconcurreerd op arbeidsvoorwaarden, voor zover verschillen in arbeidsvoorwaarden
niet worden gerechtvaardigd door verschillen in productiviteit en/of structurele werkloosheid.
Het kabinet staat daarnaast positief tegenover elementen uit het Commissievoorstel
die zich richten op de noodzaak minimumlonen periodiek bij te stellen, zodat ze goed
aansluiten bij de economische situatie van de lidstaten. Ook steunt het kabinet het
belang van handhaving.
Het waarborgen van de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten is een belangrijk
aandachtspunt voor het kabinet. Ook heeft het kabinet een voorkeur uitgesproken voor
een Raadsaanbeveling als instrument, in plaats van een Richtlijn. Daarnaast is de
Nederlandse inzet geënt op het creëren van meer manoeuvreerruimte en minder gedetailleerde
voorschriften, zodat het voorstel goed is in te passen in de huidige, goed werkende,
Nederlandse systematiek. Dit geldt in het bijzonder voor de criteria ter bijstelling
van een minimumloon, voor de indicatoren over toereikendheid daarvan en voor de keuze
welke afwijkingen en inhoudingen op het minimumloon een lidstaat gewenst acht. Daarnaast
zet Nederland zich in op het voorkomen van overlap in administratieve lasten bij de
aanlevering van statistieken. Onderstaand licht ik deze onderwerpen nader toe in relatie
tot het bereikte onderhandelingsresultaat4.
Toelichting op de bereikte resultaten
De rechtsgrondslag
Zoals toegelicht in het BNC-fiche, onderschrijft het kabinet de gekozen rechtsbasis.
Alleen de lidstaten zijn bevoegd om de hoogte van het minimumloon vast te stellen.
Het kabinet ziet zich gesteund door de opinie van de Juridische Dienst van de Raad
(hierna: de JDR) in haar opvatting dat de hoogte van het minimumloon een nationale
competentie is5. Dit blijkt nu duidelijk uit de voorliggende compromistekst.
Instrumentkeuze
De Commissie heeft haar voorstel in de vorm van een Richtlijn gepresenteerd. Conform
de afspraak met uw Kamer, heeft het kabinet zich ingezet om het voorstel om te zetten
naar een Raadsaanbeveling. Nederland heeft dit meermaals ingebracht in de onderhandelingen.
Ook heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tezamen met acht Ministers
van andere lidstaten, een brief naar het Duits en Portugees voorzitterschap gestuurd
om deze wens en voorkeur kenbaar te maken6. Ondanks de steun van een deel van de lidstaten voor een Raadsaanbeveling, was hier
echter geen meerderheid voor. De Nederlandse inzet heeft zich sindsdien vooral gericht
op het uitoefenen van invloed op de inhoud van de artikelen, conform de kabinetsinzet
zoals vastgesteld in het BNC-fiche. In eerdere debatten met uw Kamer is hierover gewisseld
dat het in het Nederlands belang is om actief invloed uit te oefenen op de inhoud
van het voorstel.
Sociaaleconomische criteria ter promotie van de toereikendheid
De Commissie schreef voor dat vier sociaaleconomische elementen meegewogen dienen
te worden bij de vaststelling en aanpassing van het minimumloon. Het ging om de elementen
koopkracht, loondistributie, loongroei en productiviteit. Het kabinet heeft zich ingezet
om deze elementen niet bindend, maar richtinggevend te maken. Het onderhandelingsresultaat
creëert meer manoeuvreerruimte zodat de lidstaten kunnen bepalen hoe deze vier elementen
bij kunnen dragen aan de toereikendheid van minimumlonen.
Het gebruik van indicatieve referentiewaarden
Het voorstel van de Commissie stelde voor de toereikendheid van het minimumloon te
beoordelen in relatie tot het algemene niveau van bruto lonen. In de discussies over
minimumlonen wordt vaak gekeken naar het bruto loon in verhouding tot het mediane
of gemiddelde bruto inkomen. Om de toereikendheid van minimumlonen te beoordelen dient
naar de mening van het kabinet echter niet enkel naar deze indicator gekeken te worden,
aangezien deze geen volledig beeld geeft van de toereikendheid. Nederland heeft zich
ervoor ingezet dat lidstaten voldoende ruimte houden om indicatoren te kiezen die
een beter beeld geven over de toereikendheid van minimumlonen. Het voorliggende onderhandelingsresultaat
geeft deze ruimte.
Afwijkingen en inhoudingen
De Commissie stelde voor om afwijkingen (zoals het minimumjeugdloon) en inhoudingen
(bijvoorbeeld als de werkgever de zorgverzekeringspremie betaalt) toe te staan mits
deze goed onderbouwd en proportioneel zijn. Het kabinet deelde weliswaar de opvatting
van de Commissie dat afwijkingen en inhoudingen op het minimumloon o.a. gerechtvaardigd
en proportioneel moeten zijn, maar het kabinet is van mening dat alleen de lidstaten
bevoegd zijn om te besluiten welke afwijkingen en inhoudingen zij gewenst achten.
Het kabinet voelt zich door de JDR op dit punt gesteund. Het onderhandelingsresultaat
stelt ten aanzien van afwijkingen en inhoudingen eisen van rechtsbeginselen die reeds
in Nederland van toepassing zijn.
Administratieve lasten
Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie schreef vereisten voor rondom de monitoring
en vergaring van data. Nederland heeft zich ervoor ingezet om de administratieve lasten
die hieruit zouden volgen te verlagen. Deze vereisten over de monitoring en vergaring
van data zijn in de huidige compromistekst significant teruggebracht.
Conclusie van de onderhandelingen binnen de Raad
Alles overziend ben ik van mening dat de Nederlandse inzet effectief is geweest. De
verwachte Raadspositie is een op de inhoud gebalanceerd compromis, dat nu maximaal
aansluit bij de Nederlandse systematiek.
Ik ben daarom voornemens om in te stemmen met het doorgeleiden van de compromisteksten
van het Sloveens voorzitterschap naar de WSBVC-raad van 6 december. Ik verwacht dat
het Sloveens voorzitterschap een Raadspositie presenteert die de resultaten van de
Raadsonderhandelingen goed weergeeft. Als dat het geval is, ben ik vervolgens voornemens
ook in de Raad namens Nederland in te stemmen met de algemene oriëntatie. Naar mijn
overtuiging kan Nederland op deze wijze ook in het vervolg van de onderhandelingen
de Nederlandse belangen optimaal behartigen.
Mocht in de komende weken blijken dat nieuwe elementen in de teksten worden geïntroduceerd
die niet goed aansluiten bij de Nederlandse inzet zoals die met uw Kamer is afgesproken,
dan zal ik mijn positie herzien en pleiten voor het verder onderhandelen onder Frans
voorzitterschap. In dat geval zal ik uw Kamer daarover informeren. Zodra de positie
van de Raad formeel vastgelegd en openbaar is, zal ik uw Kamer een meer gedetailleerde
appreciatie sturen.
Het krachtenveld binnen de WSBVC-Raad
Het krachtenveld binnen de Raad is zeer complex gebleken. Een groot deel van de lidstaten,
waaronder Nederland, heeft bij aanvang duidelijk gemaakt dat het voorstel meer manoeuvreerruimte
aan de lidstaten moet overlaten. Andere lidstaten wilden juist een ambitieuze tekst.
Zij zouden graag zien dat het voorstel hogere eisen stelt, zoals een verbod op afwijkingen
en inhoudingen op het minimumloon; of het opleggen van een uniforme indicator ter
beoordeling van de toereikendheid van het minimumloon. Het ligt niet in de verwachting
dat deze ambitieuze lidstaten een breed gedragen Raadspositie zullen blokkeren. Aan
de andere kant zijn er ook enkele lidstaten die mogelijk een tegenstem uitbrengen.
Dit zijn met name lidstaten waar het Richtlijnvoorstel niet goed aansluit bij de nationale
praktijk.
Vervolgproces
Als een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten, zoals verwacht, met de Raadspositie
instemt en het EP een akkoord bereikt op haar positie dan kunnen naar verwachting
onder Frans voorzitterschap de trilogen starten. De EP-commissie werkgelegenheidszaken
(EMPL) heeft op 11 november over een compromisrapport gestemd.
De verschillen tussen de posities van de Raad en het EP lijken fors. Het verdere verloop
van de onderhandelingen in de triloogfase is van groot belang voor Nederland. Nederland
kan afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen in de triloogfase opnieuw
haar positie bepalen. Ook gedurende de triloog zal ik vanzelfsprekend uw Kamer blijven
informeren over de vorderingen in de onderhandelingen. Ik zal die op de voet volgen
en mij blijven inzetten voor een zo goed mogelijk resultaat voor Nederland.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid