Brief regering : Stand van zaken kwaliteitsafspraken in het ho en mbo
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
31 524
Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 930
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2021
Door de invoering van het leenstelsel in 2015 komt geleidelijk jaarlijks extra geld
beschikbaar voor het hoger onderwijs (hbo en wo, hierna: ho). De overheid, onderwijsinstellingen
en studentenorganisaties spraken gezamenlijk af dat dit geld ten goede zou komen aan
de student en er zijn daarom in 2018 nieuwe afspraken gemaakt om de kwaliteit van
het onderwijs te verbeteren. Dit heeft geresulteerd in kwaliteitsafspraken over de periode 2019–2024. Ook met het middelbaar beroepsonderwijs (hierna:
mbo) heeft het kabinet kwaliteitsafspraken gemaakt; voor het mbo over de periode 2019–2022.
Per brief van 5 november 20191 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de kwaliteitsafspraken in het ho. Inmiddels
hebben – op één instelling na die nog geen besluit heeft ontvangen – alle hogescholen
en universiteiten een positief besluit ontvangen op de aanvraag voor deze kwaliteitsbekostiging.
De verwachting is dat het laatste besluit op zeer korte termijn kan worden genomen.
In het mbo hebben alle instellingen na een tussentijdse beoordeling van de kwaliteitsagenda’s
recent een positief besluit ontvangen over het eerste deel van het resultaat afhankelijke
budget. In deze brief informeer ik u daarom graag over de voortgang van de kwaliteitsafspraken
in het ho en mbo, waarmee ook uitvoering is gegeven aan een motie2.
De kwaliteitsafspraken en het daaraan gekoppelde budget bieden de mbo- en ho-instellingen
de mogelijkheid om te investeren in kwaliteitsverhoging en sectorbrede beleidsprioriteiten.
De introductie van de kwaliteitsafspraken heeft in het mbo bijgedragen aan een duidelijke
kwaliteitssprong3. Het voorlopige beeld is dat dit ook voor het ho geldt, al komt daar in de komende
jaren meer informatie over bij de tussentijdse beoordeling aan de hand van de jaarverslagen
over 2021.
Door kwaliteitsafspraken is het kwaliteitsbewustzijn binnen onderwijsinstellingen
zowel in het mbo als in het ho de laatste jaren sterk gegroeid. Het onderwerp staat
goed op de agenda en, zeer positief: instellingen zijn in toenemende mate zelfkritisch.
De kwaliteitsafspraken blijken ook een bruikbaar intern besturingsinstrument. Bestuur,
management, teams en medezeggenschap moeten immers met elkaar het gesprek voeren over
de sterke en kwetsbare eigenschappen van het onderwijs, de opleidingen, faculteiten
en academies, en de instelling.
De uitvoering van de kwaliteitsafspraken in het ho en mbo ligt op koers. Ik vind het
positief om te kunnen constateren dat de kwaliteitsafspraken die ingezet zijn voor
de kwaliteit van het onderwijs daarnaast ook fungeren als een instrument voor innovatie
van het onderwijs.
Na het sluiten van de bestuursakkoorden zijn instellingen van start gegaan om samen
met de medezeggenschap te komen tot een plan voor de kwaliteitsafspraken om de kwaliteit
van het onderwijs een impuls te geven. Iedere instelling heeft eigen complexe uitdagingen
die zij met inzet van studenten, docenten en andere sectorale en regionale stakeholders
kunnen aanpakken. Daarbij past ook dat individuele instellingen veel ruimte hebben
gekregen om zelf te bepalen hoe zij het beste hun kwaliteit kunnen verbeteren. Iedere
instelling kan daardoor concreet aan de slag vanuit en met de eigen specifieke (regionale)
situatie.
Door de bestuursakkoorden wordt zichtbaar gemaakt dat het verhogen van de kwaliteit
van het onderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De sector werkt samen
met de overheid – en samen met regionale partners in het werkveld – aan wederzijdse
doelstellingen. De bestuursakkoorden bevatten dan ook een gedeelde visie op wat nodig
is om het onderwijs van hoge kwaliteit te houden en om verdere ontwikkeling van onderwijskwaliteit
te stimuleren.
Zowel de kwaliteitsafspraken in het mbo als de kwaliteitsafspraken in het ho bevinden
zich in het derde jaar. Er is bewust gekozen voor een verschillende aanpak. De context
van de kwaliteitsafspraken in het ho verschilt op sommige punten met de context van
de kwaliteitsafspraken van het mbo. Waar in het ho de kwaliteitsafspraken bijvoorbeeld
het inhoudelijke onderwijsprogramma of de gebruikte onderwijsvormen versterkt, is
het mbo met name meer gericht op de regionale en sectorale ecosystemen.
Kwaliteitsafspraken in het hoger onderwijs
Inleiding
Sinds de ondertekening van de overeenkomst in 2018 hebben alle publiek bekostigde
ho-instellingen in overeenstemming met hun medezeggenschap een plan opgesteld met
voornemens en doelen voor de besteding van de kwaliteitsbekostiging op de zes vooraf
overeengekomen thema’s. De plannen van de ho-instelling zijn getoetst door een panel
van de NVAO. In de voortgangsrapportage van de strategische agenda4 is het landelijk beeld dat de NVAO van de plannen heeft met u gedeeld en is een analyse
gegeven van het proces.
Inmiddels hebben bijna alle ho-instellingen van mij een positief besluit ontvangen
op de ingediende aanvraag en is de kwaliteitsbekostiging toegekend tot en met 20245. De beschikbare middelen lopen op tot 604 miljoen per jaar in 2024 (zie bijlage 1).
De ho-instellingen hebben het in hun gestelde vertrouwen waargemaakt. De ho-instellingen
hebben binnen de zes thema’s6 de ruimte gekregen om zelf te bepalen hoe zij hun kwaliteit verder kunnen verbeteren.
Zij hebben met hun medezeggenschap ambitieuze plannen opgesteld en dat heeft de rol
van de medezeggenschap aanzienlijk verstevigd7.
Niet alleen de formele medezeggenschap is actief betrokken bij de planvorming, maar
ook overige medewerkers en studenten zijn geconsulteerd om zo een breed beeld te krijgen
van de behoeften. Hierdoor is het draagvlak binnen instellingen voor de plannen groot.
Informatie over de kwaliteitsafspraken is voor iedereen toegankelijk via het Landelijk
Loket Kwaliteitsafspraken8. Het Interstedelijk Studenten Overleg is voor het grootste gedeelte positief over
de betrokkenheid van de medezeggenschap bij de planfase9. In gesprekken met de studentenbonden en de koepelorganisaties heb ik wel geconstateerd
dat er grote verschillen bestaan tussen de instellingen op welke wijze de medezeggenschap
hebben bijgedragen aan de kwaliteitsplannen. Ook het Interstedelijk Studenten Overleg
stelt deze conclusie in de inventarisatie10. Toch is het algemene beeld dat de kwaliteitsafspraken hebben bijgedragen aan de
intensieve horizontale dialoog die ten behoeve van de onderwijskwaliteit constant
gevoerd dient te worden tussen bestuurders en stakeholders. Deze lessen zullen betrokken
worden bij eventuele toekomstige initiatieven met een soortgelijke aanpak.
De coronacrisis heeft uiteraard ook effect gehad op de plannen ten aanzien van de
kwaliteitsbekostiging. Met mijn goedkeuring hebben de instellingen de ruimte genomen
om naar aanleiding van de nieuwe situatie de plannen waar nodig en na afstemming met
de medezeggenschap aan te passen.
Inhoud van de plannen in het hoger onderwijs
In de plannen van de instellingen is duidelijk zichtbaar dat de inzet sterk is gekoppeld
aan de onderwijsvisie van de betreffende ho-instelling. Dit concludeerde ook de NVAO
in het landelijke beeld uit 2020. Het profiel van de onderwijsinstelling en diens
werkwijze komen duidelijk terug in de wijze waarop de instellingen de kwaliteitsafspraken
hebben ingevuld. Het is positief dat de instellingen op eigen wijze invulling hebben
weten te geven aan de kwaliteitsafspraken en dat het instellingen ook in staat heeft
gesteld om de eigen ambities mee te nemen in dit instrument.
Deze verscheidenheid in profielen wordt ook teruggezien in de voornemens en doelen
die zijn geformuleerd op de zes overeengekomen thema’s voor de kwaliteitsafspraken,
maar er zijn ook landelijke trends. Over het algemeen kan gesteld worden dat zowel
universiteiten als hogescholen onderwijsintensivering tot hoofddoel van de investeringen hebben gemaakt en daarnaast eigen keuzes maken
waarin zij willen investeren. Zo investeren instellingen de komende jaren in het intensiever
maken van het onderwijs door meer docenten aan te nemen, zodat er meer contacturen,
meer practica, kleinschaliger werkgroepen, meer persoonlijke feedback en intensievere
begeleiding van eindwerken mogelijk is en er intensief onderwijs in alle opleidingen
en door alle jaren van de opleiding gegeven kan worden11.
Tevens wordt veel aandacht besteed aan studiebegeleiding en – mede door de pandemie – passende onderwijsfaciliteiten, om het studentenwelzijn te bevorderen. Studenten worden bijvoorbeeld door de instelling
in staat gesteld kosteloos, anoniem en zelfstandig aan hun (mentale) welzijn12 te werken13. Het minst wordt er geïnvesteerd in studentsucces en onderwijsdifferentiatie. Een aantal instellingen geeft aan dat bij de prestatieafspraken en de voorinvesteringen
over het algemeen al veel is geïnvesteerd in deze thema’s en dat er daarom voor is
gekozen om de focus voor de kwaliteitsafspraken te verschuiven naar de andere thema’s.
Op deze manier kunnen we constateren dat de kwaliteitsafspraken een goede aanvulling
zijn om de kwaliteit van het ho te ontwikkelen en te verbeteren. Meer voorbeelden
van projecten die met de middelen voor de kwaliteitsafspraken zijn bekostigd zijn
opgenomen in bijlage 2.
In algemene zin kan worden gesteld dat de opzet van de kwaliteitsafspraken met voldoende
ruimte voor eigen keuzes in afstemming met de medezeggenschap goed is geslaagd.
Monitoring
Er zijn bij onderwijsinstellingen passende processen ingericht om de voornemens en
doelen voor de kwaliteitsafspraken te blijven monitoren. Deze zijn zoveel mogelijk
geïntegreerd in bestaande planning en controlecycli, zodat de werklasten hiervoor
beperkt kunnen blijven. Op dit moment is het nog onvoldoende mogelijk om te reflecteren
op de monitoringscycli. Ik ben benieuwd naar de ervaringen op dit punt bij het opmaken
van het landelijke beeld eind 2022.
Het blijft belangrijk dat er gedurende de hele periode een breed draagvlak is voor
de kwaliteitsafspraken. Studenten en medewerkers, zowel binnen als buiten de medezeggenschap,
dienen daarom op de hoogte te worden gehouden en tevens de mogelijkheid te krijgen
om een actieve bijdrage te leveren aan het verbeterproces van het onderwijs. Zoals
afgesproken is hiervoor de jaarverantwoording een belangrijk instrument, maar het
is ook van belang dat medezeggenschapsraden hier aandacht voor blijven vragen. Het
zijn en blijven extra middelen die ten behoeve van verbetering van het onderwijs moeten
worden ingezet. Over de jaarverantwoordingen over 2019 zijn gesprekken gevoerd tussen
de onderwijskoepels, de NVAO en het ministerie. Ook voor wat betreft de jaarverantwoording
over 2020 houden deze partijen een vinger aan de pols.
Beoordeling stand van zaken eind 2021
Zoals overeengekomen zal de NVAO in 2022 beoordelen wat de voortgang is van de voornemens
en doelen van de onderwijsinstellingen zoals deze zijn gesteld in het plan dat is
ingediend bij de aanvraag voor de kwaliteitsbekostiging. Afhankelijk van het advies
zal vervolgens worden besloten of er extra middelen worden toegekend voor 2024. De
NVAO zal dit doen aan de hand van het jaarverslag over 2021. De medezeggenschap reflecteert
in dat jaarverslag – onafhankelijk – op de voortgang van de kwaliteitsafspraken. In
de reflectie heeft de medezeggenschap aandacht voor de verwezenlijking van de plannen,
de betrokkenheid van de belanghebbenden en de facilitering die zij hebben gekregen.
Deze reflectie is een belangrijke graadmeter om te kunnen beoordelen wat de stand
van zaken is. In 2022 zal de NVAO ook een landelijke rapportage opstellen van de stand
van zaken van de kwaliteitsafspraken.
Kwaliteitsafspraken na 2024
De huidige periode voor de kwaliteitsafspraken loopt tot en met 2024. De ho-instellingen
kunnen de kwaliteitsbekostiging tot en met dat jaar inzetten voor projecten die de
kwaliteit van het hoger onderwijs verbeteren. Alvast vooruitlopend op de evaluatie
stel ik vast dat zowel studenten als de onderwijsinstellingen het waarderen dat er
een gezamenlijk proces is ingericht om studenten actief te betrekken bij het opstellen
van de plannen. Hierdoor is zichtbaar gemaakt dat het verhogen van de kwaliteit van
het hoger onderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De kwaliteitsafspraken
dragen nu al bij veel instellingen bij aan de kwaliteit van het hoger onderwijs. Dit
is onderstreept met de motie van de leden Paternotte en Bruins14, die oproept om «bij toekomstige aanpassing van het leenstelsel het in onderwijs
geïnvesteerde budget ongemoeid te laten».
Anders dan bij de prestatieafspraken hebben de kwaliteitsafspraken geleid tot meer
maatwerk bij de verschillende instellingen en is de zichtbaarheid en positie van de
medezeggenschap vergroot. Het opstellen van de plannen en de verantwoording van de
extra middelen vraagt echter veel van de instellingen. Het proces van de kwaliteitsafspraken
vraagt de instellingen kritisch na te denken over de ontwikkelpunten met betrekking
tot het eigen onderwijs. Daarvoor is het van belang dat er nauw contact is met de
medezeggenschap, toezichthouders en de maatschappelijke partners. De investeringen
kunnen daardoor op specifieke aandachtspunten binnen de instelling met een breed draagvlak
worden geïmplementeerd. Deze voordelen dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit
van het hoger onderwijs en de student profiteert hiervan.
In verband met continuering van allerlei in gang gezette initiatieven en bijvoorbeeld
het bieden van contracten aan docenten die met deze extra middelen zijn aangenomen,
is het van belang dat een volgend kabinet besluit over de continuering van deze middelen
voor hogescholen en universiteiten.
Kwaliteitsafspraken in het middelbaar beroepsonderwijs
Inleiding
Ook voor het mbo zijn op 1 januari 2019 nieuwe kwaliteitsafspraken van kracht geworden.
Deze kwaliteitsafspraken zijn gebaseerd op het bestuursakkoord «Trots, Vertrouwen
en Lef»15 dat het kabinet op 7 februari 2018 met de mbo-sector heeft gesloten. Het budget voor
de kwaliteitsafspraken in het mbo voor de periode 2019–2022 bestaat uit een investeringsbudget
(ca. € 1,3 miljard) en een resultaatafhankelijk budget (ca. € 420 miljoen.).
De kwaliteitsafspraken in het mbo kennen een andere planning dan die in het ho. De
kwaliteitsagenda’s in het mbo zijn eerder ingediend en beoordeeld. Met mijn brief
van 27 mei 201916 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik op basis van het advies van de onafhankelijke
commissie kwaliteitsafspraken mbo (ckmbo) heb besloten dat de kwaliteitsagenda’s van
alle mbo-instellingen kwalitatief voldoende zijn. Dit betekent dat alle mbo-instellingen
voor de periode 2019–2022 investeringsbudget ontvangen. Op 9 januari 202017 heb ik u ook de eerste sectorrapportage van ckmbo aangeboden.
Tussentijdse beoordeling
Recent heeft de ckmbo een tussentijdse beoordeling uitgevoerd van de kwaliteitsagenda’s
over de jaren 2019 en 2020 en een tweede sectorrapportage opgesteld. Mbo-instellingen
die voldoende voortgang hebben geboekt, kunnen aanspraak maken op het eerste deel
van de resultaatafhankelijke bekostiging. De beoordeling van behaalde resultaten heeft
plaatsgevonden aan de hand van de in de jaarverslaggeving over het jaar 2020 opgenomen
verantwoording.
Van alle 62 mbo-instellingen heeft de commissie vastgesteld dat de beloften uit de
kwaliteitsagenda’s voor 2020 in voldoende mate zijn waargemaakt. De commissie heeft
er ook vertrouwen in dat deze mbo-instellingen met de verdere uitvoering van de kwaliteitsagenda’s
werken aan de verdere kwaliteitsverbetering van het middelbaar beroepsonderwijs. De
commissie heeft mij dan ook geadviseerd om positief te besluiten en de resultaten
van de uitvoering van de kwaliteitsagenda’s van alle 62 mbo-instellingen als voldoende
te beoordelen. Dit advies heb ik overgenomen. Dit betekent dat alle mbo-instellingen
in 2021 het resultaatafhankelijk budget over de jaren 2019 en 2020 ontvangen.
De ckmbo benadrukt dat deze uitkomst zeker niet betekent dat alle mbo-instellingen
in even grote mate voortgang hebben geboekt. Er zijn grote verschillen tussen mbo-instellingen:
sommige hebben met vlag en wimpel de beoogde doelen behaald, bij enkelen was de voortgang
mager. Toch komt de commissie tot een positief advies over de voortgang bij deze laatste
(kleine) groep scholen. De context waarbinnen de school opereert en de bijzondere
omstandigheden rond de coronapandemie maakte dat de balans uiteindelijk doorsloeg
naar het advies voldoende. Deze scholen hebben ondanks alles een beweging in gang
gezet, maar het bereiken van de ambities in 2022 zal een uitdaging zijn. De commissie
gaat daarover met hen in gesprek.
Ik wil de commissieleden van de ckmbo hartelijk bedanken voor hun inzet. De adviezen
van de commissie en continue dialoog daarover met de mbo-instellingen zijn een waardevolle
stimulans gebleken voor de mbo-sector en de betrokken partners.
Impact Coronapandemie
De sectorrapportage van ckbmo bevestigt nogmaals dat de mbo-instellingen zeer flexibel
zijn omgegaan met de uitdagingen die de coronapandemie voor studenten, docenten en
bedrijven heeft opgeleverd. De overgang naar online onderwijs heeft men in rap tempo
gemaakt, studenten die binnen deze omstandigheden meer maatwerk nodig hadden kregen
dat aangeboden, examenprocessen werden razendsnel aangepast om voortgang voor studenten
te waarborgen en daar waar digitalisering nog vaak voorzichtige ambities kende in
de kwaliteitsagenda’s is het duidelijk dat veel scholen hier snel grote stappen hebben
gezet.
Maar het is ook duidelijk dat de coronapandemie regelmatig heeft geleid tot vertraging
van de uitvoering van de kwaliteitsagenda’s. Die vertraging ontstond met name doordat
docenten onvoldoende tijd vrij konden maken om mee te doen aan kwaliteits-verbeteringstrajecten
of professionaliseringsactiviteiten. Alle inzet ging naar het organiseren van goed
online onderwijs en het leveren van maatwerk aan studenten die dat nodig hadden. Ook
was het contact met partners in de regio soms niet mogelijk en gingen veel bedrijven
tijdelijk op slot waardoor stageplaatsen wegvielen. Verder geven nagenoeg alle mbo-instellingen
aan dat internationale activiteiten van studenten en docenten stilgelegd zijn en ook
het volgen van extra keuzedelen en het meedoen aan vakwedstrijden tijdelijk niet of
nauwelijks mogelijk was. Dit heeft geleid tot een verschraling in de opleidingen.
Ik vind het echter positief om te constateren dat de meeste scholen aangeven dat deze
vertraging niets doet met de ambities uit de kwaliteitsagenda en dat zij er vertrouwen
in hebben de komende twee jaar te kunnen versnellen. De meeste scholen zijn er ook
van overtuigd dat zij veel van de ambities voor 2022 kunnen behalen. Het geld dat
de mbo-instellingen via het NP Onderwijs ontvangen draagt daar ook aan bij.
Voortgang van de uitvoering
De kwaliteitsafspraken in het mbo kennen drie landelijke speerpunten. Hieronder beschrijf
ik kort een aantal opvallende punten rond deze speerpunten. Voor een uitgebreider
overzicht verwijs ik u naar de sectorrapportage van de ckmbo die als bijlage bij deze
brief is gevoegd18.
Het landelijke speerpunt onderwijs voor jongeren in kwetsbare positie is voor veel instellingen een belangrijke prioriteit. Het ROC van Amsterdam is bijvoorbeeld,
samen met ROC van Flevoland, ROC TOP en de gemeente Amsterdam, het project Talentontwikkeling
gestart. Dit project is specifiek voor de doelgroep Entree en niveau 2. Het doel is
om deze studenten beter te kunnen toeleiden naar de arbeidsmarkt via hybride onderwijs.
Daarbij wordt gezorgd voor extra begeleiding en ondersteuning met duurzame inzetbaarheid
als uitgangspunt. ROC van Amsterdam treft in bijna alle opleidingen jongeren aan die
extra begeleiding en ondersteuning nodig hebben en deze begeleiding wordt geboden
door onder andere pluscoaches, jeugdadviseurs, budgetcoaches, specialisten passend
onderwijs en jeugdartsen.
De sectorrapportage laat een divers beeld zien als het gaat om het landelijke speerpunt
onderwijs voor jongeren in kwetsbare positie. Scholen melden dat er studenten stoppen met het volgen van lessen of zelfs helemaal
van de radar verdwijnen. Tegelijkertijd kiezen veel jongeren kiezen er door de Coronapandemie
voor om langer op school te blijven. Het totaal aantal voortijdig schoolverlaters
is flink afgenomen en het aantal studenten dat doorstroomt naar een hoger niveau stijgt.
De impact van de Coronacrisis en impact van de inspanningen van de scholen zijn hier
moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Met name de mbo-instellingen in de grote steden besteden in de kwaliteitsagenda’s
veel aandacht aan het landelijke speerpunt gelijke kansen. Het Albeda College in Rotterdam is bijvoorbeeld gestart met een succesklas en een
doorstroomklas. De succesklas is een traject waar studenten tijdelijk een opleiding
volgen op een lager niveau om in korte tijd succes te behalen en te focussen op de
eigen talenten en een passende vervolgopleiding. De doorstroomklas richt zich op studenten
die door omstandigheden geen vo-diploma hebben en hierdoor op een voor hen te laag
niveau het mbo instromen. De student wordt geprikkeld en krijgt zo de kans om zo snel
als mogelijk op niveau 3 of 4 te starten. De commissie ziet nog op landelijke niveau
nog geen opvallende (landelijke) veranderingen in relevante indicatoren als kwalificatiewinst,
interne doorstroom of doorstroom naar het hbo.
In het kader van het speerpunt opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst maken de mbo-instellingen veel werk van de verbetering van de beroepspraktijkvorming
door het leggen van nauwere contacten met het bedrijfsleven. Goed voorbeeld in het
Grafisch Lyceum Rotterdam dat in de kwaliteitsagenda stevig inzet op vernieuwing van
audiovisuele opleidingen. Hierbij sluit het GLR aan bij ontwikkelingen in de creatieve
industrie, waar de audiovisuele media steeds meer domineren. Om voorop te kunnen lopen
in deze ontwikkeling, heeft het GLR gekozen om fors te investeren en 1 etage in te
richten die helemaal gericht is op state-of-the-art videodesign.
Ook ziet de commissie een duidelijk toename in het aantal docenten dat deels op school
en deels in het bedrijfsleven werkt. De commissie ziet ook dat het mbo werk heeft
kunnen maken van flexibelere opleidingen die sneller en gerichter in kunnen spelen
op de vraag van studenten en bedrijfsleven. Daarnaast neem het aantal keuzedelen toe.
Kwaliteitsafspraken na 2022
De huidige kwaliteitsafspraken in het mbo lopen tot en met eind 2022. Net als voor
het hoger onderwijs geldt ook voor het mbo dat in de volgende kabinetsperiode duidelijkheid
moet komen over een vervolg. Voor het mbo begint deze periode al in 2023. Er is dan
jaarlijks € 470 miljoen beschikbaar voor nieuwe kwaliteitsafspraken.
De ckmbo trekt in de sectorrapportage ook een aantal conclusies over de werking van
het instrument kwaliteitsafspraken die behulpzaam kunnen zijn bij het besluit over
het vervolg na 2022. Ik ben verheugd dat de ckmbo constateert dat de kwaliteitsafspraken
een goed werkend instrument zijn voor kwaliteitsverhoging in het mbo. Niet alleen
vanwege de resultaten op de diverse thema’s, maar ook vanwege de spin-off die het
arrangement heeft opgeleverd. Denk aan de groei van kwaliteitsbesef, strategisch vermogen
en de innovatie- en implementatiecapaciteit van de instellingen.
De commissie benoemt ook een aantal aandachtpunten bij de vormgeving van het instrument.
Belangrijk element van de kwaliteitsafspraken is de resultaatafhankelijke bekostiging.
De commissie ziet daar voordelen in, maar wijst ook op het dilemma dat juist de minst
presterende instellingen veel geld kunnen mislopen dat bedoeld is om de kwaliteit
te verbeteren. Een ander wezenlijk element van resultaatafhankelijke beloning is dat
het mogelijk moet zijn om een objectief en eerlijk oordeel te kunnen geven over de
behaalde resultaten. De commissie pleit er daarom voor om te werken met eenduidige,
actuele en controleerbare indicatoren. Een beoordelingscommissie kan vervolgens met
een genuanceerde blik kijken naar de zeggingskracht van de indicatoren. Deze punten
kan een volgend kabinet betrekken bij de vormgeving van nieuwe kwaliteitsafspraken
van 2023.
Tot slot
De uitvoering van de kwaliteitsafspraken in het ho en mbo ligt op koers. Het blijft
de komende jaren van groot belang, om met het onderwijs en onderzoek goed aan te blijven
sluiten bij de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Voorwaarde
daarbij in alle sectoren is wel dat de gekozen koers breed draagvlak heeft binnen
de eigen organisatie én bij externe stakeholders in het werkgebied. Dit zijn in ieder
geval zaken die kunnen worden meegenomen bij de beslissing over de kwaliteitsafspraken
in een volgende periode in zowel het mbo als in het ho.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Bijlage 1
Budgetten kwaliteitsbekostiging HO op basis van begroting 2022 naar prijspeil 2021
x € 1 miljoen1
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Totaal
Totaal budget kwaliteitsbekostiging hbo en wo
192
233
405
506
534
604
2.474
Waarvan hbo (2022 t/m 2024 gekoppeld aan goedgekeurd plan)
120
145
252
315
332
332
1.496
Waarvan wo (2022 t/m 2024 gekoppeld aan goedgekeurd plan)
72
88
153
192
202
202
909
Waarvan kwaliteitsbekostiging 2024 gerealiseerde kwaliteit hbo (aan de hand van voortgang
t/m 2021)
44
44
Waarvan kwaliteitsbekostiging 2024 gerealiseerde kwaliteit wo (aan de hand van voortgang
t/m 2022)
26
26
X Noot
1
Alle getallen in de tabellen zijn afgeronde getallen, daardoor kunnen optellingen
afwijken.
Budgetten kwaliteitsafspraken MBO
x € 1 miljoen1
2019
2020
2021
2022
2023
Totaal
Investeringsbudget
381
440
247
253
0
1.321
Resultaatafhankelijk budget
0
0
211
0
211
421
Totaal kwaliteitsafspraken mbo
381
440
458
253
211
1.743
X Noot
1
Alle getallen in de tabellen zijn afgeronde getallen, daardoor kunnen optellingen
afwijken.
Bijlage 2
Voorbeelden projecten kwaliteitsafspraken hoger onderwijs
Thema «Onderwijsdifferentiatie»
(Universiteit Twente)
Er zijn veel inspanningen geleverd om de differentiatie in het onderwijs te verbeteren.
Bij de faculteit Behavioural, Management and Social Sciences is een «BMS Student Mobility Centre» gestart. Bij dit centrum vinden studenten naast
support van studenten bij internationale studentuitwisseling ondersteuning voor stages
en wordt hier het alumninetwerk onderhouden. Hierdoor kunnen studenten gemakkelijker
in aanraking komen met andere onderwijsvormen en -paden, waardoor zij zich laagdrempelig
ook extracurriculair kunnen ontwikkelen.
Thema «Docentkwaliteit»
(Fontys Hogeschool)
Bij Fontys worden studenten die extra ondersteuning nodig hebben extra begeleid, bijvoorbeeld
studenten die moeite hebben met het plannen en organiseren van hun studie, met lichamelijke
en/of psychische klachten of studenten die hun studie combineren met mantelzorgtaken.
Thema «Onderwijsfaciliteiten»
(Rijksuniversiteit Groningen)
Het project Tijdelijke Experimentele Onderwijs-ruimtes heeft in het academisch jaar
2020–2021 een zevental innovatieve onderwijsruimtes opgezet. Het begeleidende onderzoek
binnen dit project laat zien dat docenten en studenten niet alleen enthousiast zijn
over «Active Learning Spaces», maar dat ook de student meer centraal staat in het
onderwijs binnen deze onderwijsruimtes. Ook hebben docenten vanuit verschillende faculteiten
ervaring opgedaan met meer hybride onderwijs, waarin de ruimtes het mogelijk maken
om snel te schakelen tussen centrale instructie en groepswerk in een online en onsite
context.
Thema «Begeleiding van studenten»
(Marnix Academie)
Uitgangspunt was om een nieuwe leerroute in het leven te roepen die speciaal ingericht
is voor meer praktisch ingestelde studenten. Tijdens bijeenkomsten werd duidelijk
dat het een enorme meerwaarde heeft om studenten van dezelfde school voor praktijkleren
bij elkaar te brengen en hen samen met mentor of schoolopleider lessen te laten ontwerpen.
Gezamenlijk is dan ook de keuze gemaakt om alle studenten uit het voltijd curriculum te laten profiteren van dit project. Hierdoor
worden praktijk en opleiding dichterbij elkaar gebracht. Zowel studenten, docenten
als mentoren zijn zeer enthousiast over de resultaten hiervan.
Thema «Studentsucces»
(Wageningen University & Research)
Bij Wageningen University & research (WUR) hebben 84 leerstoelgroepen van hoogleraren
(88% van de leerstoelgroepen) extra onderwijzend personeel aangesteld met de extra
middelen. Met deze extra staf realiseren ze intensievere individuele en groepsbegeleiding
in het onderwijs. Daarnaast krijgen alle leerstoelgroepen extra middelen om de begeleiding
van de masterscriptie te intensiveren, zodat de studenten meer begeleiding ontvangen.
Daarnaast heeft de WUR voor meer en betere begeleiding van studenten elke opleiding
de capaciteit van studieadviseurs uitgebreid. Daarnaast zijn ook extra psychologen
aangesteld om studenten met mentale klachten te ondersteunen. Tegelijkertijd wordt
sterk ingezet op preventie om te voorkomen dat studenten te maken krijgen met mentale
of gezondheidsproblemen als gevolg van stress.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.