Brief regering : Reactie op de motie van het lid Slootweg en Van Kent over middelen om de tekorten bij sw-bedrijven eenmalig aan te vullen (Kamerstuk 35644-6)
35 644 Initiatiefnota van de leden Jasper van Dijk en Peters over «Aan de slag in het Sociaal Ontwikkelbedrijf; op naar een gerevitaliseerde Sociale Werkvoorziening»
Nr. 14 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2021
Op 27 januari 2021 heeft uw Kamer een motie1 aangenomen van de leden Slootweg en Van Kent. De motie verzoekt de regering om een
                  quick scan uit te voeren naar eventuele (financiële) problemen bij sociale werkbedrijven
                  (hierna: sw-bedrijven) en om op zoek te gaan naar middelen om eventuele tekorten eenmalig
                  aan te vullen. Tijdens het debat over de motie heeft de Minister van Sociale Zaken
                  en Werkgelegenheid aangegeven dat hij zich bij de uitvoering van de motie richt op
                  de gevraagde quick scan en dat hij – gelet op de demissionaire staat van het kabinet –
                  de vraag over het aanvullen van eventuele tekorten bij sw-bedrijven buiten beschouwing
                  laat.
               
In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de uitgevoerde quick scan. Hierbij
                  geef ik tevens een algemeen beeld van de gevolgen van de corona-maatregelen op sw-bedrijven
                  en het effect van de corona-tegemoetkoming die het kabinet voor sw-bedrijven heeft
                  toegekend. Hiermee doe ik ook de motie van de leden Bruins en Palland2 en motie van de leden Peters en Jasper van Dijk3 af.
               
Aanpak
Ter uitvoering van de quick scan zijn:
1. de thermometers Wsw, de sectorinformatie 20204 van Cedris én de Wsw statistiek 2020 van Panteia5 geanalyseerd;
2. de jaarverslagen en begrotingen van een deel van de sw-bedrijven bestudeerd6;
3. met Cedris besproken welke signalen zij heeft van sw-bedrijven met financiële problemen,
                        of van sw-bedrijven die (om andere redenen) opgeheven zijn/(dreigen te) worden.
                     
Bevindingen
Op basis van de quick scan kom ik op een aantal bevindingen uit die ik in deze brief
                  verder toelicht:
               
1. Over het algemeen is de financiële positie van sw-bedrijven gedurende 2020 niet verslechterd,
                        maar veelal (licht) verbeterd. Voor een groot deel komt dit door een hogere uitstroom
                        van medewerkers die op grond van de Wet sociale Werkvoorziening (hierna: Wsw) bij
                        sw-bedrijven werken. Daarnaast heeft de tegemoetkoming die sw-bedrijven in het licht
                        van corona-compensatie hebben ontvangen, eraan bijgedragen dat sw-bedrijven de gevolgen
                        van de coronamaatregelen financieel konden opvangen.
                     
2. Over het algemeen houden sw-bedrijven en gemeenten vast aan hun bedrijfsstrategieën.
                        Hierdoor blijft er een landelijk dekkend netwerk van sw-bedrijven bestaan.
                     
3. Verder blijkt dat de infrastructuur van nagenoeg alle sw-bedrijven in toenemende mate
                        breder beschikbaar is voor de (arbeids)participatie van de doelgroep van de Participatiewet.
                        Aandachtspunt hierbij is wel dat het voor de continuïteit van de sw-infrastructuur
                        in deze vorm noodzakelijk is dat het verloop van de Wsw voldoende wordt opgevangen
                        door instroom van mensen uit de doelgroep van de Participatiewet bij sw-bedrijven.
                     
Financiering van sw-bedrijven
Het Rijk stelt jaarlijks middelen beschikbaar voor de financiering van de Wsw. De
                  middelen vormen onderdeel van de Integratie Uitkering Participatie van het gemeentefonds.
                  In 2021 bedraagt het Rijksbudget voor de Wsw 1,8 miljard euro. Het budget loopt in
                  de loop der tijd af en komt structureel uit op nul. Dat komt doordat de Wsw is gesloten
                  voor nieuwe instroom en er jaarlijks mensen (door bijvoorbeeld pensionering en overlijden)
                  uitstromen uit de Wsw. Verder is het zo dat de financiële positie van sw-bedrijven
                  niet alleen wordt bepaald door de Rijksbijdrage. Hiervoor is ook het operationeel
                  resultaat van sw-bedrijven relevant. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het
                  gevoerde beleid ten aanzien van hun sw-bedrijven. Dat betekent dat het aan gemeenten
                  is om eventuele tekorten op de uitvoering van de Wsw aan te vullen én zij zelf mogen
                  besluiten hoe eventuele overschotten worden besteed.
               
Wsw-thermometer
De financiële situatie in de sw-sector is de afgelopen jaren gemonitord via de Wsw-thermometer.7 De monitor is in de periode 2016 tot 2020 door Berenschot en SEO opgesteld en laat
                  zien welke feitelijke ontwikkelingen er zijn rondom de Wsw-populatie en hoe die zich
                  verhouden tot het financieel kader van de Participatiewet. Over de resultaten van
                  de laatste thermometer is de Kamer vorig jaar per Kamerbrief8 geïnformeerd.
               
Uit de laatste thermometer van maart 2020, bleek dat sw-bedrijven de afgelopen jaren
                  in toenemende mate financieel afhankelijk waren van gemeenten. Het tekort dat gemeenten
                  voor de uitvoering van de Wsw moesten aanvullen, zou naar verwachting oplopen van
                  172 miljoen euro in 2018 naar zo’n 220 miljoen euro in 2020. Daarna zou het tekort
                  tussen 2024 en 2030 omslaan naar een overschot. Dat komt vooral doordat de uitstroom
                  van Wsw’ers in de nabije toekomst sneller gaat dan eerder in de financiële raming
                  is verondersteld én doordat de gemiddelde loonkosten van Wsw-ers dalen.
               
Actuele financiële situatie sw
In de memorie van toelichting (MvT) van de Participatiewet is een inschatting gemaakt
                  van het verloop van het aantal Wsw’ers. Deze inschatting is destijds gebaseerd op
                  ervaringscijfers uit eerdere jaren. Vanaf 2020 zien we een positief verschil ontstaan
                  tussen de raming in de MvT en het werkelijke aantal werkzame Wsw-ers bij sw-bedrijven.
                  Dat betekent dat de reële uitstroom vanaf 2020 groter is dan de oorspronkelijke prognose.
               
Ontwikkeling volumerealisatie
Zo blijkt uit de Wsw statistiek9 2020 die Panteia elk jaar uitbrengt, dat de werkelijke volumerealisatie (het aantal
                  daadwerkelijk gerealiseerde Wsw dienstverbanden) in 2020 66.254 SE10 was, terwijl de oorspronkelijke prognose uit de MvT voor het jaar 2020 uitging van
                  68.000 SE. Dit betekent dus dat tot en met 2020 de uitstroom uit de Wsw met zo’n 1.750 SE
                  hoger is uitgevallen dan verwacht. Dit komt vooral door de vergrijsde populatie binnen
                  de Wsw en het natuurlijk verloop dat hiermee samenhangt. 80% van alle uitstroom uit
                  het werknemersbestand wordt veroorzaakt door pensioen, ziekte of overlijden.
               
Afname van de gemeentelijke bijdrage
Als we sec kijken naar het financieel resultaat van sw-bedrijven voor de uitvoering
                  van de Wsw, dan zien we dat met name de hogere uitstroom uit de Wsw en de tegemoetkoming
                  die in het licht van de coronamaatregelen aan sw-bedrijven is toegekend, hebben geleid
                  tot een gunstiger financieel resultaat van sw-bedrijven in 2020. Daar waar in de thermometer
                  van Berenschot en SEO in 2020 een tekort van 220 miljoen euro werd verwacht, blijkt
                  uit de sectorinformatie van Cedris dat het werkelijke tekort in 2020 132 miljoen euro
                  was.
               
In onderstaande tabel treft u een beeld van het te verwachten verschil tussen de geprognosticeerde
                  volumeontwikkelingen uit de MvT en de meest recente verwachting van de volumeontwikkelingen
                  bij sw-bedrijven. Hieruit blijkt dat het verschil tussen het geraamde verloop uit
                  de MvT en de werkelijke ontwikkelingen bij sw-bedrijven steeds groter wordt. In 2025
                  loopt dit verschil op naar circa 6.183 SE. In financiële zin betekent dit een volume-voordeel
                  van zo’n 169 miljoen euro.
               
Tabel 1: volume prognose Wsw1
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Volumeprognose (t/m 2020 realisaties)
74.545
70.737
66.254
62.558
59.411
56.283
53.110
49.617
Volume macrobudget MvT
73.600
70.400
68.000
65.600
63.100
60.700
58.300
55.800
Verschil
– 945
– 337
1.746
3.042
3.689
4.417
5.190
6.183
Afwijking volumes in euro's (mln)
– 24,7
– 8,9
49,9
82,6
100,4
120,3
141,6
169,1
X Noot
                     
1
De volume prognose vanaf 2021 is gebaseerd op de meicirculaire 2021 en de realisaties
                        tot en met 2020 op de Wsw-statistiek 2020.
                     
Gelet op dit meest recente inzicht in de volumeontwikkeling die gunstiger is dan bekend
                  was bij het verschijnen van de Wsw-thermometer, is de verwachting dat ook het tekort
                  op de exploitatie van de Wsw sneller afneemt. Naar verwachting zal rond 2025 een omslag
                  plaatsvinden, waarbij het tekort op de exploitatie van alle sw-bedrijven samen omslaat
                  naar een overschot. Dit betekent dat gemeenten overall geen aanvullende middelen meer
                  hoeven in te zetten voor de uitvoering van de Wsw. De sectorinformatie van Cedris
                  bevestigt dit beeld. Uiteraard zullen hierbij verschillen zijn tussen de individuele
                  sw-bedrijven.
               
Effecten Corona(steun) voor sw-bedrijven
De verspreiding van het COVID-19 virus heeft een grote impact gehad op de sw-bedrijven.
                  In de eerste plaats op de gezondheid en het werk van de medewerkers zelf. Daarnaast
                  was er veel onzekerheid over of het werk – al dan niet onder aangepaste omstandigheden –
                  kon worden voortgezet. (Kringloop)Winkels sloten, cateringwerkzaamheden vielen weg
                  en door het thuiswerken van veel beroepsgroepen liep het schoonmaakwerk af. Daarnaast
                  maakten veel sw-bedrijven extra kosten voor hygiëne-en afstandsmaatregelen op de werkvloer.
                  Vanzelfsprekend heeft dit financiële gevolgen gehad voor sw-bedrijven en de aandeelhoudende
                  gemeenten.
               
Daarom is in 2020 voor sw-bedrijven een aparte compensatieregeling ontwikkeld om nadelige
                  effecten van de coronamaatregelen op te vangen. Dit betreft een bedrag van € 140 miljoen,
                  dat gemeenten via de Integratie Uitkering Sociaal Domein hebben ontvangen. De verdeling
                  per gemeente is gebaseerd op het aantal SE Wsw per gemeente. Uit de quick scan blijkt
                  dat de compensatieregeling voor sw-bedrijven over het algemeen toereikend was. Zie
                  ook de Kamerbrief over het steun- en herstelpakket vanaf het vierde kwartaal van 2021.12
Strategieën sw-bedrijven
Met de huidige infrastructuur bestaat een landelijk dekkend netwerk van sociale werkbedrijven.
                  Volgens de definitie van Panteia zijn er momenteel 76 sw-bedrijven, die goed over
                  het land zijn verspreid. Uit de quick scan blijkt dat gemeenten en sw-bedrijven over
                  het algemeen vasthouden aan eerder ingezette bedrijfsstrategieën. Dit zijn strategieën
                  waarbij nagenoeg alle sw-bedrijven zich niet alleen bezighouden met de uitvoering
                  van de Wsw, maar ook taken uitvoeren voor de arbeidsinschakeling van doelgroepen die
                  vallen onder de Participatiewet. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om mensen met een indicatie
                  beschut werk en mensen die vallen onder de banenafspraak. Uit cijfers van Cedris blijkt
                  dat het aantal dienstbetrekkingen bij sw-bedrijven steeds meer bestaat uit andere
                  doelgroepen dan de Wsw-doelgroep. In 2018 had 88% van de medewerkers van sw-bedrijven
                  een Wsw dienstbetrekking en bestond 12% van de dienstbetrekkingen uit andere doelgroepen.
                  In 2019 was de verhouding 84%–16%. In 2020 was deze verhouding 80%–20%.
               
Voortbestaan sw-bedrijven
In de periode 2014–2021 zijn er circa 10 sw-bedrijven opgeheven, opgesplitst of in
                  een andere vorm doorgegaan. Te denken valt aan PAUW-bedrijven, ALESCON, Top-Craft,
                  BGS, TBV en Delta Werkt. Hier lagen niet alleen financiële redenen aan ten grondslag.
                  Ook redenen zoals een andere beleidsvisie op de vormgeving en inzet van de sw-infrastructuur
                  en een niet bestendige samenwerking tussen gemeenten die samen eigenaar zijn van een
                  sw-bedrijf speelden een rol. Hierbij zien we dat wanneer gemeenten een sw-bedrijf
                  opheffen, zij zich veelal aansluiten bij een ander sw-bedrijf, er sprake is van overname
                  of splitsing of dat gemeenten de Wsw’ers zelf in dienst nemen/zorg gedragen voor een
                  passende plaatsing. Zo zijn gemeenten in staat gebleven om aan alle mensen met een
                  Wsw-indicatie, een passend alternatief te bieden in een sw-voorziening.
               
Uitvoering Participatiewettaken en behoud van sw-infrastructuur
Hoewel veel gemeenten sw-bedrijven – door hun infrastructuur, expertise én ervaring –
                  belangrijk vinden om een meer inclusieve arbeidsmarkt te bereiken, hebben steeds meer
                  sw-bedrijven zorgen over het feit dat de uitstroom van Wsw’ers onvoldoende wordt opgevangen
                  door genoeg instroom van mensen uit de doelgroep van de Participatiewet. Zo is in
                  de periode 2014–2020 het aantal Wsw-ers met 31.500 gedaald en staat hier een instroom
                  van 18.300 personen uit overige doelgroepen tegenover. Daar komt bij dat de vergoeding
                  die sw-bedrijven voor de laatste groep ontvangen, lager is dan de vergoeding per Wsw’er.
                  Dit leidt tot een verlaging van de inkomsten bij sw-bedrijven en kan op langere termijn
                  de sw-infrastructuur nadelig beïnvloeden. Hoewel keuzes hieromtrent decentraal bij
                  gemeenten, sw-bedrijven en hun arbeidsmarktpartners liggen, zal ik deze ontwikkelingen
                  nauwlettend volgen en met gemeenten bespreken. Uiteraard informeer ik uw Kamer wanneer
                  zich relevante ontwikkelingen voordoen.
               
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid