Brief regering : Voortgangsrapportage verlagen systeemdruk door NWO en VSNU en Inspectierapport SZW over werkdruk bij universiteiten
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 929 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2021
Hierbij zend ik uw Kamer de voortgangsrapportage over het actieplan «Integraal plan
verlagen druk op het systeem» van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU)1. Deze rapportage gaat in op de resultaten die NWO en VNSU het afgelopen jaar hebben
bereikt om de aanvraagdruk en daarmee de werkdruk onder onderzoekers te verlagen.
Ik vind het een goede zaak dat, ondanks het uitbreken van de coronacrisis en alle
extra energie die nodig was om onderwijs en onderzoek goed door te laten gaan, NWO
en VSNU deze vooruitgang hebben geboekt ten gunste van de onderzoekers van de universiteiten.
Ik beschouw dit als eerste stappen, die een stevig vervolg verdienen en blijf daarom
in gesprek met VSNU en NWO.
Tevens publiceerde de Inspectie SZW afgelopen zomer naar aanleiding van ruim 700 klachten
van WOinActie een rapportage over werkdruk onder onderzoekers en docenten van universiteiten2. Hierbij is ook gekeken naar arbeidsmarktdiscriminatie en psychosociale arbeidsbelasting.
Basis van dit onderzoek waren door universiteiten aangeleverde actieplannen. Op basis
van een analyse van deze plannen heeft de Inspectie SZW geconcludeerd dat de veertien
universiteiten in Nederland veel aandacht besteden aan de werkdruk van hun personeel,
maar dat dit nog niet voldoende effect heeft. Volgens de Inspectie zijn veel van de
(voorgenomen) maatregelen nog te veel op het individu gericht en stellen instellingen
onvoldoende de vraag of de maatregelen aansluiten bij de achterliggende oorzaken van
de problematiek. Er is dus, volgens de Inspectie SZW, eerder sprake van symptoombestrijding
dan van bronaanpak.
Deze conclusies geven volgens de Inspectie SZW aan dat er nog ruimte is voor verbetering
van het personeelsbeleid van de universiteiten. Ik wil daarom in gesprek met de universiteiten
en werknemersvertegenwoordigingen om samen dieper in te gaan op de oorzaken en te
kijken welke oplossingsmogelijkheden er liggen. Het is belangrijk om daarbij zowel
naar arbeidszaken, de academische werkcultuur als naar de ongewenste prikkels in het
systeem te kijken. Ik geef hiermee ook uitvoering aan de motie Kerstens en Van den
Hul, die verzoekt in overleg te treden met vakbonden en werkgevers om te onderzoeken
hoe tot een aanpak van de hoge werkdruk en het structurele overwerk gekomen kan worden.3 In dit verband wijs ik ook op de brede maatschappelijke samenwerking burn-outklachten
die gericht is op het voorkomen en verminderen van burn-outklachten en het vergroten
van de mentale weerbaarheid van werkenden, toekomstig werkenden (studenten) en zzp’ers.4 Ook heb ik recent met De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen (KNAW) gesproken over hun advies «Een slimmer academisch jaar»5 waarbij er kansen liggen om de (werk)druk op studenten en docenten/onderzoekers te
verlagen door bijvoorbeeld het aantal onderwijsweken en het aantal toetsweken te verminderen.
In november bespreekt De Jonge Akademie hun advies met de universiteiten, waarna de
balans kan worden opgemaakt. Op basis daarvan kunnen eventuele vervolgstappen worden
bepaald.
In hun reactie op het Inspectierapport verwijzen de universiteiten ook naar onderfinanciering
als belangrijke oorzaak van werkdruk op universiteiten. Ook in de voortgangsrapportage
over vermindering systeemdruk van VSNU en NWO wordt benadrukt dat extra middelen nodig
zijn om knelpunten in het systeem op te vangen. Die oproepen staan niet op zichzelf.
Ook PwC constateerde in haar recente onderzoek naar de toereikendheid van het macrobudget
voor onderwijs en onderzoek dat een forse investering in het wetenschappelijk onderwijs
en hoger beroepsonderwijs nodig is om het budget toereikend te maken. De commissie
Weckhuysen kwam tot een vergelijkbare conclusie over een tekort aan middelen en de
daardoor toenemende «projectificering» en de druk op het wetenschapssysteem. Extra
middelen zijn nodig om de problemen rond werkdruk, aanvraagdruk en werkstress te doen
afnemen. Het is aan een nieuw kabinet om deze signalen mee te nemen in de bredere
budgettaire afwegingen.
Wat het Inspectierapport SZW nog eens laat zien: extra middelen alleen zijn niet voldoende. Het verlagen van de werkdruk vraagt ook om een verandering van
de (internationale) academische werkcultuur. Juist daarover zal het gesprek gaan met
instellingen: ook binnen budgettaire grenzen moet er een gedegen aanpak zijn van werkdruk
en werkstress, in een veilige omgeving waarin geen sprake mag zijn van discriminatie
en intimidatie. Ook het hoge aantal tijdelijke contracten draagt bij aan werkdruk
in de wetenschap. Het terugdringen van het aantal tijdelijke contracten verdient daarom
ook aandacht in deze gesprekken. Tot slot moet er op een gezonde manier erkenning
en waardering plaatsvinden binnen het beloningssysteem.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap